raar wilde misschien nog wel eens iets loslaten over The Dark Lady, de donkere vrouw aan wie een gedeelte van de sonnetten gewijd zijn. Maar meer ook niet.
De geschiedenis van de sonnetten, gebaseerd op honderden jaren bestudering van de volgorde van de gedichten, vertelt het volgende verhaal: toen Shakespeare achtentwintig jaar oud was, kreeg hij van de Countess van Southampton, weduwe, de opdracht om gedichten te schrijven die bedoeld waren om haar zoon, de Earl van Southampton, over te halen toch eindelijk eens in het huwelijk te treden en voor nageslacht te zorgen. De Earl was een jaar jonger dan de dichter die aan het begin van zijn carrière stond. William Shakespeare was getrouwd en vader van drie kinderen toen hij in 1592 in contact kwam met de Earl en diens hofleven.
De eerste gedichten in de reeks, de zogenaamde ‘Marriage’-sonnetten, lijken uitstekend aan die opdracht te voldoen. Maar vanaf sonnet 10 wordt de toon tederder; er is minder afstand. In sonnet 15 is het al: ‘And all in war with time for love of you/As he takes from you, I engraft you new.’ En in sonnet 18 barst het in alle liefde los: ‘Shall I compare thee to a summer's day?/Thou art more lovely and more temperate.’
Tot aan sonnet 126 bezingt Shakespeare in alle toonaarden zijn geliefde en zijn liefde: de schoonheid van de geliefde, de Tijd die zijn vijand is omdat zij de geliefde ooit zal afpakken, de wanhoop omdat de geliefde een spelletje met hem speelt, wanhoop, woede, schuld, slavernij, verraad, terughouding: (‘My love is strengthened, though more weak in seeming;/I love not less, though less the show appear’) - alle registers van het grote liefde-orgel worden bespeeld. Een dergelijke hartstocht kan nooit de bedoeling van de moeder van de Earl geweest zijn.
Na sonnet 126 schijnt de situatie veranderd. Er is een vrouw in het spel, The Dark Lady. De liefdessonnetten die Shakespeare aan haar wijdde, zijn aardser. Het beeld dat hij in die sonnetten van de donkerharige minnares oproept is dat van een femme fatale aan het hof van de Earl, die met mannen speelt, er vele in haar bed heeft, er even vele weigert. De verwijten die de dichter de minnares maakt zijn grover dan die hij de Earl maakte, de beschuldigingen zijn directer. De Dark Lady is een hartstocht op een minder tragisch en verheven voetstuk dan de hartstocht voor de Earl. De seksuele toespelingen zijn veelvuldiger en duidelijker.
De sonnetten maken duidelijk dat Shakespeare omstreeks zijn dertigste twee hartstochtelijke liefdes beleefde, een heteroseksuele en een homoseksuele: ‘Two loves I have, of comfort and despair.’ En dat hij daar een hiërarchie in bracht blijkt als hij in hetzelfde sonnet 144 zegt: ‘The better angel is a man right fair/The worser spirit a woman coloured ill.’ Maar misschien was het ook in het Elisabethaanse tijdperk binnen de code om de vrouw bij wie je het hemels geluk geproefd hebt, daarvoor te laten boeten door je zelf wijs te maken dat zij je verleid heeft.
Hoe kuis Shakespeares liefde voor de Earl was, is niet duidelijk. Als we de chronologie van de sonnetten biografisch beschouwen, dan is sonnet 20, zeg maar vlak na sonnet 18 waar de liefde voor het eerst naar buiten barst, behoorlijk kuis. Shakespeare vergelijkt zijn geliefde daarin met een vrouw. Slechts één ding heeft de natuur aan deze gestalte met de schoonheid van een vrouw toegevoegd aan het lichaam van de geliefde, een ding dat voor de dichter van geen enkel nut is. Zelfs als we in het aangezicht van de poëzie aan niets aards willen denken, dwingen de twee slotregels van het sonnet ons door de woordspeling ‘pricked’ aan niets anders te denken dan aan het manlijk geslacht. ‘But since she (de natuur) pricked thee out for women's pleasure/Mine be thy love, and thy love's use their treasure.’ De betekenis van deze regel wordt duidelijk door bij het hardop lezen de klemtoon te leggen op het woord ‘use’.
De commentaren zeggen dat er rond het 35ste sonnet wel iets meer gebeurd moet zijn dan deze gesublimeerde liefde, maar de werkelijke toedracht van dat ‘iets meer’ blijft onduidelijk.