Tering Stein
The continuing story
Kootje lachte niet omdat Bob weer eens naar de Konsumentenman schreef, maar omdat ze had gezien dat de stekker van de boormachine uit het stopcontact was geschoten. Geen wonder dat zo'n ding het dan vertikte. Bob had van zijn onhandige manoeuvre niets gemerkt. Hij was meteen in de pen geklommen. Klagen was de lust van zijn leven. Niets was zo'n dankbaar werkterrein als de middenstand met zijn niet te beteugelen drift om iedereen ondeugdelijke en ondermaatse waar te slijten. Zodra Bob ook maar een vermoeden kreeg van een aanzet tot een mogelijkheid van een eventueel defect schreef hij erover naar de Konsumentenman. Daar moest Kootje niet om lachen. Dat was ook voor haar een heilige zaak. Je draaide je laatste dubbeltjes niet om voor een onvoldragen produkt. Het bedrog loerde om iedere hoek. De neringdoende klasse verdiende je grootst mogelijke wantrouwen. Als je niet voortdurend waakzaam was hadden ze je niet alleen een zinloos apparaat in de maag gesplitst, maar dan werkte het ook nog niet. Of juist wel.
Zo had Bob eens voor oudejaarsavond een doos met rotjes en gillende keukenmeiden gekocht die, toen hij ze afstak, nota bene ontploften en gilden. Dat was levensgevaarlijk! Je kon door zo'n knal heel lelijk een oog of een vinger verliezen. Hij had over de schande dat het vuurwerk was ontploft een vlammende brief naar de Konsumentenman geschreven. Geen antwoord ontvangen natuurlijk.
De pot zure haring die Kootje onlangs op haar boodschappenronde had meegenomen, dat was ook een regelrechte aanfluiting geweest. Er zat maar één uienring in. Bob had de uienring voorzichtig op een vaatdoek gedroogd en hem bij zijn brief naar de Konsumentenman gevoegd. Een antwoord? Vergeet het maar.
Alsof het geld aan de bomen groeide.
Rijkdom komt aangewaaid, maar armoede is een kunst.
Bob beoefende die kunst met overgave. Het was zijn ideaal een eenmansfront te vormen tegen de uitwassen van de consumptiemaatschappij. Laatst had hij nog - over aanfluitingen gesproken - van een firma gehoord die fluitende ballen leverde aan sportverenigingen voor blinden. Op zich een nuttige firma. Blinden hadden ook recht op voetballen en dan bood een bal die je kon horen uitkomst. Maar de batterij die voor het signaal zorgde was al na een half uur leeg geweest. Verdwaasd hadden de blinden tussen de beide doelen heen en weer gerend. Dat was nu echt misbruik maken van andermans gebrek. Tegen zo iets diende streng te worden opgetreden. Bob had er bijna een brief over naar de Konsumentenman geschreven. Maar zo iets moest je, dat begreep hij wel, aan de gedupeerden zelf overlaten. Bovendien zou hij toch geen antwoord hebben gekregen.
Je zag mensen wel met minder ernstige klachten voor de televisie verschijnen. Waarom zij nu nooit? Want dat was wat Bob en Kootje vurig wensten: een optreden voor de televisie. Ze vormden om zo te zeggen de voorhoede van het consumentenleger en dan mochten ze toch ook wel eens hun zegje doen? Wie kocht en consumeerde zoveel als zij? Dus verdienden ze ook in het programma van de Konsumentenman een voorkeursbehandeling. Ze hadden als eersten recht om te klagen.
‘Zie je wel dat die dingen het altijd vertikken,’ zei Bob.
‘Kootje onderdrukte haar lachbui. Ze moest Bob maar niet op de werkelijke oorzaak wijzen van het stilzwijgen van zijn boor. Hij moest ook deze brief naar de Konsumentenman maar op de post doen. Je kon nooit weten. Kootje had nog een extra reden om voor de televisie te willen komen.
(wordt vervolgd)