Pritchetts ambitieuze bescheidenheid
Nog meer verhalen, nog meer juwelen
More Collected Stories door V.S. Pritchett Uitgever: Chatto & Windus/The Hogarth Press, 276 p., f51,60
Anthony Paul
Het doet me plezier de verhalen van de grote Engelse schrijver V.S. Pritchett nog eens te kunnen aanbevelen, maar nu ik dat schrijf, wordt mijn plezier enigszins vergald door het zwaar drukkende besef dat Pritchetts werk zo moeilijk te recenseren is. Ik kan Pritchetts goede kanten wel opsommen, daar is niets aan, maar hoe kan ik iemand die zijn werk nooit heeft gelezen laten proeven hoe zijn verhalen zijn? Pritchetts werk beschrijven is bijna even moeilijk als een beschrijving van de wereld geven.
Toen ik in november '82 de eerder verschenen Collected Stories recenseerde, schreef ik dat Pritchett (die in 1900 werd geboren) alleen geen grotere internationale bekendheid geniet omdat hij heeft gekozen voor het genre dat hem het beste ligt, het korte verhaal, en omdat hij zich nooit belerend heeft opgesteld, geen gewichtige uitspraken doet en zich niet voordoet als een soort goeroe, of iemand wiens mening van belang is en dat maar al te graag laat weten. Hij drukt zijn ego niet op zijn werk. ‘Bescheiden’ is een woord dat vaak gebruikt wordt in verband met de kunst van het korte verhalen schrijven, en in het geval van Pritchett dringt het zich extra op omdat hij de mensheid in haar vele vormen vanuit een neutraal hoekje met humor observeert en zich verre houdt van gemoraliseer en generalisaties, en van het dramatische zelfbeklag van bij voorbeeld Greene, of de ego-projectie van Kipling. Zijn stijl is even herkenbaar als natuurlijk en onopdringerig; hij is overal en nergens: hij komt nooit om het hoekje kijken om ons te laten zien hoe gevoelig hij wel is, hoe bezeten van nobel pessimisme, enzovoort. Kortom, hij heeft nooit het soort trucjes aangewend waarmee schrijvers zich een imago verschaffen en de Nobelprijs winnen.
Misschien ligt de charme van Pritchetts verhalen in de combinatie van deze oprechte bescheidenheid, de manier waarop de schrijver zich in zijn werk weet op te lossen, en de uiterlijk bescheiden maar in wezen ambitieuze opzet van de verhalen. Pritchett lijkt bescheiden omdat hij over gewone mensen schrijft, maar hij doet het op een manier waardoor je ze onmogelijk als gewone mensen kunt bekijken. Hij houdt niets voor gezien, neemt nooit iets als vanzelfsprekend aan; hij is altijd uiterst specifiek en heeft een scherp oog voor de eigenaardige en verrassende dingen in gewone ervaringen en gewone mensen. Ter illustratie: ‘The doctor is a big man, as soft as an elephant, his jackets and trousers hanging on him like a hide. He walks in a creeping way, stooping as very tall men do, as if he were following a scent, often nibbling a biscuit. In the village it is felt to be unnatural for a man of his size to be living alone.’ Wat deze beschrijving zo levendig maakt is bij voorbeeld de nadruk op de softness van de olifant, zijn loshangende huid; de specifieke biscuit; de sprong naar de sociale dimensie in de laatste zin, die zo simpel lijkt, maar eigenlijk heel vreemd en geestig is. Met dat soort verrassingen komt Pritchett altijd: je weet nooit wat je te wachten staat.