| |
| |
| |
De Larense Boekhandel
| |
[Literaire boekengids - Voorjaar 1984]
‘Verzamelde werken moeten natuurlijk altijd gebonden’
Mag een boekomslag zwart zijn? Wordt het een paperback of verschijnt het in gebonden vorm? Zouden van de roman Opwaaiende zomerjurken honderdduizend exemplaren zijn verkocht als de titel Pathetische sonate was geweest?
Voor een boek in de winkel ligt, zijn er talloze beslissingen genomen die voor een groot deel te maken hebben met het uiterlijk van het boek.
Rudie Kagie sprak met uitgevers, auteurs, vormgevers, typografen en boekhandelaren, die allemaal hun ideeën hebben over hoe boeken eruit moeten zien om de aandacht van het publiek te trekken.
Het oprukken van de zilveren letters, de overgang van lood naar fotozetten, de toenemende belangstelling voor het gebonden boek, en de macht van Sonja.
De Literaire Boekengids is een uitgave van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, Langestraat 61, 1015 AK Amsterdam
Tekst: Rudie Kagie / Eindredactie: Diny van de Manakker / Omslag en vormgeving: Jaap Lieverse / Foto's: Hans Aarsman, Hans van den Bogaard (omslag) / Produktie: BV Weekbladpers
De auto, een grijze Landrover, werd onbeheerd aangetroffen op de bandijk. De veiligheidsriem hing naar buiten.’ Wim Hazeu schreef weer een roman. De bandijk, 160 bladzijden, prijs f27,50. Verschijnt in april bij Nijgh & Van Ditmar. Uit de voorjaarscatalogus van de uitgeverij: ‘De veiligheidsriem hing naar buiten en werd door de windstoten bij vlagen opgetild. Het metalen gordelstuk klepperde op het asfalt.’
Joop van Gool van de Bussumse Boekhandel heeft de wervingstekst gelezen. ‘Spannend,’ mompelt hij. Hij wil de roman straks graag verkopen en nu zit Gea Thuis, vertegenwoordigster van de uitgeverij, klaar om zijn eventuele vragen te beantwoorden.
‘Gaat Hazeu zelf nog wat ondernemen om het boek te promoten?’ ‘Aha, je wilde hem vragen het boek te komen signeren in je winkel.’ ‘Nee, dat bedoel ik niet. Hazeu heeft connecties bij radio en televisie. Gaat hij die inschakelen om een beetje reclame te maken voor zijn boek?’
‘Weet ik niet. In het verleden is het wèl steeds zo geweest dat een nieuw boek van Hazeu snel de aandacht van de media trok. Onze verwachtingen zijn ook dit keer hooggespannen.’
Van Gool houdt het omslagontwerp voor De bandijk kritisch op een afstand.
| |
| |
‘Dat deugt niet,’ zegt de boekhandelaar. ‘Donkere letters op een blauwe ondergrond, dat is moeilijk te lezen.’ ‘Je hebt gelijk,’ zegt de vertegenwoordigster. ‘Dat omslag deugt niet. Wij zijn ook ontevreden, er gaat het nodige aan veranderen.’
Nijgh & Van Ditmar komt in het voorjaar met meer nieuwe boeken.
Daar zijn een biografie en een verhalenbundel van Mary Dorna, die respectievelijk f 37,50 en f 21,20 gaan kosten. De boekhandelaar twijfelt: ‘In de eerste plaats vind ik de prijs èrg hoog, in de tweede plaats vind ik Mary Dorna niet een dermate boeiende figuur dat er zo'n lijvige biografie over haar moet verschijnen.’
Dat is de vertegenwoordigster niet met hem eens. De Mary Dorna-bundel die De Engelbewaarder een paar jaar geleden uitgaf is nu een collectors item met antiquarische waarde. Totaal uitverkocht. Nergens meer te krijgen. De markt is rijp voor nieuwe Mary Dorna's. ‘Misschien dat de prijs iets omlaag kan, maar veel minder zal het niet worden.’
Daar is het omslag van Taal ter sprake, 112 pagina's tekst à f17,50, geschreven door Trouw-redacteur J.G.A. Thijs.
‘Dit ziet er dom en doelloos uit,’ vindt de boekhandelaar.
‘De meningen zijn verdeeld,’ antwoordt de vertegenwoordigster.
De boekhandelaar: ‘Sorry hoor, maar zoals dit eruit ziet, dat slaat echt nergens op. De inhoud kan nog zo aardig zijn, dit raak ik aan de straatstenen niet kwijt. Je mag het houden van me, volgende boek graag.’
Daar is het omslag van Sterren en strepen, een verhalenbundel van Cornelis Ch. Goslinga.
‘Alsjeblieft zeg, nee, wat moet ik ermee?’
Daar is het omslag van Aan het einde van de middag, een roman van M. Jacob.
‘Tja, een ontwerp van Robert Nix, die stijl herken ik. Als ik dit boek neerleg tussen de vijfduizend andere titels die ik uit elkaar moet zien te houden, valt het op geen enkele manier op. Een slecht omslag. Het wordt niet duidelijk dat het verhaal zich in Indonesië afspeelt. Laat eens kijken, wat hebben jullie nog meer?’
Het is een prachtig vak, uitgever, maar als de ene na de andere titel flopt is het een métier met weinig toekomstperspectief.
Uitstekende boeken uitbrengen van uitmuntende auteurs is het streven, titels die opvallen als ze in de winkel liggen. Aan de grafische uitvoering wordt dus optimaal zorg besteed. De prijs moet rond het maximaal aanvaardbare schommelen: goedkoop genoeg om de consument tot aanschaf van een exemplaar te verleiden, duur genoeg om er aan te kunnen verdienen.
De succesvolle literaire uitgever koppelt commercieel inzicht aan goede smaak. Hij selecteert het schrijftalent dat bij zijn fonds past en vraagt zich bij elk nieuw manuscript af of een paar duizend Nederlan- | |
| |
ders er twintig, dertig gulden voor over zouden hebben om het te lezen. Daar wordt nooit marktonderzoek naar gedaan.
Gea Thuis, vertegenwoordigster van Nijgh & Van Ditmar
Fingerspitzengefühl, een open oog en een open oor moeten voldoende zijn.
Liesbeth ten Houten, directeur van Nijgh & Van Ditmar, wil weten wat er leeft onder de afnemers van het drukwerk dat haar bedrijf produceert.
Boekhandelaren en inkopers paraderen langs haar tafeltje in het Topkring-Ceniko-beurscomplex te Hoevelaken. Uitgevers presenteren hier trots hun voorjaarscollectie, de detailhandel bestelt. Terwijl Liesbeth ten Houten geplaatste orders noteert, dwalen haar gedachten nu en dan af naar een boek dat misschien komend najaar bij Nijgh & Van Ditmar zal verschijnen. Ze heeft een manuscript op schoot liggen. Als de tekst boeiend genoeg is, krijgt de auteur volgende week het langverwachte briefje waarin - ‘zeer tot ons genoegen’ - de publikatie van zijn of haar roman wordt aangekondigd. Valt de woordenbrij tegen, dan gaat - ‘helaas, tot onze spijt’ - het pak papier retour. Van manuscripten lezen tot boeken verkopen - de directeur van een uitgeverij beschikt waarlijk over een gevarieerde functie.
‘Inclusief herdrukken geven we zo'n honderddertig boeken per jaar uit, we zijn maar met z'n tienen, dus we werken hard,’ zegt Liesbeth ten Houten. ‘We moeten zorgen dat we goede edities hebben. Nescio, Vestdijk, Slauerhoff, Gijsen - dat geven we uit, dat wordt opnieuw gezet en er mag geen fout in staan. De manuscripten waar een boek van komt, wil ik zoveel mogelijk zelf lezen, maar ik wil ook contact met de boekhandel, anders zit je maar achter je bureau zonder dat je weet hoe het overkomt wat je doet. Hier hoor ik wat de problemen zijn, waar behoefte aan is en wat men van de vormgeving vindt. Als V&D denkt van een bepaald boek veel te kunnen omzetten, maar klaagt dat ze het omslag afschuwelijk lelijk vindt, dan gooien we er een ander omslag omheen. Natuurlijk doen wij dat. Zij kennen de consumenten beter dan wij. Hier, Uit den dood van Arnold Aletrino. Zwart omslag. Er wordt van gezegd dat zwart niet verkoopt, maar je probeert het eens anders hè. Niet aldoor hetzelfde. Altrino was als mens interessanter dan als schrijver, maar het is toch wel leuk iets van hem te lezen. Dat zeg ik de boekhandelaren die hier komen er eerlijk bij. De boekhandelaren weten wat ze aan ons fonds hebben, ze kennen het klappen van de zweep. Wat ze vooral van ons willen horen zijn verkoopargumenten. De rest weten ze onderhand wel - dus geven wij ze verkoopargumenten.’
Van de vele wetten waar het boekenbedrijf aan onderworpen is, luidt de belangrijkste: een boek kan pas verschijnen nadat een manuscript is ingeleverd. Nederland telt 101 uitgeverijen die de binnenlandse markt samen met zo'n vijfhonderd nieuwe literaire titels per jaar verrijken. Dat moet een fractie zijn van het manuscriptencircuit dat nimmer de drukpers haalt. Alleen al bij De Arbeiderspers komen soms meer dan twintig uitgetikte romans, novellen en poëziebundels per week binnen.
‘Vaak op beduimeld papier, daaraan zie je dat het door verschillende andere uitgevers is afgewezen. Soms heeft de auteur onderaan op de eerste bladzijde vijf puntjes getypt: daar hoeft de uitgever alleen nog maar zijn naam in te vullen en dan kan de zaak zó naar de zetterij,’ vertelt Martin Ros, redacteur van De Arbeiderspers.
Het tragische voor bijna alle auteurs is dat de zaak nooit naar de zetterij gaat. Met dank voor de inzage worden de vruchten van hun huisvlijt bijna bij voorbaat terug gestuurd. Ros herinnert zich maar één voorbeeld van een manuscript dat ongevraagd op zijn bureau belandde en de moeite van het uitgeven waard bleek. Dat betrof de vrijmoe- | |
| |
dige memoires van de Amsterdamse taxichauffeur Harry Boting. Met behulp van lijmpot en schaar destilleerde Ros Wie geeft me jatmous? uit deze aantekeningen, destijds een zeer succesvol boek. ‘Maar dan spreek ik van meer dan twintig jaar geleden. Ik werkte nog niet zo lang bij de uitgeverij en had de raad gekregen niet te veel aandacht te besteden aan al die slush-pile van taxichauffeurs, glazenwassers, schoolmeesters en handelsreizigers. Dat kon meestal ongezien terug. En verdomd, kort daarop werden me die verhalen van Boting aangeboden.’
In De toekomst van het boek, een binnenkort bij de Amsterdamse éénmansuitgeverij Joost Nijsen verschijnende verzamelbundel, onthult Arbeiderspers-directeur Theo Sontrop zijn selectiecriteria. ‘Alles wat er binnenkomt op ring-blocs - vergeet u dat maar,’ adviseert hij. ‘Alles wat binnenkomt in die prachtige plastic cahiers - daar is nooit iets bij, of hoogst zelden, het zou een absurd toeval zijn. Over het algemeen doet het vreemde zich voor dat wanneer mensen iets maken dat de moeite waard is, en ik weet niet hoe dat komt, het in zijn dooie eentje op de pagina stáát. Tekst heeft iets van esthetiek. Mensen die vier gedichten op één kwarto-velletje typen, houden niet zo van hun eigen werk of er is iets mee. Kan ik dat bewijzen? Nee, maar dat is de expérience vécu.’
De Arbeiderspers geeft Maatstaf uit. F.B. Hotz en Tessa de Loo die korte verhalen naar dat blad opstuurden, debuteerden later met verhalenbundels bij De Arbeiderspers.
Publiceren in een literair tijdschrift is niet zelden een opstapje naar een schrijverscarrière. Die bladen fungeren als reservoir voor jong talent. Andere manieren om de aandacht van een uitgeverij te trekken zijn omslachtiger.
