| |
Het Lezen
‘Wat is er in een man-vrouw-relatie genoeglijker dan samen de avond doorbrengen met allebei een goed boek?’
Windsurfen, mastklimmen of kroeglopen veronderstellen een zekere lichamelijke conditie, maar lezen kan iedereen. Bij navraag blijkt bijna iedereen het ook te doen: jong en oud, in de stad en op het platteland, ziek en gezond. Het verzoek om eens een avondje te mogen komen praten over lezen als nuttige tijdpassering stuitte nimmer op een botte weigering. Na afloop van zo'n gesprek was het hollen om de laatste trein te halen: een lezer die over zijn geliefde auteurs uitweidt, heeft al snel de behoefte dat grondig te doen. Veelal bekruipt hem de lust de toedracht van gewaardeerde romans in detail uiteen te zetten en niet zelden groeit tevens de behoefte een genoemde titel metterdaad uit de kast op te diepen, wat er tegen het einde van de conversatie in resulteert dat meer exemplaren tussen zitmeubel en bijzettafel verspreid liggen dan er nog in de boekenkast staan. De toehoorder voelt zich na afloop van een dergelijke uiteenzetting alleen maar dommer dan aan het begin van het gesprek: zoveel schrijvers hebben geschreven, zoveel boeken werden gedrukt en geen van de namen die daaraan verbonden zijn zeggen hem iets. ‘Maar Barend de Graaff, die kent u toch zeker wel? Die heeft heel wat af geschreven hoor,’ roept de oude heer Plante bijna verbouwereerd uit. ‘En Wilma dan? Die schrijfster woonde hier in de buurt, ik heb nog met haar in het kerkbestuur van Beekbergen gezeten. Wil Hollander-Bronder, daar heeft u toch zeker wel eens van gehoord? Ook niet? Toon Kortooms, is dat een naam die iets zegt?’
Tweemaal per week, iedere maandag en vrijdag, strompelt Ko Plante (80) op krukken naar de Apeldoornse bibliotheekbus, die dan bij de dorpskerk van Klarenbeek staat geparkeerd. Zijn vaste vraag aan de mobiele juffrouw achter de catalogusbak is dan of ze soms nog lectuur van De Graaff, Fabricius of Hildebrand voorradig heeft - dat soort boeken mag hij graag lezen. Nu is hij verzonken in Exodus van Leon Uris; dat is informatief en spannend tegelijk. Als hij met zo'n boek bezig is, blijft 's avonds de televisie uit. Nu hij alle tijd aan zich zelf heeft, leest hij soms door tot wel één uur 's nachts.
Dertien jaar oud was hij toen hij thuis op de boerderij kwam werken, hij is altijd ongehuwd gebleven. ‘Ik moest voor mijn moeder zorgen en die is oud geworden. Drieëntachtig was ze toen ze in 1963 overleed. Ik was toen zestig jaar. Ik bleef achter met een broer die achterlijk was en waar ik voor moest zorgen. Die is in '69 gestorven - ja, en toen kreeg ik ineens veel meer tijd. Ik lees nu meer dan ik ooit gedaan heb. Er zijn wel eens mensen die vragen of ik me nooit verveel. Dan zeg ik: zolang er boeken bestaan zal ik me geen moment vervelen. Het zit in de familie. Die van vaderskant las veel, die van mijn moederskant niet. Ik had zes broers. Ik herinner me dat als er 's avonds een druk gesprek ontstond en er ook nog visite was, wij onze oren dichtstopten om te kunnen dóórlezen. Mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde, riep altijd: houd toch eens op met dat gelees! - maar dat kwam door- | |
| |
dat zij van moederskant was, die praatten liever. Boeken die ik vroeger las toen ik jong was, daar kan ik meer over vertellen dan over de boeken die ik tegenwoordig lees. Dat krijg je als je ouder wordt. Het geheugen wordt slechter.’ De roman die ooit de meeste indruk op hem maakte was getiteld Het was maar een boerenlummel; de naam van de schrijver is hij vergeten. ‘Dat ging over een boerenjongen en die kreeg dan verkering met een meisje uit de stad en dat leverde dan problemen op of zo iets.’
