Tering Stein
The continuing story
‘Walgelijk!’ had Pamela bovendien nog geroepen toen de drie deurwaarders in het programma van de Konsumentenman hun lied hadden aangeheven.
Kootjes droom lag in duigen. Eerst hadden ze het item van het verminkte kind voor haar neus weggekaapt en nu ontnamen ze haar de primeur van het gezongen konsumentenleed. In nog geen kwartier was het licht van haar carrière gedoofd. Haar flitsende ontsluiting van de markt, haar strategische binnentreden in het mensenhart - alles, alles was haar ontnomen. En tot overmaat van ramp had Pamela geroepen dat ze het walgelijk vond. Vermurwde het Lied dan niet iedereen? Bestonden er toch nog mensen met een pantser voor gezang? Ze kon het zich niet voorstellen. De gedachte dat er zelfs met haar uitgangspunten iets mis kon zijn had haar ogen met tranen gevuld.
Een beetje zwemmerig zag Kootje de drie deurwaardershoofden naar rechts bewegen. Er kwam een unisono doebie-doebie-doe uit, de adamsappels klokten op en neer, en vervolgens bewogen de drie deurwaardershoofden scharnierend om hun lange halzen, tegelijkertijd naar links. Kootje werd er duizelig van. Het was of niet het drietal, maar het scherm heen en weer deinde. Ze zag hun monden open en dicht gaan, open en dicht, alle drie op precies hetzelfde tijdstip - tegen zoveel harmonie kon ze niet op. Ze nam de bovenste luier van de stapel die tussen haar en Pamela inlag en verborg er haar gezicht in.
‘Vind je het echt zo walgelijk?’ snikte ze.
‘Hoor je dan niet hoe vals ze zingen?’ antwoordde Pamela. En resoluut voegde ze er nog eens aan toe: ‘Walgelijk.’
Kootje keek op uit haar luier en tuurde onderzoekend naar haar buurvrouw op de bank. Niet het zingen zelf, het Lied an sich, had ze dus walgelijk gevonden, maar de manier waaróp het werd gedaan. Er was niets mis geweest met haar uitgangspunten. Goddank. Zij was verloren, maar de Zang was gered.
Verloren? Hoorde een inventieve, jonge vrouw als zij dat woord te kennen? De opmerking van Pamela had meteen een nieuwe vonk in haar ontstoken. Hier werd geleden door een moeder van twaalf kinderen. Of van dertien, veertien - daar wilde ze af zijn. Hier werd, hoe dan ook, een gevoelig moederoor grofbejegend. Een alleenstaande vrouw kreeg na een dag van zwoegen en draven, in het enige programma dat haar tot een troost zou kunnen zijn valse noten voorgeschoteld. Wangezang, dat was de beloning voor zo'n maatschappelijk hoge taak.
Een nieuwe formulering drong zich op voor een klachtenbrief naar de Konsumentenman. Moeders van grote gezinnen die onder gebrul gebukt moesten gaan. Terwijl ze recht hadden op bel canto. Kootje zag zichzelf weer helemaal in beeld. Er was nog een rol voor haar weggelegd - feilloos voelde ze dat aan. De Konsumentenman zou vast liever een programma maken met een zwangere zangeres die zuiver klonk en een moeder van veertien kinderen - vijftien, zestien misschien - met een gevoelig gehoor dan met drie dorre deurwaarders die krasten. Dat laatste was nu echt een zwaktebod. Mannen hóórden zich niet eens met verschijnselen bezig te houden die uit de toon vielen en waar geen zwangerschap aan te pas kwam. Ze dienden hun beperkingen te kennen. Nee, het stond voor Kootje vast: haar entrée op de televisie zou ze samen met Pamela maken. De ambiance van kinderen zou fijntjes op de achtergrond blijven meespelen en haar gezang zou de noodzakelijkheid van de bewijsvoering bezitten. Het was, alles welbeschouwd, niet meer dan een verfijning van haar oude plan.
De vraag of Pamela wel met haar mee wilde doen kwam niet eens bij haar op. Kootje was eraan gewend gratis te winkelen en bij de buren een kind te lenen, dus zou ze ook Pamela gewoon meenemen. Er heerste tegenwoordig zo'n geweldige solidariteit onder vrouwen. Wie zich als vrouw tegen een vrouw verzette - die moest wel van bijzonder rare komaf zijn. Kootje dacht zelfs al aan iets van een duo - met haarzelf in de leidende rol natuurlijk. En aan een achtergrondkoortje van Pamela's kleuters, alle zeventien of hoeveel het er ook mochten zijn.
Ze werd afgeleid van haar mooie gedachten. Er was tumult op de televisie. Ze zag een gemaskerde man die een pistool tegen de slaap van de nu wel héél schaapachtig kijkende Konsumentenman drukte.
(wordt vervolgd)