Bij De Bezige Bij gelooft redacteur Wim van Beusekom dat ‘het aantal mensen dat iets aardigs kan schrijven nu groter is dan een paar jaar geleden’. Hij trof werkelijk wel eens een literaire verrassing, die de moeite van het uitgeven waard was, in de postzak aan. ‘Debutanten,’ zegt Van Beusekom, ‘zijn over het algemeen mensen met haast. Als iemand eenmaal heeft besloten om in de openbaarheid te treden, wil hij meestal niet te lang wachten met de uitvoering van dat besluit.’ De verschijningsdatum van een gepland literair debuut wordt dus zelden uitgesteld. Dat lot treft vaker werk van min of meer gevestigde auteurs. ‘Verschuivingen in het programma ontstaan meestal als het om forse investeringen gaat. Als er vier dure boeken binnen één jaar worden uitgegeven is het verstandiger om een vijfde boek waar veel geld in gaat zitten wat uit te stellen.’
Is een auteur eenmaal doorgedrongen tot het fonds van een uitgeverij, dan staat de trein op de rails.
| |
| |
Presentatie van de nieuwe boeken van het voorjaar, op 20 februari in de Rai in Amsterdam
‘Wij haten eendagsvliegen,’ zegt Martin Ros van De Arbeiderspers. ‘Het is een kwestie van dóórgaan. Ook als een tweede of derde boek van een bepaalde schrijver wat minder is dan zijn vorige blijven we hem uitgeven. Continuïteit is belangrijk.’ De schrijver wordt gecoached door de redactie van de uitgeverij. In overleg worden overtollige zinnen geschrapt, passages gaan op verzoek andermaal door de schrijfmachine - en zo groeit soms in eendrachtige samenwerking tussen auteur en producent de literaire sensatie van het seizoen.
‘We gaan in dat adviseren redelijk ver, maar er wordt geen letter veranderd zonder dat de auteur er in gekend is,’ garandeert Bezige Bijredacteur Van Beusekom. ‘Als wij een manuscript hier bekeken hebben en besluiten om het uit te geven, dan haalt de eindredactie er nog één keer de stofkam doorheen. In zijn simpelste vorm betekent dat toezicht op de punten en komma's. Soms moet er meer aan gebeuren. Dan blijken er bij voorbeeld inconsequenties in een verhaal te zitten, die eruit moeten.’
Boeken hebben, net als mensen, hun succes vaak aan hun titel te danken. Zo kon tijdenlang geen dampend bekertje Nescafé de Nederlandse bedrijfskantines verlaten zonder dat omstanders als in een reflex En dan is er koffie brulden. Een geslaagde boektitel komt voor in de volksmond te liggen.
Zouden er van Opwaaiende zomerjurken honderdduizend exemplaren zijn verkocht als het boek - zoals aanvankelijk de bedoeling was - Pathetische sonate had geheten?
Bij De Bezige Bij verschijnt dezer dagen Wie doet de koningin?, een verzameling columns van Remco Campert. In eerste instantie was de titel van de bundel Tot laat in de nacht onrustig. Het omslag lag al bij de drukker toen Campert met klem verzocht het boek ter voorkoming van misverstanden een andere naam te geven. De auteur was geschrokken van aanplakzuilen en blinde muren waar met grote letters reclame werd gemaakt voor - hoe is het mogelijk - En het bleef nog lang onrustig in de stad, de nieuwe theatershow van Robert Long en Leen Jongewaard.
Het had weinig gescheeld of de verhalenbundel Het geheim van de zwaan van Helen Knopper zou Het huis ernaast hebben geheten. Er moest een andere titel worden bedacht toen bleek dat van Marga Minco ooit Het huis hiernaast was uitgegeven.
Als de titel is vastgesteld en het manuscript in de uitgeverskluis rust, wordt op de kalender een geschikte verschijningsdatum van het boek geprikt. Schrijver en uitgever zien het boek op dat moment in gedachten al op tafel liggen, compleet met rechte rug en een cover die tot de
| |
| |
verbeelding spreekt. Het zal waarschijnlijk een paperback zijn - geen pocket. Querido distribueert weliswaar goedkope Salamanders, maar dat zijn - evenals wat in de tientjesreeks van De Bezige Bij verschijnt - herdrukken van goedverkochte meesters der vertelkunst.
De meeste romans, novellen en verhalenbundels komen er als paperback uit te zien. ‘Een uitgever kan zich tegenwoordig nauwelijks nog profileren met het formaat van zijn boeken,’ zegt Ernst Nagel, produktiechef van De Bezige Bij. ‘Bijna alle literaire boeken hebben nu het bekende formaat van twaalfeneenhalf bij twintig centimeter. Toen De Bezige Bij met de literaire reuzenpocket begon, was dat iets unieks. Dat was hèt gezicht van De Bezige Bij.’
Duisternis en stilte zijn over de Amsterdamse Herengracht gevallen, maar Bert Bakker negeert de wijzers van de klok. De uitgever maakt geen aanstalten om naar huis te gaan. Zijn benen rusten op een wit bureau, hij drinkt bier uit een beugelfles en inventariseert de verschillen tussen toen en nu. Toen hij in 1966 in de zaak van zijn oom werkte, waren er zestien krachten bij het bedrijf in dienst. Jaarlijks werden zo'n vijfentwintig boeken uitgegeven. ‘We werken hier nog steeds met z'n zestienen, maar nu geven we tachtig titels per jaar uit. Destijds duurde het een jaar om een boek te produceren. Als het nodig is, kan het nu binnen een maand.’
Bakker herinnert zich hoe zijn firma in de jaren zeventig met romans van ongebruikelijke afmetingen aan het experimenteren sloeg. ‘We zijn in dit land,’ zegt hij, ‘jarenlang getiranniseerd door de paperback van twaalfeneenhalf bij twintig centimeter, de literaire reuzenpocket die door Harry Mulisch is bedacht. Wij zijn een stap verder gegaan. Toen ik Zen en de kunst van het motoronderhoud wilde uitgeven, bleek dat een lijvig boek van die omvang minstens f34,50 moest gaan kosten - voor die tijd een enorm bedrag. De boekhandel zou niet makkelijk bereid zijn een paperback van die prijs in te kopen. Toen was hier iemand die riep: waarom proberen we het niet eens op groot formaat, zoals de Fransen dat doen? We hebben het boek toen een paar centimeter groter gemaakt dan in Nederland gebruikelijk was. Het liep als een trein.’
Een kloek boek rechtvaardigt een kloeke prijs. Umberto Eco's bestseller De naam van de roos kost f39,50, maar daar staat een bladspiegel van 23,5 bij 15 centimeter tegenover.
‘Het is altijd schuiven tussen wat mensen van een boek verwachten, wat ze bereid zijn voor een boek te betalen en wat wij voor een boek moeten vragen om er iets aan over te houden,’ zegt Bert Bakker. ‘Je probeert steeds iets nieuws te verzinnen; iets dat andere uitgevers niet hebben. Zo hebben wij jarenlang de reeks vierkante boekjes uitgegeven, twintig bij twintig centimeter. Dat was in de jaren zestig ontstaan. Er lag een bundel met protestliedjes van Jaap van de Merwe, ik wist niet hoe we dat eruit moesten laten zien. “Waarom maken we er geen vierkant boekje van?” stelde toen de vormgever voor. Dat hebben we gedaan, alles moest anders in die tijd. Toen Simon Vinkenoog het manuscript voor Het moederkruid kwam inleveren hebben we daar ook maar een vierkant boekje van gemaakt. Voordat we er erg in hadden was er een reeks. Daar konden we alle mogelijke onderwerpen in kwijt die niet in een andere rubriek pasten. Vijftig van die dingen hebben we gemaakt. De reeks ontstond vanzelf omdat er boeken waren die vierkant van vorm waren.’
Dan is er nog het gebonden boek, dat zwaar op de hand weegt. Wan- | |
| |
neer valt een auteur de hoge eer ten deel om zijn produkt zo deftig uitgegeven te zien?
De vormgevers van Hard Werken
Bakker: ‘Aha, het Van Oorschot-boek. Zo noem ik het altijd. Verzamelde werken moeten natuurlijk altijd gebonden. Hans Andreus, 1175 pagina's, dat kun je onmogelijk alleen als paperback uitbrengen.’ De val van Marga Minco verscheen uitsluitend in een gebonden editie: ‘Als zij laat merken dat ze daar prijs op stelt, gaan we dat niet weigeren. Marga Minco is toch een schrijfster die voor veel mensen iets heeft. Van De val hebben we geen pocket- of paperbackeditie gemaakt. Aan de poëziebloemlezing van Gerrit Komrij zien we weer hoe lastig het werken met twee uitvoeringen van een boek kan zijn. De gebonden versie verkoopt minder snel dan de pocket. Nu de pocket aan een herdruk toe is, wil Gerrit de inhoud bijwerken. Maar van een bijgewerkte inhoud voor de pocket kan geen sprake zijn zolang de gebonden editie niet is uitverkocht. Anders zou de gebonden uitgave, niet bijgewerkt, naast de herziene druk in de winkel liggen. Dat kan niet.’
Het gebonden boek rukt allengs op. ‘We zien een duidelijke terugkeer naar de jaren vijftig wat dat betreft,’ zegt Peter van Gorsel, die de verkoopafdeling van Querido en De Arbeiderspers leidt. ‘Het boek heeft ook te maken met verzamelwoede. Er zijn mensen die willen zeggen dat ze àlles van Jeroen Brouwers hebben, kijk, daar staan ze, helemaal compleet.’ Van Gorsel zou persoonlijk best een tientje extra willen betalen voor een gebonden editie van een nieuwe Van Kooten. De Bezige Bij waagt zich vooralsnog niet aan de hard cover bij deze schrijver.
‘Er is,’ zegt produktiechef Ernst Nagel, ‘wèl een publiek dat de gebonden uitvoering van een roman van Jan Wolkers verkiest boven de paperback, maar dat is een ander publiek dan dat Veertig koopt van Kees van Kooten. Er is geen onderzoek naar gedaan, het is gewoon onze ervaring. Bij een nieuwe Hermans zijn er een paar duizend mensen die de gebonden editie kopen. Dat is een gegeven. Maar voor een boek als Veertig ga je toch geen f29,50 betalen als je voor nog geen twintig gulden de paperback kunt kopen? Die bedragen zouden in een scheve verhouding tot elkaar staan.’
Meulenhoff brengt zelfs van de science fiction-auteur Jack Vance gebonden boeken, ‘omdat er mensen zijn die de schrijver goed genoeg vinden voor een tientje méér’. Ineke Hillen, hoofd van de produktie-afdeling van Meulenhoff, zou willen dat Querido de roman Vallende ouders van A.F.Th. van der Heijden behalve als paperback ook gebonden had laten verschijnen. ‘Verzamelde werken, boeken die bij voor- | |
| |
baat klassieken zijn en boeken die zich tijdens de verkoop als klassieken ontpoppen,’ verschijnen bij Meulenhoff hard bound.
‘Er zijn twee trends,’ zegt Ineke Hillen. ‘Enerzijds willen de mensen de laatste jaren graag goedkope boeken hebben. Daarom zijn pockets zo populair, wat een terugkeer naar de trend van de jaren vijftig en zestig betekent. Met pockets kan de uitgeverij een groot publiek bereiken. Anderzijds groeit de belangstelling voor het gebonden boek. Er zijn mensen, niet erg veel, voor wie boeken zoveel in hun leven betekenen dat ze bereid zijn er meer voor te betalen als ze er mooi uitzien. Daarvoor kiezen we de klassieken uit ons fonds. Er zijn geen voorbeelden van debuten die direct in zowel gebonden als in paperback worden uitgebracht. Maar als een schrijver eenmaal lóópt, zoals Oek de Jong, dan gebeurt het wel.’
Het monumentaal uitgeven kan ook een aardigheid tegenover de auteur zijn, zegt Martin Ros van De Arbeiderspers. ‘We hebben gedacht dat we een circuit van gebonden Carmiggelts op gang konden brengen, maar dat lukte niet. Daar hielden de mensen niet van. Maar een gebonden Nooteboom ging dan weer prima. Het gebonden boek getuigt van een gezonde kakkineusheid, dat mag literatuur best hebben, vind ik.’
Het verdriet van België, het 774 pagina's tellende epos van Hugo Claus, verscheen uitsluitend als bijbeldik document. Er zijn geen plannen voor een paperback.