Het lezen verrijkt zijn geest. Jo Plante heeft in zijn hart medelijden met mensen die nooit een boek raadplegen. ‘Wat zijn die eigenlijk arm, in geestelijk opzicht,’ zegt hij. ‘Ze hebben een klein gezichtsveld. Als je veel leest, leer je de mensen kennen. Je doorziet sneller hun karakters. Daarom is het zo belangrijk dat ouders erop toezien wat hun kinderen lezen: van een slecht boek gaat een slechte invloed uit, dan denk ik vooral aan verkeerde boeken op zedelijk gebied. Wij hebben vroeger nooit slechte boeken gelezen. Je kon ze hier niet kopen, dus kwam je er op het platteland ook niet mee in aanraking. Dat was meer van de grote stad; Amsterdam, die kant uit. Nu kun je hier alles krijgen, de bibliotheekbus neemt dergelijke boeken zelfs mee.’
In Amsterdam weerkaatst het schelle zonlicht op zondagmiddag in het water van de Leliegracht. Onno Lixenberg zit éénhoog achter twee geopende ramen, de geluiden van spelende kinderen, een draaiorgel en voorbijrazend verkeer storen hem niet als hij leest. Onno is elf jaar. Zijn vader is beeldend kunstenaar, maar Onno vindt de schilderijen die zijn vader maakt niet mooi. Hij heeft Tolkien gelezen, In de ban van de ring, maar dat vond hij saai, met te weinig actie en slecht geschreven bovendien. Thea Beckman leest hij graag, Jan Terlouw ook wel en desnoods Roald Dahl - maar het liefste Thea Beckman. ‘Die schrijft tenminste over geschiedenis. Eerst was ik erg bezig met boeken over de Tweede Wereldoorlog, momenteel lees ik veel over ridders. Ik houd van dikke boeken, dan duurt het langer voor je ze uit hebt. Ik vind het een ramp als een goed boek van me uit is. Dan kan ik soms wel huilen. Ik lees meestal 's morgens om halfzeven tot ongeveer halfacht. 's Avonds probeer ik ook stiekem in bed te lezen, maar als mijn moeder het merkt, pakt ze het boek af en doet ze het licht uit. Heel vaak is het dan juist heel erg spannend, dan zit ik midden in een hoofdstuk, dan denk ik: één bladzijdje nog, dan ga ik slapen, maar als mijn moeder binnenkomt, is het afgelopen. Mijn moeder leest zelf haast niks. Mijn vader is een echte leesmaniak. Vroeger las hij ook heel weinig, maar dit jaar is hij, net als ik, flink aan het lezen geslagen.’
Op vrije woensdagmiddagen is hij doorgaans te vinden in de hoofdstedelijke Eerste Bloemdwarsstraat, waar de Kinderboekwinkel gevestigd is. In de winkel kennen ze onderhand zijn smaak, er liggen altijd twee of drie exemplaren klaar waar hij een keus uit kan maken. Hij krijgt altijd voldoende geld van thuis mee om minstens één boek te kunnen kopen. Aan de bibliotheek heeft hij een hekel, hij bepaald liever zélf zijn leestempo. Bovendien hecht hij aan boeken die hem dierbaar zijn. Die wil hij in de kast hebben staan. ‘Als ik aan een boek begin, moet het eigenlijk nieuw zijn, vind ik. Daarna mag er bij mij mee gebeuren wat ermee gebeurt. Ik leg een boek vaak plat opengeslagen neer, zodat de rug knakt. Van mij mag een boek scheuren, de bladzijden mogen eruit vallen, dat vind ik niks erg als ik ermee bezig ben. Boeken zijn er om gebruikt te worden, maar als je aan een boek begint, dat je nog niet kent, is het leuk als het nieuw is.’
Het zal ook wie niet op zoek is naar een partner zijn opgevallen: de kolommenparade der eenzame harten rukt elke zaterdag verder op in de advertentierubriek van de Volks-
| |
| |
krant. Man zoekt vrouw, vrouw zoekt man - en door de vermelding van lengte, levensbeschouwing en liefhebberijen is een oneindig aantal varianten op dit klassieke thema mogelijk. ‘Ik ben een j. man, baard, snor, 1.78, 38 jr., innerl. ouder, uiterl. jonger. Hobby: lezen. Ik mis een (h)echte vriendschapp. relatie met een vrouw die ook eenzaamh. niet wil laten overheersen.’ Een intrigerende tekst. Vooral dat ‘hobby: lezen’ kan van alles betekenen. Is de man verslaafd aan kranten en tijdschriften of doorvorst hij standaardwerken van wetenschappelijk kaliber? Wie weet leest hij triviale cowboyboekjes of misschien is het iemand die in stilte romantische herfstavonden bij knapperend haardvuur creëert met Lillian Rubins Intieme vreemden onder handbereik.
