Mag dat/moogt gij?
Vervolg van pagina 10
bewusst, of nou ja veel, genoeg om me niet van de wijs te laten brengen door een gastcollege Kwaaiigheid aan de hogeschool voor Miskenning. Hoe hooggestemd de woorden van Ida Gerhardt ook mogen lijken, in wezen zijn het onfatsoenlijke aantijgingen. Dat blijkt vooral uit de onbeheerste termen die ze hier en daar laat vallen: raggen en kladden. Iemand die het hoofd koel houdt, schrijft dat niet op, al denkt hij het misschien. Erg tactisch kan ik het ook niet vinden. Als ze nou nog ‘minder consciëntieus’ of ‘onnaukeurig’ of iets dergelijks had gezegd.
Waarom streeft Ida Gerhardt voortdurend naar miskenning? Hoeveel meer prijzen dan de acht of negen die ze al ontvangen heeft moeten we haar nog geven voor het uitraakt met dat gelamenteer over ons ‘verdane lage land’, dat niet weet wat grote poëzie is? Het gedicht met de synecdochische titel ‘Toen Holland antwoord gaf’ begint met de regels ‘dat dit mij nog gewerd: van mijn werk de late erkenning’. Irritante regel vind ik dat, omdat er een verwijt in opgesloten ligt: beter laat dan nooit, maar niettemin láát.
Kampioene is Ida Gerhardt, kampioene van de verwijtende dankbaarheid. Steeds weet ze uit een dure bos bloemen wel dat ene verlepte blaadje te vissen om dat er demonstratief bovenop te leggen. Nu klaagt ze weer de putten uit de grond naar aanleiding van de recensies op haar bundel De zomen van het licht. Maar om precies te zijn is dat werk gemiddeld heel lovend besproken. ‘De bundel toont maar uiterst weinig zwakke of doffe plekken,’ schreef Hans Warren, hij ‘doet niet onder voor het beste wat ze ooit maakte.’ Tom van Deel vond de gedichten eveneens zo de moeite waard dat hij ergens de uitdrukking ‘weergaloos mooi’ gebruikte. Jaap Goedegebuúre, net als ik nogal vatbaar voor wat hij beschouwt als Gerhardts profetische ambities, raakte bij een aantal gedichten toch ook ontróérd. Elly de Waard bewonderde haar vitaliteit en noemde haar een van de meest vooraanstaande dichters. Karel Soudijn schreef ‘Veel gedichten uit deze bundel vind ik echt indrukwekkend.’ Guus de Bakker: ‘haar prachtige verzen krijgen oud-testamentaire waarde’. Zelfs voor een tweetal onder de titel ‘Anno 1982’ geschreven gedichten, waarin Ida Gerhardt abortus en partnerruil gispt en die de meeste recensenten liever vergaten, was een bewonderaar te vinden in de personen van L.L. Bouwers van het Nederlands Dagblad. ‘Ida Gerhardt kan nog steeds gedichten schrijven van een grote aanschouwelijkheid, waarin ze nuchter en nauwlettend gebeurtenissen registreert die weliswaar een diepere betekenis kunnen hebben, maar die diepere betekenis niet nadrukkelijk verkondigen,’ schreef Rob Schouten in Vrij Nederland. Schreef hij dat? Jazeker, heus, het is de zuivere waarheid.
Maar het lijkt wel of Ida Gerhardt van haar uitgever alleen de negatieve reacties toegestuurd krijgt of die zelf zorgvuldig uit hun context knipt en de rest aan de schillenboer meegeeft. Hoe anders komt ze erbij dat Nederlandse critici haar blind, intolerant, woedend en rancuneus haar dichtersgaven misgunnen? Deze en dergelijke uitdrukkingen keren als een boemerang naar haar artikel terug.
■