‘De meeste manuscripten die we gaan uitgeven worden door iedereen van de redactie gelezen zodat we dan kunnen bespreken hoè we het gaan uitgeven,’ vertelt Wim van Beusekom van De Bezige Bij. ‘Toen we Het verdriet van België hier binnenkregen was iedereen het er over eens dat het een geschenk uit de hemel was, maar tegelijkertijd rees de vraag wat we er mee aan moesten. In fotokopie was dat manuscript een pak van dertig centimeter dik. Het paste niet in onze serie paperbacks van Nederlandse auteurs. Er is uitvoerig overleg gepleegd tussen de redactie, de commerciële afdeling en de produktie-afdeling. In eerste instantie dachten we dat er misschien een paperback van zeshonderd bladzijden van te maken zou zijn. Toen we er niet uitkwamen, hebben we de vraag omgedraaid. We hadden het boek gelezen. We wisten wat het was. Toen hebben we gezegd dat we er graag een gebonden boek van zouden willen maken: zo'n achthonderd pagina's op dun papier - en dan kijken we wat dàt kost. Bij een normale oplage kwam de prijs op rond de honderd gulden. Toen hebben we ons de vraag gesteld wat het zou mògen kosten. Het zou mooi zijn als de prijs beneden de vijftig gulden kon blijven, hebben we tegen elkaar gezegd. Door het verhogen van de oplage is dat gelukt. Technisch gesproken was een paperback ook mogelijk geweest, maar dan had je een onhandelbaar leesboek gekregen. We hebben de gok gewaagd. Iedereen was het er hier wel over eens dat het boek veel indruk zou maken, maar in hoeverre de kwaliteit van het boek door verkoopcijfers gehonoreerd zou worden, moesten we afwachten.’
Het verdriet van België werd gedrukt bij Hooiberg te Epe. Het eveneens gebonden De laatste deur van Jeroen Brouwers liet De Arbeiderspers maken in de DDR: het land waar ze nog ambachtelijk uit lood zetten en de complete Herstellung van een gebonden prachtboek minder kost dan het ten onzent laten drukken van een paperback. Ook Meulenhoff en Elsevier verblijden de Oostduitse grafische industrie met menige zet-, druk- en bindorder.
‘Een aantal Nederlandse drukkerijen is de laatste jaren gefailleerd,
| |
| |
niet per se daardoor, maar het zal wel meegespeeld hebben,’ schrijft Theo Sontrop in zijn eerder genoemde bijdrage aan de bundel De toekomst van het boek. ‘Aan de andere kant,’ vervolgt hij, ‘is het zo, dat wanneer die uitgeverijen in moeilijkheden komen er nooit een drukker langskomt die zegt: “Zal ik mijn spaarvarken eens stukhakken, dan kom ik dat geld bij jou langsbrengen.” Daar hoeft u ook niet op te rekenen, want de wereld is slecht en zakelijk.’
Presentatie van de nieuwe boeken van het voorjaar
Ineke Hillen van Meulenhoff reist twee keer per jaar naar de Leipziger Messe. Ze vertelt: ‘Dat doe ik nu al zo'n tien jaar. Daar word je door alle hoge heren van de drukkerijen mee uit dansen genomen op jaren vijftig-muziek. We slapen in een meisjestehuis waar de studerende meisjes die er wonen uitgegooid worden voordat we komen.’ Levert een Nederlands manuscript voor Oostduitse zetters geen problemen op? ‘Nee,’ zegt Ineke Hillen, ‘we werken al zo lang met ze, de meesten zijn erop ingesteld. Zo'n zetter hoeft geen Nederlands te kunnen lezen. Zetters lezen geen teksten, zetters lezen tekens. Wat ze moeten leren is het afbreeksysteem in het Nederlands. Dat is niet zo moeilijk. Vanmorgen kreeg ik tachtig pagina's proefdruk binnen van een boek dat zeshonderd bladzijden dik gaat worden. Er zit bijna geen fout in.’ Als de boeken klaar zijn, wordt de partij keurig door een Oostduitse vrachtwagenchauffeur afgeleverd bij het Meulenhoffdepot in De Meern.
Dit,’ zegt de uitgever, ‘dit is een klassieke Stip, als vanouds geschikt voor bruiloften en partijen.’ Zijn hand rust op een vergeeld exemplaar van de limerick-bundel Variaties op een misverstand. Bert Bakker zal het boekje binnenkort opnieuw uitgeven in het kader van de oplevende belangstelling voor het oeuvre van Kees Stip. Hoe moeten deze variaties op rijm - benevens negenenveertig andere titels - eruit komen te zien?
De staf van de uitgeverij beraadt zich aan de vergadertafel. Men drinkt zwarte koffie om wakker te worden. De uitgever wrijft zich arbeidsbelust in de handen.
Produktiechef Sander Bekkers bladert door de Variaties op een misverstand. ‘Drieëntachtig pagina's,’ zegt hij peinzend.
‘Dat kunnen er best zestig worden,’ vindt Bert Bakker. ‘Ik zou zeggen: we maken er een gebonden uitgave van à la Dieuwertje Diekema, oplage vierduizend stuks.’ Rudo Hartman wordt gevraagd voor de typografie van het binnenwerk, Rick Vermeulen moet het omslag maken.
Het vierde deel van het Geheim dagboek van Hans Warren staat op stapel. De auteur zal per brief verzocht worden een foto van zich zelf op te sturen uit de periode die het dagboek beslaat.
‘Wat was de oplage van de vorige delen?’ vraagt Bakker.
‘Vijfendertighonderd,’ antwoordt Bekkers.
| |
| |
De uitgever tikt met het uiteinde van de balpen op tafel. ‘Doe maar vierduizend nu,’ beslist hij.
Helen Knopper werkt aan een nieuwe verhalenbundel. De schrijfster liet weten nogal gecharmeerd te zijn van het blauwe omslag dat het romandebuut Buitenstaanders van Renate Dorrestein sierde. Kan er voor Knoppers aanstaande boek een soortgelijk uiterlijk geregeld worden? ‘Komt voor elkaar,’ belooft Sander Bekkers. Voorts zal Koude sambal, de Indonesische herinneringen van Peter Andriesse die eerder bij Manteau en laatstelijk bij Loeb & Van der Velden verschenen, in een oplage van tweeduizend door Bakker worden herdrukt.
‘Ik wil twee prijscalculaties,’ zegt de uitgever. ‘Ik wil weten wat het kost als we het bestaande zetsel reproduceren en ik wil weten wat het kost om het boek opnieuw te laten zetten.’
Sander Bekkers heeft de opnieuw te lanceren bundel al van de stapel gepakt. Hij inspecteert de kwaliteit van het zetsel. ‘Ziet er prima uit,’ bromt hij. ‘Zouden we zò kunnen overnemen.’
‘Toch wil ik twee calculaties, we moeten het één tegen het ander afwegen,’ houdt Bakker vol. ‘Als we zelf laten zetten hoeven we niet met Van der Velden in onderhandeling over de overname van het zetwerk.’ In ieder geval kan de vormgever alvast achter zijn ontwerptafel schuiven voor het maken van een splinternieuwe Koude sambal-cover.
Er dient een typografische indeling te komen voor de vertaling van Palomar van Italo Calvino. De fabricagekosten van de uitgave (zetten, drukken en binden) zijn reeds bekend: bij een omvang van 128 pagina's op het ‘bekende twaalfeneenhalf-bij-twintig-formaat’ en in een oplage van drieduizend wordt de kostprijs f3,65 per stuk. Aangezien alleen de boekhandel en de btw al bijna de helft van de revenuen opeisen, betekent dat een winkelprijs van f 19,50. De kostprijs van de Nederlandse versie van Blue Highways van William Least Heat Moon komt op f 10,95 per exemplaar, dat wordt een winkelprijs van f 38,50. Het boek krijgt het zogeheten kanjer-formaat ter grootte van De naam van de roos. De omvang is nu beraamd op 384 pagina's. Zou de bladspiegel een slag kleiner zijn dan betekende dat veertig pagina's méér tekst.
Deel drie van de verhalenbundels van Anaïs Nin zal verschijnen.
‘Ik zie dat deel één en twee niet uit het zelfde lettertype zijn gezet,’ zegt de uitgever.
‘Je wilde alle delen samen te zijner tijd laten bundelen tot één boek, zodat we het zetsel nòg een keer kunnen gebruiken?’ vraagt de produktiechef.
‘Ja natuurlijk,’ zegt de uitgever.
In een onttakeld fabriekslokaal aan de rand van Rotterdam worden de omslagen van de meeste Bert Bakker-boeken ontworpen. De stijl waarin dit geschiedt getuigt van een eigenzinnige - dus omstreden - kijk op drukwerk. Het is de stijl van de vereniging Hard Werken, een collectief van zes grafische vormgevers. Niet alle auteurs van de uitgeverij weten de frisse of chaotische, de moderne of rommelige omslagen onvoorwaardelijk te waarderen. Het is een kwestie van smaak, en een reeks incidenten bewijst dat er over smaak wel degelijk te twisten valt.
Hard Werken-ontwerper Gerard Hadders voorzag het voorplat van Heer, bewaar de kattemepper, een bundel van de jonge dichter Simon Knepper, van een speelse opdruk. In vier kleuren stonden vier verschillende lettertypen in vier verschillende grootten door elkaar. Het reismodel (ten behoeve van het vertegenwoordigerskoffertje van de
| |
| |
uitgeverij) was al gedrukt toen de jonge dichter in toorn ontvlamde. Zo'n wild en woest omslag om zijn bundel? Nooit! Hadders zwichtte voor de kritiek. Hij maakte een Gallimard-achtig, tweede ontwerp, dit keer uitgevoerd in de grijs-zwarte tinten van een rouwkaart. Knepper was in zijn nopjes, Hard Werken mokt ‘heel zonde’, bij monde van Rick Vermeulen, een van de zes vormgevers van het collectief. ‘Wat wij hier niet begrijpen is dat zo'n jong iemand als Knepper voor zo'n saai omslag kan kiezen. Die jongen maakt gedichten over dronken konijnen en zo. Maar het omslag dat hij afkeurde was hem te frivool. Dan denk ik: hoe zit dat?’
Tijdens de presentatie van de nieuwe boeken van het voorjaar
Er zijn ook vurige fans die zeggen boeken van Bert Bakker uitsluitend vanwege het omslag te kopen. Onlangs belde zo'n bewonderaar op, vertelt Kees de Gruiter, de ‘coördinator’ van Hard Werken. ‘Die jongen vertelde dat hij de boeken regelmatig kocht en dan bij thuiskomst altijd spijt had. Hij wilde ze eigenlijk helemaal niet lezen, hij vond alleen de omslagen zo mooi. Dat kostte hem handenvol geld en daarom vroeg hij of wij niet wat losse omslagen voor hem hadden zodat hij die boeken tenminste niet meer hoefde te kopen. Ik heb hem onmiddellijk naar Bert Bakker doorverwezen. Dan hoort die het ook eens van een ander.’
Rick Vermeulen, vroeger bij de uitgeverij in vaste dienst, vindt dat een ontwerper eigenlijk eerst het boek behoort te lezen waar hij voor aan het werk tijgt. ‘Maar lezen lukt helaas niet altijd,’ zegt hij. ‘We hebben af en toe besprekingen op het kantoor van de uitgever, waar dan de voorjaars-, zomer- en najaarsaanbiedingen worden doorgenomen. Wij nemen dat pakket mee naar Rotterdam en dan verdelen we hier de opdrachten. We kijken welk omslag het beste bij iemand past. Bij elke boektitel waar een omslag voor gemaakt moet worden, hoort een instructieformulier. Daarop staat het formaat van het boek, de aard van het omslag, of het in een serie moet en of er eventuele suggesties van uitgeverszijde zijn.’ Onder dat laatste valt bij voorbeeld het krabbeltje ‘als vorige Orbach?’ ter aanduiding van de gewenste cover voor een nieuw boek van Susie Orbach.
Kees de Gruiter zegt: ‘Soms eist de buitenlandse uitgever dat bij de Nederlandse vertaling het omslag wordt aangepast aan dat van de buitenlandse uitgave. Er wordt ook wel eens een cover gemaakt aan de hand van een affiche of een foto uit een film. Als er naar aanleiding van De Lift een boek wordt gemaakt, valt er voor ons weinig te doen. Op dat omslag komt natuurlijk het affiche van de film te staan.’ Oriana Fallaci is de enige buitenlandse auteur in het Bert Bakker-fonds die de omslagen van haar vertaalde boeken wil zien voordat die gedrukt worden. ‘Ze eist dat haar naam er zeer groot opstaat, dat is het enige dat ze wil controleren. Goed, daar houden wij bij het maken van een
| |
| |
ontwerp dus rekening mee.’