De brief onder nummer wordt rap beantwoord: de man wil best over zijn hobby praten, al zal het wat tijd vergen om hem te bereiken. Hij woont landelijk in een dorp buiten Hengelo, waar hij als ambtenaar op het stadhuis werkt. ‘Door omstandigheden,’ opent hij bij hem thuis zelf het gesprek, ‘ben ik nogal vereenzaamd geraakt. Ik heb veel in me zelf moeten overwinnen voordat ik die advertentie durfde te plaatsen.’ Zeventig reacties heeft hij gekregen - hij had er tien verwacht. ‘Misschien dat vijf van die zeventig brieven ingingen op dat lezen,’ zegt hij. In het begin had hij het spannend gevonden, zo'n advertentie. Nu is al het anonieme leed dat op hem afkomt vooral om treurig van te worden. Het zou leuk zijn als de vrouw die hij zoekt minstens zoveel leest als hij, dat wil zeggen: een paar uur per dag. ‘Wat is er in een man-vrouw-relatie genoeglijker dan samen de avond doorbrengen met allebei een goed boek? Dan kan heel gezellig zijn.’
Het is gek, maar sinds de vriendin met wie hij samenwoonde vier jaar geleden bij hem wegging, is hij ontzettend veel gaan lezen. Op allerlei gebied, hij beschikt over een brede interesse. Vaak is hij met wel tien boeken tegelijk bezig. In zijn vrije tijd mijdt hij café, bioscoop, schouwburg en verenigingslokaal; laat hem maar lezen, dat is rustig en ontspannend.
| |
| |
‘Ik vind het een ramp als een goed boek van me uit is. Dan kan ik wel huilen’
onno lixenberg
Vijf jaar geleden noteerde hij nog zijn naam en de datum van aanschaf op de eerste bladzijde van elk nieuw exemplaar, maar in de boeken die hij na de scheiding kocht, ontbreekt dat persoonlijke kenmerk. Er was geen beginnen meer aan. Elke week sleepte hij wel een nieuw vrachtje mee naar huis en wilde hij nog tijd hebben om dat allemaal te lezen, dan kon hij niet aan de gang blijven met eindeloos zijn naam en data voorin te schrijven.
Hij wijst op de salontafel die een centrale positie inneemt ten opzichte van vier slordig gerangschikte fauteuils. Minstens zestig boeken bedekken het tafelblad. ‘Het is misschien wat ongebruikelijk om een hele tafel zo vol boeken te hebben liggen. Dat komt doordat ik hier alleen woon en dan ontstaat automatisch zo'n stapel. Die boeken zijn in geen maanden van hun plaats geweest. Als je ze optilt, kun je aan de stofplek precies zien waar ze gelegen hebben. Het komt zelden voor dat ik een boek in één ruk uitleest. Die roman daar heb ik bij voorbeeld al tien maanden en ik ben er nog maar twaalf pagina's in gevorderd. Dat ervaar ik wel als een nadeel. Een boek dat je in één adem zou moeten uilezen neem ik nu meestal te gefragmenteerd tot me. Bij wijze van uitzondering heb ik de afgelopen zomer twee boeken van Maarten 't Hart verslonden, eerst Het vrome volk, meteeen erachteraan Een vlucht regenwulpen. Dat kwam meer door het uitnodigende weer dan dat ik die boeken nu zo bijzonder vond; inhoudelijk zijn ze me nogal tegengevallen. Ik had ook iets over me van: nu even doorzetten, Maarten 't Hart móét je gelezen hebben, dat is een schrijver waar iedereen over praat. Meestal trek ik me weinig aan van wat andere mensen lezen. Ik kan ook niet zeggen dat er een bepaalde schrijver is die ik speciaal bewonder. Hemingway spreekt me aan, maar
| |
| |
die boeken las ik al aan stukken op een leeftijd dat ik er eigenlijk nog niet aan toe was. Voor de rest ga ik nogal chaotisch te werk. Soms sta ik voor een bepaald vak bij de boekhandel en dan valt mijn oog ergens op, zonder dat ik weet waarom en hoe. Of ik zie een boek in de etalage liggen en dan denk ik opeens: hé - en dat
