Het leven een kerstboom
De openbare strafvoltrekking
Lodewijk Brunt
De islamitische revival, die de laatste jaren in Noord-Afrika en het Nabije Oosten op gang is gekomen, heeft nu ook Soedan in haar greep. President Jaafar Nimeiri verklaarde in september de islamitische wetgeving van toepassing in zijn land, dat vooral in het zuiden wordt bewoond door mensen die helemaal geen moslims zijn. Sindsdien zijn er op een groot plein in Khartoem al bijna dertig mannen in het openbaar gestraft wegens een overtreding van het verbod op het gebruik van alcohol. Ze kregen ieder veertig zweepslagen. Onlangs was de eerste vrouw aan de beurt. Ze zou thuis alcohol hebben bereid.
‘Voor het politiebureau van het stadje Atbara, 240 kilometer van Khartoem, was een grote menigte samengestroomd om te zien hoe de vrouw 25 zweepslagen kreeg. Zij kreeg verder 15 dagen gevangenisstraf opgelegd,’ aldus een persbericht van Reuter, dat te vinden was in de Volkskrant (24 november 1983). Dit is nog maar het begin, want de islamitische wetgeving heeft nog meer in petto: het afhakken van handen of benen voor diefstal en steniging tot de dood erop volgt voor overspel. In Soedan zijn ze nog niet zo ver, begrijp ik, want de autoriteiten weten niet hoe ze dat precies moeten doen. Een delegatie, waarin een chirurg en de hoogste rechter van het opperste gerechtshof, is afgereisd naar Saoedi-Arabië om daar de nodige adviezen in te winnen. Volgens een deskundige op het gebied van de islamitische wetgeving, zo valt in hetzelfde bericht te lezen, moet de hand van een dief op een professionele manier van de arm worden getrokken om overmatig bloedverlies of schade aan botten te voorkomen. Opperrechter Hassan Ali Ahmed zou hebben verklaard, dat dieven een kalmeringsmiddel zullen krijgen als hun hand wordt geamputeerd, maar géén pijnstiller en dat deze straffen zullen worden uitgevoerd op openbare pleinen bij de moskeeën, na afloop van de gebedsdiensten op vrijdag.
Mij bekruipt een gevoel van afschuw als ik zo'n bericht lees. Ik denk dat ik op z'n minst onpasselijk zou worden als ik getuige zou zijn van een openbare strafvoltrekking waarbij mensen doelbewust verminkt, of erger nog, ter dood gebracht worden. Toch is het nog niet zo gek lang geleden dat ook in ‘onze’ contreien executies plaatsvonden, waarbij publiek aanwezig was. Tijdens de wereldtentoonstelling te Parijs bij voorbeeld, in 1899, werden Allorto en Sellier ter dood gebracht en het aantal toeschouwers was aanzienlijk groter dan de hoeveelheid mensen die de Eiffeltoren bezochten, destijds gepresenteerd als een soort wereldwonder. Reisagent Thomas Cook had zelfs speciale bustochten naar de terechtstelling georganiseerd, die allemaal ruimschoots waren volgeboekt. Pas in 1939 kwam er een eind aan de openbaarheid van executies in Frankrijk. Dat was in het jaar dat Weidmann werd onthoofd in Versailles. Alle plaatsen met uitzicht op de guillotine waren reeds lang van tevoren tegen woekerprijzen verhuurd geweest.
Elders in de ‘beschaafde’ wereld was het net zo. In de Amerikaanse staat Kentucky werden openbare terechtstellingen afgeschaft in 1938, nadat nog in 1936 een man werd opgehangen voor een publiek, dat naar schatting uit enkele tienduizenden mensen bestond.
Op het gebied van het toebrengen van verminkingen bij wijze van straf heeft de westerse wereld ruimschoots haar sporen verdiend. Misdadigers moesten voor het leven getekend worden - als ze het leven er tenminste bij hielden - en dat werd eeuwenlang met veel verve in praktijk gebracht. Vooral op het Europese continent. In Duitsland werd gebruik gemaakt van het Fass, de ton met spijkerpunten aan de binnenkant waarin de veroordeelden in werden rond gerold, of de Kranz, de metalen hoofdband die zó strak kon worden aangedraaid, dat de schedel barstte.