‘Kleur,’ zegt Rick Vermeulen, ‘daarover bestaan allerlei rare theorieën. We krijgen van de uitgeverij vaak te horen welke kleur zij zich gedacht hadden voor een bepaald omslag. Witte boeken worden bij voorbeeld smerig, dat wil de boekhandel niet. Zwarte boeken schijnen afstotend te zijn. Een tijd geleden las ik in een Engels tijdschrift dat onderzoek had uitgewezen dat groene boeken niet goed verkochten. Ik denk dat er veel onzin wordt verkondigd over wat wel en niet verkoopt. Ik hoorde dat boekhandelaren het omslag van De Val van Marga Minco in het begin foeilelijk vonden, het verschrikkelijkste dat ze in jaren hadden gezien. Hoeveel exemplaren zijn er van dat boek verkocht? Iets van tienduizend binnen twee weken geloof ik. Toen vond de boekhandel het opeens het prachtigste omslag dat ze ooit onder ogen was gekomen.’
Steeds meer ontwerpen van Hard Werken schitteren en blinken aangezien - overeenkomstig de laatste internationale boekenmode - met goud- en zilverfolie niet zuinig wordt omgesprongen. ‘Wij zijn natuurlijk beïnvloed door de Amerikaanse school,’ zegt Rick Vermeulen. ‘Als je bij American Discount rondkijkt, zie je daar één glittermuur van rijen pockets naast elkaar. Ik vind het pràchtig. Vaak zit er ook nog een gat in die Amerikaanse covers, maar zo ver zijn we hier niet. Komt nog wel.’
De Nederlandse boekenclubs willen commercieel aantrekkelijke boeken best verkopen, maar dan moeten de omslagen er als het kan ‘lekker’ uit zien, afgestemd op de smaak van een breed publiek. Erotica van Anaïs Nin (‘seksuele fantasieën van een vrijgevochten vrouw’), een gebonden bundeling van twee eerder bij Bert Bakker verschenen titels, toont op verzoek van de boekenclub een close up van een hand die onder een bh schuift.
‘Dit is echt een populair omslag. Je probeert iets te produceren dat aan zijn doel beantwoordt, maar persoonlijk had ik liever iets rustigers gemaakt,’ zegt Vermeulen. ‘Die clubs stellen nu eenmaal eisen. Ze vragen bij voorbeeld of er een paar kleuren op het omslag veranderd kunnen worden. Of ze willen dat er in een foto van een blote dame wat extra schaamhaar wordt bijgetekend. Dat heb ik wel eens zitten doen, ja.’
Boekenclubs bedingen een korting tot bijna tachtig procent van de winkelprijs. De meeste uitgevers gaan daar gaarne op in, want de produktiekosten per boek dalen evenredig aan het stijgen van de oplage. Doordat de clubs hun leden een geselecteerd aanbod voorschotelen bestellen zij altijd grote aantallen van een bepaalde titel. Aan deze afname zijn een paar voorwaarden verbonden.
‘Boekenclubs hebben uitgesproken meningen over titels,’ zegt Ineke Hillen van Meulenhoff. ‘Het woord dood mag er niet in voorkomen, sterven mag niet - kortom, alles wat met zwartgalligheid te maken heeft moet vermeden worden. Zulke titels verkopen niet, wordt gezegd. Als wij een bepaalde uitgave aan de boekenclubs willen slijten, proberen we dat boek er als het enigszins kan populairder te laten uitzien. Het is niet onze sterkste kant, moet ik eerlijk zeggen. Het is ons een beetje wezensvreemd om dingen echt populair te maken, maar als het moet doen we ons best. Dan komt ik maar weer met een schilderij van Manet aanzetten of met de een of andere tekening van een dame met een blote boezem.’
Wim van Beusekom van De Bezige Bij noemt het gepraat over titels en kleuren die de potentiële consument zouden afschrikken een ex- | |
| |
cuus om een boek niet te verkopen. Hij zegt: ‘Veel mensen zijn ervan overtuigd dat je nooit zwart in het omslag moet gebruiken. De eerste honderd Zwarte Beertjes-pockets van Bruna waren zwart, Onder professoren van Hermans was zwart en ik heb niet het idee dat de oplage van dat boek onder die kleur gebukt ging. Het woord dood zou je nooit in een titel moeten gebruiken. Wordt gezegd. Maar hoe zit het dan met De dood van een handelsreiziger, Dood in Venetië of Dood in de namiddag?’
Magazijnchef Jaap Wezenberg van De Arbeiderspers en Querido
Wat is een goede vormgever? ‘Dat is iemand die zich aanpast bij het huis waarvoor hij werkt,’ zegt Ineke Hillen. Bij Meulenhoff werkt ze vooral met Zeno Carpentier Alting - ontwerpersnaam kortweg Zeno - en Joost van de Woestijne. Beide heren maken ook omslagen voor andere uitgevers. ‘Toch draagt wat ze voor ons doen op de een of andere manier een onmiskenbaar Meulenhoff-stempel,’ vindt de cheffin van de produktie-afdeling.
‘Joost vertegenwoordigt meer de klassieke richting en Zeno heeft iets reclame-achtigs in zijn aanpak. Bij Bert Bakker volgen ze de trend in het maken van omslagen. Je kunt het heel modern noemen of heel goed of heel slecht - ik heb er hier in ieder geval nooit naar gestreefd zo'n momentopname op te pikken en dan even mee te doen aan zo'n stroming.’
Terwijl ze een paar boeken bij elkaar zoekt ter illustratie van haar betoog zegt ze: ‘Toen ik hier begon, werd me voortdurend voorgehouden dat Meulenhoff-boeken er minder goed uitzagen dan boeken van De Arbeiderspers. We hebben er hard aan gewerkt om dat beeld recht te trekken.’ Dan legt ze de novelle Valentino van Natalia Ginzburg (80 pagina's à f24,50, hard kaft, kalm uitgebalanceerd omslag) naast de herdruk van Henri Charrières avonturenroman Papillon (512 pagina's à f 16,50, slap kaft, knallend voorplat in zilverfolie). Beide ontwerpen zijn van Zeno. ‘Van Valentino hopen we er tweeduizend te verkopen. Het omslag is aantrekkelijk voor een klein publiek. Van Papillon verkopen we er vijfentwintigduizend. Met dat boek richt de uitgeverij zich op een grote groep mensen, daarom ziet het er veel commerciëler uit. In de uitvoering van elk boek moet je rekening houden met de publieksgroep die erin geïnteresseerd is. Ik hang die omslagen altijd een tijdje aan de muur, zodat er commentaar op wordt gegeven. Het is moeilijk om iedereen zijn zin te geven. Als iemand opmerkt dat het misschien leuk zou zijn als een blauw vierkantje op het omslag in een rood vierkantje verandert, word ik wat kriegel. Wat ik heel jammer vind, is dat witte boeken niet mogen. Die raken beduimeld en die vallen niet genoeg op. Ik heb lang gepleit voor witte boeken, ik vind ze prachtig. Vroeger, in de jaren zestig, waren witte boeken erg in de mode. Nu niet meer. Rood verkoopt erg goed, zwart is te somber. Ik bemoei me nogal veel met kleuren. Er zijn periodes waarin je kiest voor geel, daarna is het weer roze en laatst had ik een aanbieding met bijna uitsluitend blauwe omslagen. Ik denk dat de kleur op omslagen te maken heeft met wat op dat moment leeft in de samenleving, op de televisie, in de reclame, in de kunst, overal. Een tijdlang
is de Stijl-beweging natuurlijk erg in de mode geweest. Je ziet het overal terugkomen: overal die lijnen, die strepen, die balkjes. Het is een kwestie van smaak. Er zijn omslagen waar ik wèg van ben en die door anderen hier op de uitgeverij worden gekraakt. Ze vinden het niet mooi of ze denken dat het niet goed verkoopt. Ik denk dat als ik het omslag van García Márques nù zou inbrengen in de vergadering het zou worden afgekeurd. Een te lompe belettering, een te elitair plaatje - ik hoor het al zeggen. Terwijl er honderdduizend van
| |
| |
die boeken zijn verkocht. Waar ligt dat dan aan? Ik weet het niet. Het omslag van Tejo, de bij De Harmonie verschenen lotgevallen van een geëmancipeerde man, ziet er niet echt mooi uit. Toch wordt dat boek heel goed verkocht. Binnen een paar maanden de achtste druk - bàm! Uiteindelijk gaat het dus om de inhoud, niet om de vorm.’
Als de schrijver de elf boeken die hij heeft geschreven naast elkaar legt, nemen ze bijna een heel tafelblad in beslag. Hij knijpt zijn oogleden een weinig toe en overziet zijn oeuvre. Hij zegt: ‘Bij een omslag gaat het niet om mooi of lelijk. Het belangrijkste is dat een omslag het boek een soort meerwaarde verleent.’
Sinds Dirk Ayelt Kooiman in 1971 bij De Harmonie debuteerde met de verhalenbundel Manipulaties, verscheen bijna ieder jaar een nieuw boek van hem. Het laatste was in 1982 zijn vertelling Montyn.
Op het kantoor van de uitgeverij neemt Kooiman De aaibaarheidsfactor van Rudy Kousbroek uit de kast. Zijn hand streelt het grijze kaft, dat aaibaar is: de meerwaarde die het omslag aan het boek geeft. De auteur prijst zich gelukkig met het overzichtelijke karakter van de uitgeverij die zijn boeken uitbrengt. ‘Hier wordt in een proces tussen uitgever, vormgever en schrijver bepaald hoe het boek eruit komt te zien. Bij een grote uitgeverij heeft de auteur daar veel minder of niets over te vertellen. Leendert Stofbergen, de vormgever bij De Harmonie, is een man die zich steeds flexibel opstelt. Aan de hand van drie woorden begrijpt hij wat de ander wil. Er hoeft ook zelden een omslag opnieuw te worden gemaakt. We praten er lang over, vooral bij Montyn hebben we lang geaarzeld over hoe dat boek er uit moest zien. Misschien zou het omslag bij andere uitgevers een nogal sensationeel aanzien hebben gekregen. Het is een avontuurlijk verhaal met als startpunt de Kriegsmarine. We waren als de dood dat het boek in de hoek van spanning en sensatie terecht zou komen. Om dat te voorkomen hebben we voor een zo sober mogelijk omslag gekozen. Er staan alleen letters op. Waarschijnlijk zouden er twee keer zoveel exemplaren zijn verkocht als we er een plaatje op hadden gezet. Er is een tekening van Jan Montyn die hij gemaakt heeft in de loopgraven aan het Oostfront; een heel indrukwekkende, vrij abstracte tekening van vastgevroren lijken aan het prikkeldraad in de sneeuw. Als we dat op het omslag hadden gezet was het boek in bibliotheken en boekenhandel wellicht niet op de afdeling literatuur geplaatst, maar op de afdeling oorlogsromans, die veel beter bezocht wordt. Toch zijn we blij dat het er niet opstaat. Er zijn tot dusver vijftienduizend exemplaren van Montyn verkocht. Je zou kunnen zeggen dat het omslag er misschien wat saai uitziet, maar ik ben er tevreden over. De letters en het scha- | |
| |
duweffect zijn
een idee van de uitgever.’
Linksboven: redacteur Jan Kuiper van uitgeverij Querido
Rechtsboven: redactievergadering bij uitgeverij Bert Bakker
In mei verschijnt A lamb to slaughter (‘an artist among the battlefields’), de Engelse editie van Montyn. Kooiman hield aanvankelijk zijn hart vast. ‘Ik was beducht,’ zegt hij, ‘dat Souvenir Press in Londen, waarvan ik moet zeggen dat het een commercieel bedrijf is, een schreeuwend omslag bij het boek zou bedenken. Een getekende matroos van de Kriegsmarine of zo - dat zou te rechtvaardigen zijn, want dat komt in het boek voor. Tot mijn verbazing besloot Souvenir Press een ets van Montyn op het omslag te zetten. Een esthetisch omslag dus, gelukkig. Het boek verschijnt vermoedelijk komend najaar in Amerika. Ik zie dat met enige zorg tegemoet. Ze zouden in Amerika best voor een heel ordinair omslag kunnen kiezen. Daar valt niets tegen te beginnen, zoiets kun je niet in je contract vastleggen.’