‘Ik had ook iets over me van: nu even doorzetten, Maarten 't Hart móet je gelezen hebben’
advertentieschrijver
is dan meestal raak. Ik ben bij voorbeeld altijd enorm geïnteresseerd geweest in de Spaanse burgeroorlog. Ik zag ergens in de etalage het boek De hoop van André Malraux liggen, die titel zei me niets, maar toch werd ik als door een soort magneet die zaak binnengezogen. Ik pakte dat boek beet en dat bleek over de Spaanse burgeroorlog te gaan. Dat heb ik vaker, dat ik gewoon een boekhandel binnenstap en dan blijkt achteraf dat ik daar precies dat ene interessante boek oppak dat in mijn belangstellingssfeer ligt. Ik heb er geen verklaring voor, ik weet ook niet welke betekenis ik eraan moet toekennen. Het gebeurt. Bij ons thuis werd vroeger niet veel gelezen. Toen ik een jaar of achttien was, ontdekte ik de detectives. De beginboekjes, zeg maar. Op een zeker moment raak je op die dingen uitgekeken, ze blijven ongelezen in je kast staan en dan geef je ze weg aan iemand die er wél plezier aan beleeft. Vanaf mijn twintigste groeide mijn belangstelling geleidelijk de literaire kant op. Het is een enorme chaos in mijn boekenkast, niets staat op volgorde of alfabet en de meeste boeken zwerven verspreid door het huis. Dat is wel eens zoeken, maar heb ik een bepaald boek gevonden dan kan ik blindelings de passages terug vinden die me hebben aangegrepen. Dan hoef ik maar even te bladeren om te kunnen zeggen: dat en dat, tweede alinea van bladzijde zoveel, sprak me aan. Mits het een boek is dat ik heb uitgelezen, natuurlijk.’
Tussen de boekenberg op het salontafeltje ligt Amerika, Amerika van Jan Donkers. Het is één van de vele titels die ‘min of meer op de bonnefooi’ werden gekocht: ‘De naam Jan Donkers zei me niet zoveel, ik wist vaag dat hij wat journalistiek werk had gedaan. Toevallig zag ik in de winkel dat boek over Amerika en Amerikaanse zaken liggen. Dat leek me wel wat, ik ben inmiddels bijna op de helft, maar er is zoveel, hè. Een tijdje geleden nam ik me voor, meer poëzie te gaan lezen. Ik ben daarin niet verder gekomen dan de aanschaf van de Spiegel der Nederlandse poëzie; daar blader ik af en toe wat in. Ik moet het nog leren lezen, poëzie. Soms weet ik gewoon niet waar ik beginnen en waar ik eindigen moet, met al die boeken om me heen. Mijn manco is dat ik te vaak halverwege blijf steken. Hier, De dans van de Woe-Li Meesters. Heb ik al een paar keer meegenomen op vakantie en nog steeds ben ik er niet doorheen. Dat deprimeert. Ik heb bij voorbeeld een abonnement op De Gids. Als ik erin slaag, tien procent van de artikelen te lezen is het veel. Heel veel mensen lezen in overgebleven uurtjes, als ze moe zijn. Nou ja, prima, daar zijn de ontspanningsverhalen voor. Als je iets in handen hebt dat met veel moeite door een schrijver op papier is gezet, denk ik dat je de auteur groot onrecht doet door hem te lezen op een moment dat je er eigenlijk te moe voor bent. Ik denk dat je dan nooit kunt opbrengen om te begrijpen wat de man tijdens het schrijven heeft bedoeld. Ik heb voor het slapen gaan ook wel eens iets van Hemingway geprobeerd, nota bene een verhaal dat ik al kende, maar na een paar regels moest ik al afhaken. Er drong niet tot me door wat er stond, ik was gewoon te moe. Daarom heb ik nu naast mijn bed altijd stapels stripboeken liggen. Lucky Luke en zo - als ik dat lees, lach ik me rot.’
