Inez van Dullemen
Inez van Dullemen
Inez van Dullemen is, afgaande op haar meest recente boek Na de orkaan en andere verhalen, uit heel ander schrijvershout gesneden dan Frans Stüger. Stüger gaat het in eerste en laatste instantie om de psychologische ontleding, terwijl bij Inez van Dullemen vooral de sfeertekening, de plastische scherpte en zeer bepaald ook de sierlijke verwoording vooropstaan. Een passage als de navolgende zal men bij Stüger niet snel aantreffen: ‘Ergens stuitte ik op een aantal poppen (...). Ze lagen in de meest dramatische houdingen: voorover gekwakt, naakt, met de billen obsceen omhoog, of op de rug met verwaaid haar en door modder besmeurde gezichten waarin de glazen ogen naar de lucht staarden. Hun verwording maakte ze krankzinnig levend, heimelijke nymfomane glimlachjes speelden rond hun rozebladlipjes.’ Inez van Dullemen ziét meer dan Stüger en zij schuwt een zekere opsmuk bij de verwoording daarvan niet.
Nu is het ook weer niet zo dat de psychologische component bij Van Dullemen ontbreekt. De personages in haar verhalen worden, zo stelt de tekst op het achterplat terecht, ‘op een kritiek moment van hun leven van binnenuit belicht’. Maar dit van binnenuit belichten wordt in hoge mate door beelden van buitenaf bestuurd. De innerlijke verwarring van de vrouw in ‘Na de orkaan’ heeft een analogon in de door de oorkaan verwoeste kuststreek, die Van Dullemen met een bewonderenswaardig woordschilderingsvermogen voor ons schetst; in ‘De kaketoekoning’ doolt een jongetje, wiens hart gebroken is door het verlies van zijn kaketoe, heel toepasselijk door het brandende, zojuist gebombardeerde hart van Rotterdam. En zo is er meer. In plaats van psychologische ontleding geeft Inez van Dullemen psychologische verbéélding, waarbij zij het vanouds veronderstelde verband tussen de buitenwereld en het ‘landschap van de ziel’ vaardig en met suggestief elan weet aan te brengen.
Er gaat een vervreemdende, surreële beklemming van deze verhalen uit, al gebeurt er niets dat in werkelijkheid strikt genomen niet zou kunnen. Het verhaal ‘De duif’ is hiervan een voortreffelijk voorbeeld. Een beeldhouwer leeft in volkomen afzondering in een alleenstaand, door een muur met glasscherven omgeven en elektronisch beveiligd huis. Hij heeft een duif die in de garage een nest heeft gebouwd. Het eigenaardige beest weigert zich een doffer te zoeken en houdt zich voortdurend op in de nabijheid van de man, hem met hitsig gepik en gekoer wijzend op huwelijkse plichten waarvan hij zich uiteraard onmogelijk kwijten kan. De man is dit beu en besluit de duif te doden. Dus volgt hij haar behoedzaam tot in de garage en drukt op de knop om de deur te sluiten. De duif weet echter nog net te ontsnappen. Wanneer de man opnieuw op de knop drukt blijkt de garagedeur niet meer open te kunnen: de elektromotor waarmee zij wordt bediend is door het er bovenop gebouwde duivennest onklaar geraakt. Zo zit hij dan, naar het schijnt voorgoed, gevangen in zijn eigenhandig gebouwde vesting. Het verhaal doet een beetje denken aan Albert Helmans novelle Mijn aap schreit, die ook de demonische haat-liefde-verhouding tussen mens en dier tot thema heeft. Trouwens, Van Dullemens proza, waarin het visuele element, de bloemrijke stijl en de bizarre verhaalstof zich zo sterk op de voorgrond dringen, heeft helemaal een Helmaneske toets.
Ook ‘Kilometer 210210’ is een tamelijk ongewoon verhaal. Een overspannen jongeman, die in zijn auto langs de snelweg raast, heeft de dwangneurotische neiging om aan de stand van de kilometerteller allerlei merkwaardige betekenissen toe te kennen Bij km-stand 210000 flitst er door hem heen: ‘Je kunt suïcide plegen door een getal in gedachten te nemen. Welk getal zal ik nemen? Deze 210000 plus mijn geboortejaar, of mijn leeftijd.’ Hij kiest tenslotte het ‘noodlotsgetal’ 210210. Wanneer die stand bereikt wordt begaat hij geen zelfmoord, maar krijgt hij wel een aanrijding. ‘Na de orkaan’, het beste verhaal uit de bundel, ontleent zijn surreële kracht bovenal aan de chaotische staat waarin het door een vloedgolf overspoelde en daarna weer drooggevallen landschap verkeert. De vrouwelijke hoofdpersoon zegt het zo: ‘Om mij heen was een Salvador Dali-landschap tot werkelijkheid geworden.’ Via flash-backs krijgen we een indruk van de toestand tijdens het noodweer: ‘Alles was in beweging, kolking, waterhozen, wind die je de adem afsneed als een mes. Krankzinnig geworden meubels, als beesten in paniek op hol geslagen, verbrijzelden alles wat op hun weg kwam, elkaar stukstotend, versplinterend: al die bezittingen die altijd braaf en dienstbaar in eetkeuken of zithoek hadden gestaan, stormden nu op ons los in een vernietigende aanval van razernij. Wij raakten daartussen bekneld, onze lichamen werden opengereten als weke meloenen.’
Zó, als de ontwerper van een opstandige oerwereld, is Inez van Dullemen op haar best. Zij mag met haar kwantitatief bescheiden oeuvre dan een figuur van het tweede plan zijn, met deze bundel zit zij, afgemeten aan wat er de laatste jaren aan verhalend proza verscheen, gewoon vooraan, op de eerste rang.
■
sofia loren