De schrijver vestigt de aandacht op het binnenwerk van zijn boeken. ‘In De vertellingen van een verloren dag staat betrekkelijk veel op een pagina, De grote stilte heeft een grotere letter. Dat heeft er absoluut niets mee te maken dat het boek dan dikker is, hoewel je meer pagina's krijgt als het boek uit een grotere letter wordt gezet. Het aantal woorden per regel en het aantal regels per pagina dirigeert min of meer het leestempo. De vertellingen van een verloren dag is heel geconcentreerd van stijl, met lange zinnen. In dat geval is het heel onprettig als er te weinig op een pagina staat, anders lopen de regels te vaak over de pagina's heen. Montyn is een met veel vaart geschreven boek Korte zinnen. Dat brengt met zich mee dat je niet teveel woorden op een pagina moet zetten. Dat zijn allemaal factoren die overwogen worden.’
Dirk Ayelt Kooiman is geen bibliofiel of anderszins een boekenfanaat. De eerste drukken van zijn werk deed hij cadeau aan vrienden, familie en bekenden. Sommige schrijvers hebben de boeken die zij schreven keurig op een rij in de kast, maar Kooiman heeft zelfs zijn eigen oeuvre niet compleet. Het enige dat hem aan boeken die hij koopt soms ergert zijn de omslagen.
Zo herinnert hij zich uit zijn jongensjaren de Amstelpockets, een reeks waarin Russische klassieken werden uitgegeven. ‘Die pockets waren spotgoedkoop en hadden foeilelijke omslagen met afgrijselijke tekeningen die de hoofdpersoon moesten voorstellen. Het eerste dat ik deed als ik zo'n boek mee naar huis nam, was het omslag eraf scheuren, dat gooide ik meteen weg. Ook de rug trok ik er af. Dan hield je een ruw, beetje gelig papier over en daar schreef ik dan met potlood op welk boek het was. Ik had dus rijen boeken in de kast staan zonder omslag. Nog steeds scheur ik de voorkant af van een boek waar een foto op staat uit de film die naar aanleiding van dat boek werd gemaakt. Ik vind het belangrijkste van een omslag dat het iets van de intentie
| |
| |
van een boek weergeeft. Als dat niet lukt, komt er iets tussen het boek en de lezer te staan. Namelijk een kaft.’
‘Dat is een idee van Kees van Kooten zelf geweest,’ zegt Ernst Nagel van De Bezige Bij. De vraag was wie had voorgesteld een foto van de auteur op het voorplat van Veertig te zetten. ‘Van Kooten heeft daar feeling voor.’ Harry Mulisch ventileert altijd een uitgesproken mening over hoe zijn nieuwe boek er uit moet zien. Jan Wolkers heeft vastgelegd dat zijn ex-zwager Jan Vermeulen de omslagen voor al zijn boeken mag ontwerpen. Hugo Claus, behalve romancier, dichter en regisseur ook beeldend kunstenaar van professie, staat bekend als leverancier van suggesties voor boekomslagen.
Jan Cremer maakt er geen geheim van dat hij de weg naar het succes van een bestseller - vanaf het schrijfwerk tot en met het bedrijven van reclame en propaganda - het liefst zelfstandig plaveit. Hij streeft naar perfectie en gaat daar ver in.
‘Er waren tienduizend omslagen gedrukt, maar ik vond de schaduw onder de blokletters niet goed. Ik heb die hele oplage laten vernietigen, het mòet goed zijn. Voor de koper is dat niet merkbaar, maar voor mij wel, dus ik heb gezegd: àlles moet naar de knoppen. Door mijn buitenlands verblijf was de fout aan mij voorbij gegaan. Het moet kloppen, begrijp je wel. Zoals het boek nu is, het binnenen het buitenwerk - en nu praat ik als vormgever - is het perfect.’ In een speciaal voor hem gereserveerd vertrek op het kantoor van De Bezige Bij brengt Cremer full time zijn dagen door met de promotie van de eerste drie delen van zijn levenswerk De Hunnen.
Een zo allesomvattende bemoeienis van de schrijver bij alle aspecten die zijn boek betreffen is alleen in Nederland mogelijk. ‘Buitenlandse uitgeverijen,’ zegt Jan Cremer, ‘hebben grote ontwerpafdelingen waar aan de lopende band boekomslagen worden gemaakt. Je zult in een buitenlands boek dan ook nooit de naam van de ontwerper aantreffen. In Holland heeft de ontwerper van een boek meestal meer kapsones dan de auteur. Dat is gewoon zo. Daarom, om te voorkomen dat mijn idee wordt platgewalst, heb ik altijd mijn eigen omslagen verzorgd. Dat doe ik al vanaf mijn eerste boek. In Holland staan de namen van de fotograaf van èn de voorplaat èn het achterplat alsmede de man die de lettertjes heeft geplakt in het colofon vermeld. Dat is toch belachelijk? Kijk, ik heb dus een aantal ideeën over omslagen. Het perfecte omslag, daar staat geen letter op, alleen een vignet, een logo. Bij Ik Jan Cremer was die motor het symbool, dat was het eerste boek waar zowel op de voor- als op de achterkant een foto van de auteur stond afgebeeld. Maar wat moet je nu op de voorkant zetten van dit blok, drie delen in een doos, met een saga die in geen duizend jaar te bevatten is? Ik heb een jaar aan dit omslag gewerkt. Vijf ontwerpen gemaakt, allemaal even perfect, maar wat ik moest hebben was een caleidoscoop van afbeeldingen, die niet in één afbeelding te pakken is. Zo kwam ik op het Hunnen-logo, tevens het logo van de Hunnenvlag, en dat logo moet een begrip worden. Toen het omslag er was, hebben we er zeer uitvoerig over zitten praten hoe deze 1536 pagina's het beste zouden kunnen worden uitgegeven. Misschien had het als gebonden boek gekund, daar hebben we het over gehad, uiteraard, maar in Holland is het gebonden boek niet zo populair als in het buitenland. Hier worden die dingen in feite alleen uitgegeven voor boekenclubs, voor mensen die de boeken niet lezen, maar wel graag zo'n gebonden exemplaar in de kast
zetten. Dat is chic. Ik zelf ben bepaald geen boekenverzamelaar. Wat ik aan boeken heb, zijn pockets. Koffers vol Amerikaanse en Engelse pockets, weet je wel. Ik koop veel pockets om de vorm, om de kleur. De inhoud interesseert me niet, ik lees ze nooit. Ik wilde voor De Hunnen geen hard bound, want mijn motto als schrijver is: voor het volk, door het volk. Deze vorm, de reuze-paperback, wordt door mijn lezers als de meest aantrekkelijke beschouwd. Er komt over een aantal jaren beslist een populaire editie voor school en volk. Dat wordt een soort bijbel als het ware, zoals mijn Duitse paperback. Die bestaat uit Ik Jan Cremer deel één en twee, 1250 pagina's in één band.’
| |
| |
Voorlopig kost de trilogie vijfenzeventig gulden - een slim bedrag waar volgens de schrijver psychologische motieven aan ten grondslag liggen. ‘Vijfenzeventig gulden is een haalbare kaart, omdat het Nederlandse volk altijd op een bepaalde manier rekent. Ze delen zo'n bedrag meteen door drie en denken dan: ha, dat is vijfentwintig gulden per stuk. Zou die cassette bij voorbeeld f 79,50 kosten, dan gaan de mensen nadenken en dan wordt het ze te ingewikkeld. Nu is het meteen van: ha, een geeltje per boek, kòòp ik, begrijp je.’ Jan Cremer schuift het eerste deel van zijn saga uit de kartonnen doos. De zilveren letters op het omslag weerkaatsen in het schijnsel van de bureaulamp tegen de muren van de kamer. Dan bergt hij het exemplaar weer op in de cassette als een goochelaar die na de truc het konijn terugstopt in de hoed. ‘Ik heb overal op gelet bij het maken van dit omslagontwerp,’ zegt hij. ‘Er gaat een mystieke werking uit van de zilveren en gouden letters die ik heb gebruikt. Als jij 's avonds in de trein of in bed of waar dan ook dit boek leest, word je er door de weerspiegeling van die letters in het licht aan herinnerd dat je met een bepaald iets bezig bent. Daardoor lees je geconcentreerder. De psychologie achter het gebruik van zilver en goud is dat de aandacht van de lezer niet verslapt. Tegenwoordig zijn Nederlandse drukkerijen in staat zulke omslagen te maken. Vier, vijf jaar geleden wilde ik het al, maar toen beheersten de drukkers de techniek nog niet. Alles is belangrijk. Het gewicht van het boek is ook aangepast. Het weegt in totaal zestienhonderd gram, de mensen weten zeker dat ze wààr voor hun geld krijgen. Ook over de geur van het boek is nagedacht. Er is inkt gebruikt die naar noten en leer ruikt, dat is een bedwelmende geur. De drukker heeft de opdracht gekregen om in zoveel kilogram noteninkt zoveel kilogram essence van leer te mengen. Papier!
Papier is ook belangrijk. Het moet goed voelen. Er zijn duizend gradaties wit papier. Je moet dus nèt de gradatie hebben waarvan je zegt: dàt is het!’
Jan Cremer in zijn kantoor bij De Bezige Bij
Twintig jaar geleden slaagde Jan Cremer er met moeite in zijn uitgever ervan te overtuigen dat het omslag dat hij voor zijn geruchtmakende debuut had ontworpen het best denkbare omslag was. Hij zegt: ‘Het boekenvak is van jongs af aan één van mijn grote interesses geweest. Ik heb ook altijd persoonlijke ideeën gehad over hoe een boek eruit behoort te zien. Voordat ik met Ik Jan Cremer kwam, had De Bezige Bij altijd omslagen met van die aquarelletjes in kots- en braakkleuren. In die reeks wilde ik mijn boek bepaald niet opgenomen zien. Ik kwam dus met een eigen ontwerp. Daarop ging de vormgever die ze hier in dienst hadden verschrikkelijk steigeren. Op een gegeven moment was het zelfs zo, dat ik mijn boek dreigde terug te trekken. Ik wilde niet dat het zou worden uitgeven als
| |
| |
mijn ontwerp niet voor het omslag zou worden gebruikt. Toen heeft de ontwerper gezegd dat hij zou opstappen als ik mijn zin zou krijgen. Dat omslag is uitgevoerd, de ontwerper is vertrokken.’
Contact met de schrijver voor wiens boek hij een omslag moet maken vindt Joost van de Woestijne ‘heel moeilijk’. Bij een dergelijke confrontatie is het soms oppassen dat het geen ruzie wordt.
‘Een auteur ziet altijd iets in gedachten voor zich dat ik niet kan maken. Hij heeft erg lang met het boek geleefd en heeft een ideaalbeeld voor ogen dat niet te verwezenlijken valt.’ Van de Woestijne (49) werkt onder andere voor De Arbeiderspers en Meulenhoff.
‘Het gevaar bestaat dat een ontwerper suffiger wordt als hij een zeke- | |
| |
re leeftijd heeft bereikt. Er zijn zoveel jongeren met nieuwe ideeën,’ zegt hij. Naast hem aan tafel zit zijn collega Zeno Carpentier Alting (34) die onder de naam Zeno voor Meulenhoff en Tabula werkt. De heren drinken sinaasappelsap en praten over het vak. Hun beider bezigheden voor Meulenhoff scheppen een gevoel van verbondenheid.
Stand van De Bezige Bij, 20 februari in de Rai
‘Een paar jaar geleden zag je dat al die uitgeverijen opeens Meulenhoff-achtige boeken begonnen te produceren,’ zegt Van de Woestijne geamuseerd. ‘Een Peter Loeb bleek er een Querido-reeks en een Meulenhoffreeks en nog een paar andere reeksen op na te houden. Nijgh & Van Ditmar kwam met een serie gedichtenbundels die sprekend leek op wat bij Meulenhoff gemaakt werd. De herkenbaarheid in de boekwinkel was zoek, je kon aan het omslag niet meer zien wie de uitgever was. Plagiaat is het niet, onze ideeën zijn ook niet zo oorspronkelijk. Wat jij, Zeno. Heb jij het idee dat je zo origineel bezig bent?’
Zeno haalt de schouders op. ‘Mijn specialiteit bestaat uit omslagen met letters erop. Misschien is het verschil tussen jou en mij dat ik iets meer durf.’ ‘Jij maakt omslagen die ik nooit zou kunnen maken,’ bevestigt Van de Woestijne. ‘Ik heb het gevoel dat ik geen pocketomslagen moet ontwerpen. Dat behoort tot de dingen waarvan ik het gevoel heb dat ik het niet moet doen. Dan zit ik met te grote letters te worstelen, dat lukt me niet. Ik houd er rekening mee dat veel boeken terecht komen in de catalogus van de boekenclub. Daar worden de omslagen afgebeeld op het formaat van een centimeter breed of zoiets. De titel moet je dan nog kunnen lezen. Is de titel op die grootte leesbaar, dan is hij ook als het boek in de etalage staat op een afstand leesbaar.’
