Inspiratiebron
Met Les Pâques à New York uit 1912 wordt het wel gezien als het beste werk van Cendrars. Opmerkelijk is, dat eveneens in 1913 de bundel Alcools van Apollinaire verscheen, met het lange eerste gedicht Zone. Opmerkelijk, omdat beide schrijvers beurtelings worden genoemd als elkaars inspiratiebron. Du Perron, bij voorbeeld: ‘...niet zó origineel als het op het eerste gezicht wel leek (want deze Cendrars is bijna geheel uit Apollinaires Zóne voortgekomen).’ En op de omslag van de Nederlandse vertaling van de Transsibérien die onlangs verscheen: ‘Cendrars’ poézie was van grote invloed op zijn tijdgenoten. Een bekend voorbeeld is het gedicht Zone van Apollinaire.' Dit laatste moet feitelijk onjuist zijn, want Zone verscheen al in december 1912 in Les Soirées de Paris, en kan dus nooit de invloed van de Transsibérien hebben ondergaan. Waarschijnlijker is het, dat Cendrars en Apollinaire, die elkaar trouwens goed kenden, op vergelijkbare wijze door de moderne tijd zijn geïnspireerd. En zij niet alleen natuurlijk. Er zijn meer schrijvers uit deze tijd aan te wijzen die het nieuwe kosmopolitische levensgevoel in hun werk tot uitdrukking hebben gebracht. Men hoeft maar te denken aan Paul Morand, die wat later debuteerde, maar van dezelfde generatie was.
Ik noemde de Nederlandse vertaling. Deze verscheen bij uitgeverij Kwadraat van de hand van Ieme van der Poel als Proza van de Transsiberische spoorlijn en van de kleine Jeanne van Frankrijk. Een fraai werkstuk, dat, op een paar kleine ‘ontsporingen’ na, het ritmische denderen van de trein over de rails even trouw volgt als het origineel, dat naast de vertaling is afgedrukt: ‘Ik lig gewikkeld in een plaid/ Bontgestreept/ zoals mijn leven/ En mijn leven houdt me niet warmer dan deze sjaal/ Uit Schotland/ En heel Europa zoals dat in razende sneltreinvaart aan mij voorbijvliegt/ Is niet rijker dan mijn leven/ Deze sjaal/ Vol rafels op kisten gevuld met goud/ Waarmee ik spoor/ Niets dan dromen doe ik/ Niets dan roken/ En de enige vlam in het heelal/ Is een armzalige gedachte.../’
Het gedicht lijkt mij op perfecte wijze de gemoedstoestand te beschrijven van de ware reiziger, de rusteloze die het op één plaats niet kan uithouden, maar niettemin het heimwee naar een vaste stek voortdurend ervaart. Als metgezellin heeft hij de ‘kleine Jeanne’ bij zich, het Parijse hoertje dat op zich ook weer, zij het in andere betekenis, het reizen vertegenwoordigt. Zij is het, die in het gedicht het element van nostalgie brengt, door haar steeds herhaalde vraag: ‘Hoor eens, Blaise, is Montmartre nu heel ver weg?’
Een erg mooi boekje, kortom, dat een uitstekende kennismaking met Cendrars geeft.