De man die een moordaanslag pleegde op de Franse koning Lodewijk de Vijftiende werd gestraft door het afbranden van zijn hand, waarna het overgebleven stompje in gloeiend lood en kokende olie werd gedompeld. Zoals gebruikelijk stonden er functionarissen met azijn en koud water klaar om de gestrafte weer bij te brengen als hij dreigde te zullen flauwvallen van de pijn. Soortgelijke hulpverlening moest ook wel eens worden verleend bij het vierendelen. De veroordeelde werd met zijn armen en benen vastgemaakt aan vier paarden, die vervolgens ieder een andere kant op werden gejaagd. De beul stond met een mes klaar om de ledematen een beetje los te snijden als het de trekdieren aan voldoende kracht ontbrak. Zulke strafvoltrekkingen zijn tot diep in de achttiende eeuw doorgegaan, hier en daar nog langer.
Wijst dit op een algehele hardheid, op een volstrekte onverschilligheid tegenover de dood?
Je hoort dat wel eens beweren: in vroeger tijden zou een mensenleven minder tellen dan nu. Maar ik kan dat nauwelijks geloven. Het is interessanter om na te gaan welke functies en betekenissen zulke executies hadden voor de diverse betrokkenen. De Nijmeegse antropoloog Anton Blok heeft zich daar een paar jaar geleden over gebogen. In het tijdschrift Symposion (jrg. I, no. 1, 2, 1979) schreef hij over ‘theatrische strafvoltrekkingen’ onder het ancien régime in Europa. Het was de autoriteiten die zulke ‘spiegelstraffen’ of ‘symbolische straffen’ ten uitvoer brachten te doen om het afschrikwekkende effect dat ervan uitging, maar voor de toeschouwers kwam er nog iets anders bij. Dezen werden, volgens Blok, ‘op zeer plastische wijze op de hoogte gesteld van hetgeen de veroordeelde misdaan had. Het delict werd vaak letterlijk in de straf tot uitdrukking gebracht en bovendien in de straf gesymboliseerd door middel van een code die voor de grotendeels ongeletterde bevolking begrijpelijk was. (...) De plaatselijke bevolking stroomde niet alleen toe omdat de overheid daar prijs op stelde, maar meer uit nieuwsgierigheid en de behoefte aan opwinding. (...) Men kwam ook om te zien wie er gevonnist werd en wat er precies met een plaatsgenoot gebeurde die zich aan halsmisdrijven schuldig gemaakt had. Om aan deze behoefte te voldoen, werden de veroordeelden, ook als het proces tegen hen elders gevoerd was, meestal in hun woonplaats terechtgesteld.’ De openbare executies en verminkingen hadden bovendien een morele lading: de veroordeelden - indirect ook hun verwanten, vrienden en buren - werden onteerd en te schande gezet.
Hoe zou het komen, dat deze praktijken inmiddels zó ver van ons afstaan dat je, als je zo'n bericht over Soedan leest, de rillingen over je rug voelt lopen? Natuurlijk, we hebben geen behoefte meer aan een plastische voorstelling van wat misdadigers gedaan hebben. Dat kunnen we nu in de krant lezen. Blok denkt dan ook eerder aan iets anders. In navolging van Norbert Elias wijst hij erop dat zich in Europa nationale staten ontwikkeld hebben en dat de inwoners daarvan een fundamenteel andere ‘affecthuishouding’ hebben dan de inwoners van staten met een meer persoonlijk getinte souvereiniteit, dynastieke staten. Om het wat grof uit te drukken: een kwestie van voortschrijdende beschaving, waardoor we de aanblik van lijfstraffen in toenemende mate als pijnlijk en stuitend zijn gaan ervaren. Dat mag zo zijn, maar wat betekent dit nu voor de ontwikkelingen in Soedan? Daar schrijdt de beschaving blijkbaar niet voort, een kaste van fanatieke moslims is bij machte om dit proces eigenhandig te keren en de klok een flink eind terug te zetten. Wat heeft dit voor consequenties voor de ‘affecthuishouding’ van de Soedanese bevolking? Als we het bericht in de krant mogen geloven, is er aan gretige belangstelling voor openbare strafvoltrekkingen geen gebrek. Zou een langdurig beschavingsproces dan toch door zo'n ingreep van hogerhand in één klap ongedaan gemaakt kunnen worden? Als dat zo is, moet de theorie van Norbert Elias nog maar eens grondig worden nagekeken.