Zeno zegt: ‘Wat vreselijk is, is als de opdrachtgever precies aangeeft hoe het omslag eruit moet komen te zien. Daar kan ik redelijk bij dichtslaan. Het allerergste is als ze met een boek beginnen te zwaaien dat als voorbeeld dient: zo-en-zo hadden we het ons gedacht. Het liefst maak ik omslagen die ik zelf leuk vind.’
Joost van de Woestijne: ‘En dan die auteurs die thuis een willekeurig boek uit de kast pakken en roepen: zó zou mijn boek er uit moeten zien! Een uitgever zou het wel uit zijn hoofd laten om tegen een schrijver te zeggen dat hij nu eens een boek in die-en-die stijl over dat-en-dat onderwerp moet schrijven. Dat komt in wezen op het zelfde neer als aan een ontwerper vragen of hij iets in de geest van een andere ontwerper wil maken. Toen ik nog bij Querido werkte, kreeg Gerrit Noordzij daar eens een boek onder de neus geschoven van een auteur die zei: “Zó wil ik dat mijn nieuwe boek eruit komt te zien.” Waarop Gerrit in het geheel niet onder de indruk antwoordde: “Dan zul je toch eerst eens zo'n boek moeten schrijven.” Soms krijg ik een plaatje dat de auteur graag op het omslag wil hebben. Menige schrijver heeft de neiging te denken dat zijn boek daar-en-daar over gaat en dat je dat dus ook moet zien op het omslag. Ik heb het ontwerp voor De laatste deur gedaan. Jeroen Brouwers had een heel uitgesproken mening over wat daar op moest staan. Dat is voor een kwart gelukt. Toch zei Brouwers dat hij het een mooi omslag vond. Hij had in zijn verzoek aan mij al ingebouwd dat het niet helemaal zou lukken wat hij wilde.’
Zeno ontkurkt een flesje mineraalwater. ‘Ik maak misschien omslagen die iets schreeuwender zijn dan wat jij maakt. Misschien zijn ze commerciëler,’ zegt hij.
‘Misschien dat jou en mij een ander ideaalbeeld voor ogen staat, een andere manier van kijken misschien,’ antwoordt zijn collega.
Zeno: ‘Er is een kentering aan het ontstaan in de omslagen, zeker bij
| |
| |
Meulenhoff. Het is veel minder het obligate plaatje met wat lettertjes er omheen. Dat hebben we heel lang gehad, maar dat is nu aan het verdwijnen. Nu ontstaat veel meer de neiging het plaatje in te kapselen in een mooie belettering. Dat is iets anders dan het tot voor kort gebruikelijke plaatje met woorden, wat een omslag toch was.’
Van de Woestijne: ‘Als een uitgever verwacht dat het boek een bestseller wordt, heeft hij al gauw de neiging om te roepen dat het omslag in een heel duidelijke letter moet. Dat betekent dat het plaatje er nóg kleiner op moet worden afgedrukt. Ik heb het omslag van Opwaaiende zomerjurken ontworpen, maar de overweging was daarbij niet dat het een bestseller zou worden. Dat werd het tòch. Ik vind het nog steeds een prachtig omslag. Oek de Jong had heel uitgesproken ideeën over hoe het eruit moest komen te zien. Vijf ontwerpen heeft hij afgekeurd, pas toen ik met het zesde ontwerp kwam, was hij tevreden. Volkomen terecht, het is zijn boek.’
Zeno: ‘Ik heb thuis al een aardige verzameling van afgekeurde omslagen.’
Van de Woestijne: ‘Als ik iets gemaakt heb, is het af. Wordt een omslag afgekeurd dan denk ik: nou ja, volgende maar weer proberen. Als het heel goed gelukt is denk ik: iedereen kan geluk hebben. Bewaar jij die afgekeurde omslagen echt, Zeno? Ik gooi ze meteen weg. Als je het twee, drie keer geprobeerd hebt, raak je verzuurd. Dan heb je het gevoel dat je een aansluiting mist en dan moet je er opnieuw over gaan praten.’
Zeno: ‘Het leukste is natuurlijk om geheel naar eigen inzicht een ontwerp te maken, waar je dan wat langer over kunt doen. Als ik voor Tabula werk, rollen daar andere dingen uit dan voor Meulenhoff. Bij Tabula hoef ik minder concessies te doen. Dat is een éénmansuitgeverij, waar ik rechtstreeks contact heb met degene die er over de boeken gaat. Ik heb daar dus niet te maken met inspraakprocedures.’
Van de Woestijne: ‘Maar zo groot zijn die beperkingen bij Meulenhoff toch niet? Alleen het gebruik van de kleur bruin mag niet. En ik stel wel eens andere mooie kleuren voor die mij voortdurend met kracht worden afgeraden, maar voor de rest mag alles.’
Zeno: ‘Ik wil niet met vies groen werken.’
Van de Woestijne: ‘Zilver mag, blauw mag, alles wat glimt mag. Bij het volgende boek zullen we er spiegeltjes en kralen opplakken, dan verkoopt het nòg beter. Ik heb één keer in mijn leven een omslag met zilveren letters gemaakt, maar dan zit ik mij voor te houden dat het anders kan. Ik vind mat mooier dan glimmend. Zelfs in de supermarkt zijn de pakken zeeppoeder van mat karton. Alleen in de boekhandel moet de verpakking glimmen. Waarom eigenlijk? Als het een beetje warm weer is blijven die boeken aan je handen kleven.’
| |
| |
Rotatiepers bij drukkerij Van Boekhoven-Bosch in Utrecht
Zeno: ‘Ik vind het wel leuk, een glimmend omslag.’
Van de Woestijne: ‘Mijn omslagen glimmen ook, maar niet omdat ik het wil.’
Zeno: ‘Gebruik van zilverfolie in een omslag heeft zijn charme. Het mooiste is als je dan nog kunt prägen ook, zodat de letters er als het ware bovenop komen te liggen. Er staat ons wat dat betreft nog heel wat te wachten.’
Het binnenwerk van een boek is een vak apart.
Boekenmakers kunnen urenlang redetwisten over de vraag of de letter Antique beter bij een op stapel staande uitgave past dan de letter Baskerville. Over deze en dergelijke kwesties is sedert Laurens Janszoon Coster in de vijftiende eeuw de boekdrukkunst ter hand nam menig standaardwerk verschenen.
Uit 1955 dateert het klassieke essay The Crystal Goblet, waarin Beatrice Warde de verheven parallel trekt tussen het volmaakte wijnglas en de typografie: ‘De steel van het glas voorkomt het beduimelen van de bol, waardoor de drank aan ons oog zou worden onttrokken. De marges van de gedrukte pagina's hebben dezelfde functie. En er zijn in de moderne typografie kunstjes en opzettelijkheden, even arbitrair als het schenken van port in rode of donkergroene glazen. (...) De man die als eerste glas koos om wijn uit te drinken in plaats van aardewerk of metaal dacht “modern”. Dat wil zeggen dat hij zich bij het maken van dit voorwerp niet in de eerste plaats afvroeg hoe het eruit moest zien, maar waar het voor moest dienen. In die zin is alle goede typografie modern.’
In zijn boek Boek (1966) noemt grafisch ontwerper en leermeester Huib van Krimpen ‘typografie waarschijnlijk een soort vak’, al is hij daarvan niet voetstoots overtuigd. Hij schrijft: ‘We kunnen beter zeggen dat typografie - of beter: het maken van boeken - wel met wat goede wil kan worden beschouwd als een soort vak, maar vooral als een ietwat ongewoon specialisme, voortdurend voor uitbreiding en wijziging vatbaar, dat bij nader inzien zelfs bestaat uit een hele bundel specialismen, waarin vooral en in de eerste plaats een onbegrensde hoeveelheid zogeheten “algemene ontwikkeling” en useless information verwerkt is. Daarbij is een aanzienlijk quantum parate kennis over de technische procedés op zijn zachtst gezegd nuttig, enige zin voor esthetica en goede smaak wenselijk en een onbegrensd plezier in het lezen en hanteren van boeken noodzakelijk.’ Met instemming citeert Van Krimpen zijn vakbroeder Alexander Verberne die in het Drukkersweekblad het misverstand wegnam dat typografie slechts een kwestie is van een lettertype kiezen, een titelpagina aangeven en een bandje bedenken.
| |
| |
Verberne: ‘Dat is versiering, maar nog geen typografie. Een intensieve bewerking van de kopij is het noodzakelijke begin - typografie ontstaat juist uit het begrip voor wat met de kopij wordt beoogd en moet gericht zijn op het realiseren van de bedoeling. Typografie heeft veel te maken met belangstelling voor taal; als je die niet hebt, kun je beter gaan schilderen of reclameontwerpen. Typografie maken is iets formuleren - het is net als het maken van zinnen.’
Huib van Krimpen waarschuwt in zijn boek de typografen voor ijdelheid en hoogmoed: ‘Wie het temperament van een kunstenaar heeft, moet zich liever niet op het maken van boeken werpen, omdat hem zal blijken dat er in deze bezigheid bijzonder weinig gelegenheid is voor de zelfexpressie, die het doel van de ware kunstenaar is.’
‘Het leukste is als de uitgever je in staat stelt een heel boek te verzorgen: èn het omslag èn het binnenwerk,’ zegt ontwerper Joost van de Woestijne. Vanwege het ‘kostenaspect’ is de vormgeving van de pagina's bij steeds meer uitgeverijen een taak van de produktieafdeling geworden.
De richtlijnen voor het opstellen van een leesbare bladspiegel zijn snel uit het hoofd geleerd. Maximaal veertig regels op een pagina. Maximaal tien woorden op een regel. Fietsenrekken (te veel wit tussen de woorden) of een hoerenjong (een regel die niet vol is en bovenaan een bladzijde staat) moeten vermeden worden.
Frits Stoepman (54) is typograaf. Hij ontwierp de typografie van De laatste deur van Jeroen Brouwers, het boek waar Van de Woestijne het omslag voor maakte.
‘Het zou eerst een paperback worden, maar dat ging niet door omdat Brouwers een bepaalde dikte in gedachten had,’ vertelt Stoepman. ‘Brouwers wilde graag een kloek boek. Het is nogal een haastklus voor ons geweest, de uitgave moest vorig jaar nog op de markt worden gebracht. Eenvoudig was het niet. Het is met auteurs namelijk vaak eigenaardig gesteld. Ze zeggen dat ze zich pas kunnen realiseren wat er gezet is als ze de drukproef zien. Dat betekende in het geval van Brouwers dat er hele stukken tekst opnieuw moesten worden gezet, wat voor een typograaf lastig werken is. Ik heb het altijd een smoesje gevonden als auteurs zich voor al dat schrappen en wijzigen verontschuldigen door te zeggen dat ze werk pas kunnen overzien als het gedrukt is. Daar geloof ik niets van. Zola was er berucht om in zijn tijd. Die is zelfs eens door zijn zetters aangevallen.’
Het aantal opdrachten voor het maken van een typografisch ontwerp is de laatste jaren sterk terug gelopen, zegt Stoepman, maar gelukkig wordt hij nog wèl veel gevraagd voor boekomslagen. Typografie is een post op de begroting waar veel uitgevers op bezuinigen. ‘Het is een vak waarin nogal... gebeunhaast wil ik niet zeggen, dat is zo'n naar woord. Maar men denkt dat het vrij gemakkelijk is. Dat is het niet. Er zijn zoveel factoren waar een typograaf rekening mee moet houden. Als een manuscript van een beperkt aantal pagina's een boek van enige omvang dient op te leveren, dan moet je weten welke kunstgrepen je moet toepassen. Grotere letter. Veel interlinie, het wit tussen de regels. Kleine zetspiegel. Dikker papier kan ook, al ben ik daar persoonlijk niet zo'n voorstander van. Dikker papier is de wens van de boekenkopers in Nederland geweest. De klant ziet graag een boek van een paar centimeters dik. Waarom eigenlijk? Ik hoop dat we daar nog eens vanaf komen. Voordat ik met de typografie aan de gang ga, krijg ik van de uitgever op hoeveel pagina's hij voor het betreffende boek in gedachten heeft. Meestal is er al een soort voorcalculatie ge- | |
| |
maakt. De uitgever weet uit ervaring welke omvang een boek moet krijgen om de prijs die hij in het hoofd heeft te rechtvaardigen. Als je dan weet wat het formaat moet zijn, kun je de zetbreedte bepalen en daar rolt dan automatisch uit wat het aantal pagina's zal zijn. Dat klinkt eenvoudig, maar binnen je taak als typograaf bestaan oneindig veel mogelijkheden om het werk een eigen gezicht te geven. Als ik een boek in handen neem, kan ik meestal wel aangeven wie de typografie heeft ontworpen. Er zijn duidelijke verschillen. De een neemt bij voorbeeld meer ruimte bij het begin van een hoofdstuk dan een ander.’