| |
| |
Soms pak ik de dikke Van Dale, ga ik dáár iets in zitten lezen. Is leuk hoor.’ Hester Knibbe (37) zit op een laag zwart kussen in een woonkamer, die zich vanwege veel olielampen en gietijzeren kandelaars het beste laat omschrijven als knus. Hester Knibbe groeide op in Harderwijk, woonde lang in Utrecht en is de laatste jaren moeder van twee kinderen en huisvrouw in Rotterdam. Ze leest ‘alles wat los en vast’ zit: nogal wat mystiek, astrologie, Zen-filosofie, maar dus ook de dikke Van Dale, romans, gedichten en luxe plaatwerken in prachtband. Boeken zijn duur, ramsj-aanbiedingen en uitverkoop kunnen steeds op haar volle aandacht rekenen. Vier gulden en vijfennegentig cent, dat is typisch zo'n uitverkoopbedrag dat ze al voor heel wat afgeprijsde meesterwerken neertelde die oorspronkelijk dertig, veertig gulden deden. Ze is eerder geneigd de volle mep voor een poëziebundel te betalen dan voor een roman, die vroeg of laat toch in de opruiming belandt. En dan: ‘Een roman lees je één keer, misschien twee keer, als het heel erg goed is drie keer. Poëzie blijf je lezen. Ik onderga de klanken als een soort water dat ik door me heen laat stromen. Ik lees om te beginnen een paar gedichten achter elkaar en daarna lees ik elk gedicht afzonderlijk minstens drie keer om te snappen wat er werkelijk staat. Als je een paar gedichten leest, heb je een wereld te pakken die minstens zo groot is als wanneer je een roman gelezen hebt. Wat dat betreft is poëzie een heel goede investering.’
Gerrit Achterberg, Lucebert en Martinus Nijhoff - dat zijn de namen van ze wie álles in huis wil hebben wat er maar in druk verschenen is. Als een roman op slecht krantepapier is uitgegeven met een goedkoop pocket-omslagje eromheen, zal dat haar leesgenot niet bederven, maar als het om poëzie gaat, verkiest Hester Knebbe meer cachet: ‘Het liefst heb ik bundels die op de ouderwetse manier degelijk gebonden zijn. Ik moet er niet aan denken dat het verzamelde werk van Gerrit Achterberg in zo'n slap kartonnetje zou zitten; dat kán helemaal niet, vind ik.’
Vijftien jaar was ze toen ze ging werken als medisch analiste; in de avonduren studeerde ze voor het vakdiploma, terwijl ze intussen álles van Camus, álles van Kafka, álles van Dostojevski en álles van Sartre las. Haar collega's en studiegenootjes vonden het maar raar. ‘Wat ik las, was niet te doen gebruikelijk. Gebruikelijk was Wolkers, Claus, Mulisch. Dat las ik natuurlijk óók, maar die schrijvers zijn voor mij minder belangrijk dan ze voor andere mensen zijn. Mijn belangstelling voor bestseller-auteurs is ook weggeëbd in de loop der jaren. Het is niet meer zo dat ik het idee heb dat ik iets mis als ik de nieuwste Wolkers nog niet gelezen heb. Als je weet wat de man te melden heeft, hoef je niet alles meer van hem bij te houden. Ik ga nu meer door op oude literatuur; wat in de achttiende en negentiende eeuw werd geschreven, is ook heel leuk. Naarmate je ouder wordt, ga je de tijd waarin je leeft in een groter verband zien; daar heeft het mee te maken, denk ik.’ Misschien komt het vanwege haar studie-achtergrond, de exacte wetenschappen, dat ze etymologie en grammatica ‘fascinerend’ vindt. Het bracht haar ertoe, zelf de pen op papier te zetten. Nu is er in de Sonde-reeks van de Rotterdamse Kunststichting een bundeltje met gedichten van haar verschenen, Tussen gebaren en woorden. Ze studeert Nederlands, sinds kort. ‘Dat ben ik gaan doen in het verlengde van mijn hobby.’
