Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Een dubieuze held
| |
DweepzuchtTyperend voor Skovorecký is dat hij hier wéér koos voor een niet absoluut positieve held. Had hij dit wel gedaan, dan had hij omgekeerd dezelfde fout gemaakt als de socialistisch-realistische schrijvers die hij juist wilde kritiseren. Leden maakt immers gemene zaak met de in onze ogen traditioneel ‘kwaden’ (stalinisten) en is bovendien in zijn persoonlijke liefdesperikelen met juffrouw S. een nogal onuitstaanbaar figuur door zijn melodramatische dweperigheid, nauwelijks verhulde opgewondenheid en depressieve verslagenheid. Deze heethoofdige attitude contrasteert met de ironische, soms zelfs cynische pose die hij eerder placht aan te nemen, maar welke veilige positie hij moest verlaten door zijn toenemende gevoelens voor juffrouw S. Door zo'n dubieuze held in de ik-vorm te presenteren, ontstaat een navrant effect waarbij de lezer niet meer weet met wie hij zich nu wel moet identificeren. Met die stormachtige jongere garde? Maar ook die krijgt een veeg uit de pan. Met juffrouw S.? Zij is echter ook geen heilige: in de ogen van Leden lijdt zij aan een te sterk moreel normbesef, ze wijst hem voortdurend af en zijn middelen om haar te winnen worden steeds onfatsoenlijker. Alleen een ‘hogere’ taak kan haar boven dit normbesef verheffen. Al lijkt ze een wat krengig persoon, fysiek is zij beeldschoon, verleidt hem tot het oubollige liefdesjargon van weleer, maar is ook ‘getekend’, getuige het littekentje op haar onderarm dat een indicatie is van haar mysterieuze verleden. De pogingen van Leden om haar te krijgen zijn tegelijk pogingen om achter haar geheim te komen, om haar ‘waarheid’ te onthullen. Maar juffrouw S. is méér: in haar reflecterende zonnebrilglazen (met daarachter haar donkere bakelieten kijkers) weerspiegelt zich het morele verval van haar minnaar, die daardoor gedwongen wordt tot zelfonderzoek, tot onthulling van zijn eigen gebreken. Tot zover de psychologische roman, zoals die verstrengeld is met de sociale en vervolgens met een verrassende ontknoping uitmondt in de ‘echte’ detective. Skovorecký heeft met deze roman op oorspronkelijke wijze een fraai tijdsbeeld gegeven van een minder fraaie tijd waarin de positieve helden hoogstens aan de periferie van het sociale bedrijf (of eerder nog daarbuiten) stonden. Bij dit beeld past ook het reeds gesignaleerde clichématige erotische taalgebruik dat door de ik-verteltrant nooit ironisch of zelfs satirisch is bedoeld. De vertaler heeft er dan ook goed aan gedaan niet al die ‘boezems’ en ‘décolletés’ onder tafel te willen werken of anderszins te verhullen of moderniseren. Wel jammer is het dat de uitgever dit boek heeft laten verpakken in een grauw leteromslag waarbij het hoedje van de hoofdletter S is afgewaaid en ridicuul op het topje van de o balanceert... ■ |
|