Typograaf Frits Stoepman
Er was een tijd dat Frits Stoepman aan de lopende band omslagen voor De Bezige Bij maakte. Hij deed het graag, liever dan voor een andere opdrachtgever waarvan hij de naam niet wil noemen. ‘Als ik daar met mijn ontwerp kwam, was het nooit goed. Die uitgever viel altijd over de kleur. Op het laatst was het zelfs zo dat als ik een rood omslag in gedachten had, ik in mijn ontwerp aangaf dat het groen moest zijn. Ik wist dat de uitgever natuurlijk weer over die kleur zou beginnen en dan vroeg ik: zal ik het rood maken? Ja, heel goed, doet u dat maar, was het dan. Ik moest daar altijd via een omweg mijn doel zien te bereiken.’
Voor De Bezige Bij maakte Stoepman onder andere het omslag bij De vervalsers van Theo Kars. Daar ontstond veel trammelant over aangezien de ontwerper er het front van zijn spaarbankboekje der Rijksposterijen op had afgebeeld. ‘De PTT had gewaarschuwd dat nadruk van het spaarbankboekje verboden was, daar rust zwaar copyright op, maar Lubberhuizen was eigenwijs. Hij heeft een flinke boete moeten betalen, maar de publiciteit die dat opleverde heeft de verkoop van dat boek geenszins geschaad, geloof ik.’
In de dertig jaar dat hij het vak beoefent maakte hij maar één omslagontwerp dat niets met de inhoud van het boek te maken had. Dat betrof Ik ga voor niemand uit de weg van Jacobus P. Bos, een Bezige Bijuitgave uit 1969.
‘Ik vroeg die schrijver of hij ideeën had voor het omslag. Die had hij wel. Hij wilde er een blote meid op. Ik vroeg nog of dat voorkwam in het boek. Nee, zei hij, maar een blote meid op het omslag, dat verkoopt altijd. Ik vond dat een redelijk argument, dus ik heb hem zijn zin gegeven. Kijk, het is een boek met flappen geworden, dat geeft een Playboy-achtig uitklapeffect. Zoiets kon je indertijd bij De Bezige Bij wel doen.’
Het verdwijnen van het lood uit de Nederlandse zetterijen en drukkerijen had grote gevolgen voor het typografenvak. Er waren er, die weigerden zich bij de ingrijpende omschakeling van techniek neer te leggen. Stoepman herinnert zich hoe bij De Bezige Bij de meningen botsten tussen uitgever Lubberhuizen en ontwerper Karel Beunis. De eerste stelde voor het verzamelde werk van Vestdijk bij wijze van experiment in fotozetsel uit te geven. ‘Waarop Karel Beunis zei: beste Geert, het woord fotozetten ken ik niet. Karel kreeg zijn zin, maar op langere termijn kon hij de onwikkelingen niet tegenhouden. Hij was zo consequent in zijn opvattingen dat hij het beroep is uitgestapt toen het fotozetten op grote schaal werd ingevoerd. Hij is orgeldraaier geworden.’
Aanvankelijk had Frits Stoepman ook moeite met de veranderingen in de drukmethoden, maar inmiddels heeft hij zich volkomen met de situatie verzoend. Hij zegt: ‘Je kunt de lente niet tegenhouden door de knoppen uit de bomen te knippen. Vroeger was de zetter meer betrokken bij zijn werk. Het is meer een industrie geworden, het am- | |
| |
bachtelijke is er af. Er zijn tegenwoordig veel vrouwen, die thuis achter zo'n IBM-composer teksten zetten. Er zijn al schrijvers die experimenteren met een wordprocessor. Ze leveren een floppy in en de tekst van het boek kan worden gezet zonder dat er nog een zetter aan te pas komt. Vroeger had je Mouton in Den Haag, een hele goede drukker. Eén van die zetters daar belde me een keer 's avonds laat thuis op. Sorry dat ik u stoor, zei hij, maar ik kon u vandaag niet te pakken krijgen en we zitten met een probleem. Hij vroeg wat ik mooier vond: grote wit-gaten in de tekst of een aantal afbrekingen onder elkaar. Ik had gebruik gemaakt van een groot letterkorps en een smalle zetbreedte. Dat betekent dat je aan het einde van de regel veel afbrekingen onder elkaar krijgt. Dat is geen mooi gezicht, je taak als typograaf is erop te letten dat dit niet gebeurt. In dit geval kon het niet anders. Ik heb die zetter gezegd dat de normale afstand tussen de woorden voor mij het belangrijkste was; die paar afbrekingen nam ik dan wel voor lief. Ik heb het erg gewaardeerd dat die man mij daar 's avonds laat nog over opbelde. Die zetters vroeger waren sterk bij hun vak betrokken. Een betrokkenheid in die mate kom je bijna niet meer tegen.’
Tien jaar geleden was al duidelijk dat het fotozetten het zetten uit lood volledig zou verdringen. ‘Ik heb me daar altijd sterk tegen afgezet,’ zegt Ineke Hillen van Meulenhoff. ‘Vooral in het begin was het ronduit slecht wat die fotozetterijen maakten. Tot de laatste snik heb ik drukkerijen die nog met lood werkten gesteund. De laatste drie, vier jaar is de techniek van het fotozetten enorm verbeterd. Bijna alle zetterijen en drukkerijen in Nederland zijn er nu op overgestapt. We hebben er veel problemen mee gehad. Geuze & Co's Drukkerij in Dordrecht, gevestigd in een prachtig oud pand, drukt nog in lood. Gedichtenbundels worden daar nog gemaakt, als het enigszins kan laten we daar ook debuten drukken. Maar als je een enorme oplage van een boek verwacht, kun je het beter niet in boekdruk laten maken, maar in offset. Dat is veel goedkoper.’
Ernst Nagel, produktiechef van De Bezige Bij, beschouwt de discussie als gesloten. Fotozetsel doet voor hem niet onder voor zetsel uit lood - ‘al weet ik dat veel collega's bij andere uitgeverijen dat niet met me eens zijn.’
De vorkheftruck laveert een manshoge rol papier langs stampende drukpersen. Het is tijd voor de laatste fasen in de wordingsgeschiedenis van een boek: het boek wordt ter perse bezorgd. Zo traag als het scheppingsproces voortkroop onder de handen van auteur en uitgever, zo snel gaat het nu: bin- | |
| |
nen een uurtje is de totale oplage gedrukt. Daar, achter het Utrechtse industrieterrein bij Van Boekhoven-Bosch, een van de grootste offsetdrukkerijen van Nederland, wachten de literaire sensaties van morgen op verdere verwerking.
Tijdens de presentatie van de nieuwe boeken van het voorjaar
Voorlopig bevinden de boeken zich nog in het meest ontnuchterende stadium van hun bestaan. Bestudering van de papierberg leert dat een boek in feite niet meer is dan twee vellen papier, die aan beide kanten met 32 vlakken zijn bedrukt. Elk vlak is een pagina. Gevouwen en gesneden leveren de vellen 128 bladzijden boekdrukkunst op. Met een omslagje er omheen kan de partij ingenaaid of gebonden zó naar groothandel en detaillist.
Toen Van Boekhoven-Bosch vorig jaar het ambachtelijke zetten uit loden letters staakte, was dat zeer tegen de zin van diverse literaire uitgeversbedrijven. ‘Noù, of er grote druk op ons is uitgeoefend om het oude systeem in stand te houden!’ roept Cor Tukker, staflid van de drukkerij. ‘Er zit geen toekomst in dat lood. De produktiekosten zijn te hoog. Sommige drukkerijen die het langer hebben volgehouden dan de andere hebben daar leergeld voor betaald. De vaklieden ontbreken ook, de opleidingen zijn niet meer navenant. Ik persoonlijk durf rustig te zeggen dat fotografisch zetten beslist niet minder is dan loden zetsel. In veel gevallen is het zelfs beter.’ Het gaat snel, het gaat efficiënt - en het lijkt steeds sneller en steeds efficiënter te gaan naarmate het jaartal 2000 dichterbij komt.
Tukker: ‘Sommige boeken worden in één maand geproduceerd. Van Wolkers is bij voorbeeld bekend dat hij wil dat het boek zo snel mogelijk verschijnt nadat hij zijn manuscript heeft ingeleverd.’
In de produktiehal van de drukkerij beschermen de mannen het trommelvlies met oordoppen tegen het beukende kabaal van het machinepark. De zevende druk van het eerste deel der Anathema's van Rudy Kousbroek ligt naast het wekelijks orgaan van de omroepvereniging Veronica te drogen. Een paar meter verderop vervaardigt personeel de jongste versie van de Gay Guide en maken anderen een katholieke liedbundel. Het is zaak de respectieve opdrachten goed uit elkaar te houden opdat de uitgaven verschoond blijven van pagina's die er niet in thuis horen. Tukker verheft zijn stem in een poging de herrie van de persen te overstemmen. ‘Literaire boeken,’ schreeuwt hij, ‘kun je soms op de naam van de schrijver verkopen. Jan Wolkers, daar hoeft geen vierkleurenomslag omheen, dat verkoopt zò ook wel. Bij nietliteraire boeken is full-colour een extra verkoopargument. Vierkleuren-druk voor omslagen wordt toegepast bij boeken die niet op de naam van de schrijver gekocht worden.’
De drukkerij bemoeit zich niet met de inhoud van de boeken en tijdschriften die ze drukt. Tukker: ‘In Engeland is de drukker verantwoordelijk, bij ons is dat de uitgever. In opdracht van Penguin is een gedeelte van de Engelse pocket-editie van Lady Chatterley's Lover daarom hier gedrukt. Er was geen Engelse drukkerij die dat risico kon nemen.’
Een boek dat in de produktie vertraagd raakt en nergens verkrijgbaar is op het moment dat de publiciteit er over losbarst - dat is het allerergste dat een uitgeverij kan overkomen. ‘Vreselijk, vreselijk is dat,’ zegt Peter van Gorsel. Als hoofd van de afdeling Verkoop van De Arbeiderspers en Querido moet hij ervoor zorgen dat zoveel mogelijk boeken van deze uitgeverij worden verkocht. ‘De kranten hadden aan de hand van drukproeven al grote stukken geschreven over een boek dat nog niet bestond. Het
| |
| |
lag nog bij de binder. Tegen de tijd dat zo'n boek verschijnt, is het publiek de publiciteit alweer vergeten.’
Vertegenwoordigers moeten de kleinhandel steeds weer van het belang van nieuwe boeken zien te overtuigen. Met koffers vol dummies en reismodellen trekken zij door stad en land. Omdat ze geacht worden in hun koopwaar te geloven, lezen vertegenwoordigers de manuscripten meestal vóór die in druk verschenen zijn. Vervolgens trekken de redacteuren ten kantore van de uitgeverij er een dag voor uit om de employés in de buitendienst in sessies met een licht-indoctrinair karakter te overtuigen van de kwaliteit van het fonds.
Het kan zijn dat er folders of posters worden gemaakt die de verkoop van een bepaalde titel een extra impuls moeten geven. ‘Daarna houdt het voor ons op,’ zegt Van Gorsel. ‘We kunnen de afzetmogelijkhevan een boek beïnvloeden tot aan de deur van de winkel.’
Sommige uitgaven vinden blindelings hun weg naar het publiek, andere boeken zijn vreemd genoeg nauwelijks te slijten. De verkoopleider geeft van beide categorieën een voorbeeld. Het verzamelde werk van Kafka (uitgave Querido) vlóóg weg, de alom geprezen roman Otto's oorlog van Koos van Zomeren (uitgave Arbeiderspers) neemt meer magazijnstellingen in beslag dan wenselijk is. Hoe komt dat nu?
