Ouderdom
In dit Engeland, dat een absoluut primaat aan de Grieken en hun beschaving toekende, bracht Kavafis de ontvankelijke jaren van de puberteit door. Daar is toen (eerder dan later in de Griekse minderheidsgemeenschap van Alexandrië) de grondslag voor zijn filhellenisme gelegd. Vooral in zijn vroegere gedichten wordt regelmatig naar de bekende schoolschrijvers als Herodotus en Homerus verwezen. Hun (vaak pessimistische) levensgevoel heeft de dichter diep beïnvloed. Gedichten over de ouderdom vinden we al bij de archaïsche lyrici als Mimnernus, Alcman en Anacreon. Zij winden er allen geen doekjes om. De maker van De zielen van de grijsaards zal met de schok der herkenning gelezen hebben wat Anacreon omstreeks 500 voor Christus schreef: ‘...er rest mij niet veel tijd meer van het zoete leven. Daarom snik ik vaak uit angst voor de onderwereld. Want verschrikkelijk is het binnenste van de Hades en vreselijk de weg erheen. En het staat vast dat wie daar afdaalt niet meer bovenkomt.’
Dezelfde antwoordde op de vraag waarom hij geen hymnen voor de goden schreef, maar wel voor jongens: omdat dat onze goden zijn! De grootsheid van de Grieken berust op hun durf om te denken, de illusie te verwerpen en de wereld te zien zoals hij is. De lyrici, de grote tragici, Herodotus, Plato, zij hadden de moed intellectuele dilemma's en morele problemen te formuleren, door te denken en soms zelfs onopgelost te laten. Dat laatste geeft hun grootsheid nog een extra reliëf: alleen huichelaars en bange dogmatici weten een antwoord op alle vragen. Een anonieme spreker in Terugkeer uit Griekenland (dat Warren en Molegraaf helaas niet vertaald hebben) formuleert het algemeen: ‘Heeft het zin dat wij onszelf misleiden? - / Dat zou ongetwijfeld een Griek onwaardig zijn./Laten wij de waarheid nu maar accepteren.’
De waarheid voor Kavafis was, dat hij een verarmde homoseksuele Griek uit de diaspora was, die in Egyptisch Alexandrië onder Engelse leiding dertig jaar lang oninteressant bureauwerk moest doen. Hij voelde zich kunstenaar, maar was klerk. Hij moest dus leven met dilemma en compromis, soms ook met maskerade en desillusie.
In onze maatschappij komt voor iedereen met homoërotische gevoelens het moment dat hij/zij kiezen moet. Men moet in de eigen ziel durven neerzien, de diagnose van de problemen stellen en er zo eerlijk mogelijk over nadenken. Wie ‘normaal’ is krijgt althans die strijd cadeau. Ten leste heeft wie ‘anders’ is geen keus. Men moet de gevoelens accepteren of een leven lang zich zelf verraden. Die eenzame strijd wordt vaak onzichtbaar en onuitbaar gestreden en nooit geheel gewonnen. Kavafis spreekt erover in Verborgenheden:
Laat niemand uit wat ik deed en zei
proberen af te leiden wie ik was.
Er was een belemmering, die ver vormde
de daden en de wijze van mijn leven.
Er was een belemmering, die weerhield mij
vele keren als ik wou gaan spreken.
Mijn meest onopgemerkte daden,
en mijn meest verhulde geschriften -
daaruit alleen zal men mij begrijpen.
Welke belemmering de dichter verhinderde zich te onthullen is duidelijk. In 1895 (dertien jaar voor Verborgenheden) was Oscar Wilde veroordeeld tot twee jaar dwangarbeid vanwege ‘The Love that dare not speak its name’. Het lijkt dan ook geen toeval als men in Dagen van 1896 leest: Hij had zich volkomen vernederd. Een erotische neiging/van hem, strikt verboden en veracht/(niettemin aangeboren) was er de oorzaak van:/de maatschappij was erg bekrompen.’
Als zoveel mensen met homoërotische gevoelens moet Kavafis zich mede tot de Griekse cultuur hebben aangetrokken gevoeld, omdat daar de gelijkgeslachtelijke liefde niet per definitie afgekeurd, laat staan vervolgd werd. Onder invloed van de kunstcriticus-filosoof Walter Pater, die kunst en moraal strikt scheidde en de genotservaring tot levensdoel voor de Estheet uitriep, schreef Kavafis een gedicht als Sterker maken:
Wie verlangt zijn geest sterker te maken
moet zich bevrijden van respect en gehoorzaamheid.