Van Gorsel: ‘Het succes van dat Kafka-boek was te verwachten. Kijk, als de directeur van Querido naar me toe komt en voorstelt om van het verzamelde werk van Kafka een gebonden editie van 996 bladzijden te maken, schiet ik onmiddellijk rechtop in mijn stoel. Dan verschijnen er van die guldentekens in mijn ogen. Het verzamelde werk van Kafka willen de mensen wel, al is het niet altijd even makkelijk wat hij heeft geschreven. Als er dan een berekening wordt gemaakt en het blijkt mogelijk om zo'n boek tegen een winkelprijs van f 27,50 te verkopen, dan kan er niets meer mis gaan. Vijfendertigduizend exemplaren zijn er van gedrukt, de voorraad was binnen een mum van tijd uitverkocht en het boek wordt niet herdrukt. Met Otto's oorlog van Van Zomeren is iets eigenaardigs aan de hand. Er is in geen jaren een boek zo exorbitant goed in de pers besproken, maar toch deed de consument niet mee. Op zo'n moment zitten wij elkaar hier vol verbazing aan te kijken. Waarom verkoopt dat boek niet? Ligt het aan het omslag? Ligt het aan de prijs? We hebben ons suf geadverteerd, zelfs een advertentie op de voorpagina van NRC Handelsblad laten zetten, maar het baatte niet. Alles wat binnen ons vermogen lag om dat boek er in te rammen hebben we geprobeerd. Niets hielp. De verkoop van Otto's oorlog blijft ver beneden verwachting.’
Sommige titels blijven lange tijd populair en worden jarenlang goed verkocht. Herdruk na herdruk verschijnt. Andere boeken mogen zich
| |
| |
kort maar hevig in een gretige afname verheugen, waarna de verkoop plotseling stil komt te liggen. ‘Boeken waarvan de product life cycle waanzinnig kort is, worden natuurlijk niet herdrukt,’ zegt Van Gorsel. ‘De Toverberg van Thomas Mann loopt nu al een jaar of vijf goed. Het is nu bijna een half jaar geleden dat De meisjes van de suikerwerkfabriek van Tessa de Loo verscheen. Dat verkoopt nog steeds goed. Zodra er een nieuw boek van haar uitkomt, zul je zien dat de verkoop van het eerste boek ook weer aantrekt. Dat is een bekend mechanisme.’
Drukkerij Van Boekhoven-Bosch
Dat het debuut van Tessa de Loo zo'n kassucces zou worden kon niemand voorzien. Volgens Arbeiderspersredacteur Martin Ros is er sprake van een combinatie van factoren. Hij somt op: ‘Een jonge vrouw als debutante. Een goede titel. Het Nederlandse boek is erg in de mode op dit moment; het publiek koopt graag oorspronkelijk Nederlands werk.’ Ros attendeert terloops op de sleepers that are running away die het bedrijf veel geld aan reclame en promotie besparen: ‘Een nieuwe Carmiggelt wordt in vrijwel geen enkele krant besproken, maar daar verkopen we er zó zestigduizend van.’
Een plaatselijke boekhandelaar die de boeken van een bepaalde auteur onder de aandacht van zijn klanten wil brengen kan op alle steun van de uitgeverij rekenen. Er komt een goed gelijkend portret van de schrijver om in de etalage te hangen. Propagandamateriaal wordt prompt toegestuurd. De uitgeverij draagt bij in de advertentiekosten die de boekhandelaar voor de campagne maakt. Eventueel reist de favoriete letterkundige naar het vestigingsoord van de winkel om op een regenachtige koopavond handtekeningen uit te delen.
‘Schrijvers hebben niet altijd zin om te signeren,’ zegt Peter van Gorsel. ‘Maarten 't Hart vindt het leuk, die wil altijd en overal wel komen opdraven. Jeroen Brouwers heeft er een verschrikkelijke hekel aan, daar hoef je het bijna niet aan te vragen. Signeersessies hebben alleen maar resultaat als het om een bekende schrijver gaat. Met onbekende auteurs is het rampzalig. Die zitten daar maar. Ze halen een pilsje en nog een pilsje, verder vertoont zich geen sterveling en de sfeer wordt intussen steeds lamlendiger. Dat moet je niet doen. Een schrijver laten signeren is alleen maar leuk als er veel publiek op af komt.’
Het spraakmakende proza van Tessa de Loo was tijdelijk even uitverkocht bij de Larense Boekhandel. Vreemd, die winkel heeft toch altijd alles?
‘Ik heb het in eerste instantie fout gedaan,’ bekent Judi Kluvers, de eigenaresse. ‘Ik had twee verhalen van De meisjes van de suikerwerkfabriek gelezen en ik vond het matig. Eén van mijn vaste klanten kwam mij vertellen dat hij ook teleurgesteld was over het boek. Daardoor heb ik verkeerd ingekocht. Ik heb er één exemplaar van besteld, toen nog één, daarna nog één. Ik had alert moeten zijn op al die publiciteit die er rond dat boek werd gemaakt. Dat was ik niet, ik was eigenwijs. Ik vond het geen goed boek, maar ik had moeten zorgen dat het hier voorradig was. Er waren veel mensen die het wilden lezen. Er zijn boeken die ik pertinent weiger te verkopen, maar daar valt dit boek niet onder. Ik denk dat ik misschien vijf exemplaren heb verkocht. Ik had er honderd kunnen verkopen. Toen ik wilde bijbestellen was de oplage net uitverkocht. Dan halen de mensen hun exemplaar ergens anders. Dat betekent voor mij drieduizend gulden omzet minder, wat veel is voor een kleine boekwinkel.’
Judi Kluvers had een respectabele carrière in het boekenvak achter de rug toen ze elf jaar geleden de Larense Boekhandel overnam. Het leuke van een eigen zaak in het door forensen bevolkte kunstenaarsdorp
| |
| |
was de mogelijkheid er kleinschalig en eigenzinnig te kunnen ondernemen. Zij zou zich gaan specialiseren in het Goede Boek, maar in de loop der jaren bleek verruiming van de kwaliteitscriteria noodzakelijk. Bestsellers zijn onontbeerlijk ter versteviging van de economische weerbaarheid van de zaak.
Zo zag de eigenaresse zich met bloedend hart genoodzaakt de weinig literaire, doch door velen verslonden verzamelde werken van Henk van der Meyden op de plank te leggen. De boeken die ze met meer plezier uitstalt, rangschikt ze volgens een methode die proefondervindelijk de beste bleek te zijn.
‘Bij de deur moet je een paar bekende boeken hebben liggen,’ doceert Judi Kluvers. ‘Rubrieken waar veel vraag naar is, moeten verspreid te vinden zijn. Als je veel kookboeken verkoopt en veel boeken over handenarbeid, moeten die niet bij elkaar liggen anders krijg je zo'n kluit klanten op één plek bij elkaar staan. Ik vind de rubriek kunst belangrijk, die boeken liggen achter in de zaak waar rust en ruimte is. In de buurt van de kassa moet je altijd zorgen voor woorden- en geschiedenisboeken. Dat zijn vuistregels, daar ben ik mee opgegroeid. Minstens dertig procent van de boeken bestaat uit visitekaartjes van de zaak. Dat zijn boeken die ik niet makkelijk zal slijten, maar die hier wèl in de kast horen te staan. Dat is gewoon mooi behang. Iemand die hier binnenkomt en een mooi boek ziet staan dat hij lang geleden heeft gebruikt, is op dat moment thuis. Daarom moet hier een Augustinus in de kast staan. Er zijn veel mensen die dat herkennen. Daarom liggen hier ook exclusieve gedichtenbundels die misschien niemand zal kopen. Af en toe moet er iets uit de reeks privé-domein van De Arbeiderspers in de etalage zodat de buitenwereld kan zien dat dit een volwassen boekhandel is. Waarom komt hier iemand Orwell bij mij kopen? Omdat hij ook andere boeken heeft zien liggen, de boeken die hij niet koopt.’
Voor displays, streamers, posters en aanverwant van uitgeverswege verstrekt reclamemateriaal is in de Larense Boekhandel geen plaats. Judi Kluvers hanteert andere methoden om de burgerij op recente meesterwerken te attenderen.
Ze zegt: ‘In dit type winkel gaat de klant ervan uit dat als ik van een bepaald boek een stapel neerleg het een goed boek is. Ik had hier Het verdriet van België liggen. Ik wist er niet goed weg mee vanwege het lijvige formaat, maar als iemand ernaar vroeg, wees ik aan waar het lag. Ik geloof dat ik pas anderhalve maand geleden een stapel van dat boek op tafel heb gelegd - en vanaf dat moment loopt het als een trein. Vrijwel elke nieuwe titel die hier binnenkomt, leg ik op tafel. Als ik er wat meer van heb ingekocht, komt het plat te liggen, als het maar één exemplaar is, zet ik het rechtop tussen de andere boeken. Of
| |
| |
een boek opvalt of niet hangt voor een groot deel van het omslag af. Dat omslag moet goed zijn. Heel vaak sluit het niet aan bij de inhoud. Om maar zoveel mogelijk exemplaren te kunnen verkopen, ziet zo'n omslag er zo goedkoop mogelijk uit, zodat het hopelijk zal opvallen bij het inkoopwinkeltje om de hoek. Dat is een beleid dat nergens op slaat. Veel van die boeken worden verramsjt, omdat inhoud en verpakking niet bij elkaar passen. In het type boekhandel dat ik drijf, moet er niet te veel bloot op de voorkant van zo'n boek. Er wordt vaak ten onrechte gesuggereerd dat het verhaal iets met erotiek te maken heeft; dat gaat ten koste van de verkoopbaarheid.
De Larense Boekhandel
Herkenbaarheid in de winkel is heel belangrijk. Een grote groep klanten loopt hier één keer in de veertien dagen binnen en koopt een kleinigheid. Soms passeren ze zes keer de tafel waar een bepaald boek op ligt dat ze interesseert. De zevende keer nemen ze dat boek ter hand en kopen het. Daarom moeten boeken niet steeds op een andere plaats in de winkel liggen.
Eigenlijk zou ik veel meer naar die praatprogramma's op de televisie moeten kijken dan ik nu doe. Van die programma's gaat veel invloed op de verkoop van boeken uit, al praat Sonja ook wel eens met een auteur zonder dat ik daar in deze zaak enige respons van merk. Met de inkoop valt er ook geen rekening mee te houden. Vorig najaar had Sonja eigenlijk dag en nacht op de televisie gemoeten - zò vaak is ons door vertegenwoordigers beloofd dat het boek dat ze aanboden bij Sonja kwam. Het gevolg is dat je het nu helemaal niet meer gelooft als ze het zeggen.’
De boekverkoopster zal haar klanten niets aansmeren. Eerder zal ze de klant een bepaalde aanschaf ontraden. ‘Ik zeg wel eens tegen een klant: weet u zeker dat u dit boek wilt hebben? Het kost negenentwintig gulden, maar het is wèl voor negenentwintig gulden troep, hoor.
| |
| |
Ik zeg rustig: waarom zou u een tientje meer betalen voor de gebonden uitgave als u ook de paperback kunt kopen? Anders ligt het bij boeken waar een hard kaft helemaal bij past. Een Atheneum-uitgave van Polak hoort natuurlijk gebonden te zijn, maar wie koopt dat? Een boekhandelaar moet zijn omgeving kennen. Men is hier zeer prijsbewust.’
De boekhandel kan 3448 Nederlandse romans leveren. ‘De levensduur van een boek wordt steeds korter,’ zegt Ineke Hillen van Meulenhoff. ‘Een auteur wordt sneller bekend. In korte tijd wordt hij of zij veel in de media genoemd, het boek wordt een paar maanden goed verkocht en dan is het voorbij. Dan moeten wij weer met iets nieuws komen. Dat past helemaal bij deze tijd.’
Daarom wordt aan omslagen meer zorg besteed dan ooit, daarom zal zonder aandacht van pers, radio en vooral televisie, bijna geen boek het nog tot bestseller brengen. Schrijvers en hun boeken moeten opvallen.
Ineke Hillen: ‘Het oude fonds loopt steeds moeizamer. Vroeger was het oude fonds de basis van de uitgeverij. Daar werden geleidelijk nieuwe titels aan toegevoegd. Die basis is weg. Wie leest nu nog schrijvers van het begin van deze eeuw? Het publiek koopt sneller en vergeet sneller - de branche is veel trendgevoeliger geworden. Wat niet meteen verkoopt, komt ergens achterin de zaak te staan.’
Judi Kluvers van de Larense Boekhandel: ‘Als een boek niet meer verkoopt, is het een dode titel. Voor mij is het de kunst de goede dode titels in de kast te hebben.’
rudie kagie
|
|