Zwolle is waarlijk geen wereldstad, maar toch is bijna elk boek van belang er te koop. Jaap Dragt koopt ze in de Weeshuisstraat. Hij is docent aan het Stedelijk Conservatorium en op zondagen bespeelt hij het kerkorgel bij de Protestantenbond. Het is echt niet waar dat achter Zwolle de beschaving ophoudt te bestaan, zoals hoogmoedige westerlingen soms menen. Kijk maar wat Dragt op zijn bijzettafeltje heeft liggen: Beschreibung einer
| |
| |
‘Mijn grootmoeder riep altijd: hou toch eens op met dat gelees. Maar die was van moeders kant, die praatten liever’
jo plante
Provinz door Horst Bieneck, voor vijfenveertig gulden - ‘de prijs zie je er niet aan af,’ verzucht de musicus - aangeschaft in de Weeshuisstraat.
De familie leest het ochtendblad Trouw. ‘Die krant doet veel aan het signaleren van nieuwe uitgaven,’ zegt Dragt. ‘Ik heb altijd een notitieblok bij me en als ik een titel tegenkom die me interessant lijkt, schrijft ik die op. Bellettrie is meer de afdeling van mijn vrouw, mijn voorkeuren liggen op het gebied van historie, theologie, filosofie - alles wat Duitsers Geisteswissenschaft noemen.’ Soms duurt het jaren voordat hij eraan toe komt een gekocht boek eindelijk te gaan lezen. Van het stapeltje naast de fauteuil neemt hij af en toe een exemplaar ter hand. Het kan zijn dat hij het twee minuten later terug legt en een ander boek pakt. Vooral bloemlezingen en poëziebundels lenen zich uitstekend voor het vluchtige bladeren.
Dragt: ‘Ik ben meer een snuffelaar dan een lezer. Elk boek dat ik koop zie ik als een verruiming van mijn horizon. Ik heb hier een paar ongelezen boeken over theologie en over historische onderwerpen liggen, maar toch loop ik soms naar boven om een biografie uit de kast te halen. Dan heb ik zin om zo iets te lezen, ik denk dat wát je leest door stemmingen wordt bepaald. Mijn vader had
| |
| |
dat ook. Hij was predikant en had een enorme bibliotheek, hij interesseerde zich voor veel gebieden. Daar word je mee opgevoed. Ik zat wel eens in zijn studeerkamer en dan keek ik in zijn boeken. Op die manier heb ik dat van huis meegekregen, die brede belangstelling. Ik zal niet gauw een boek uit de bibliotheek halen. Ik vind, de arbeider is zijn loon waard. Door een boek te kopen, steun je de auteur; dat is iets om rekening mee te houden. Komt bij, dat ik het gewoon fijn vind om boeken te hebben. Tijdens het lezen word je soms opeens gefrappeerd door een bepaalde uitspraak. Dat noteer ik dan achter in het boek: bladzijde zoveel, dit-en-dat. Op die manier kun je later makkelijk weer iets terug vinden. Je kunt niet alles onthouden, moet je ook niet proberen, anders word je zo'n geborneerde betweter. Ik lees niet om in gesprekken met citaten van bekende schrijvers te kunnen strooien. Lezen behoedt je voor zelfoverschatting en leert je relativeren.
Elke keer als je een boek gelezen hebt, besef je dat je eigenlijk ontzettend weinig weet. Ik dacht, dat dat goed is. Het is erg onvruchtbaar als je uitsluitend in je zelf zit rond te loeren; dan kun
‘Elke keer dat je een boek gelezen hebt, besef je dat je ontzettend weinig weet’
jaap dragt
je ook gauw verzuren als je niet bereikt wat je eigenlijk had willen bereiken. Ik ken ze ook wel hoor, die lui met oogkleppen op die alleen maar belangstelling hebben voor datgene waar ze zelf mee bezig zijn. Ik had het gisteren nog met een collega over leerlingen die in de vakantie vijfendertig orgelconcerten hadden bezocht - en dat was het dan. Die hebben het over niets anders! Ze lezen nooit een boek. Dan krijg je van dat gemier, hè.’
| |
| |
‘Detectives zijn heel geschikt voor in bed, als je languit ligt is zo'n dikke pil heel onhandig om vast te houden’
wil gommers
Bij de Kofschipkring v.z.w. te Zellik, België, verscheen in een oplage van driehonderd stuks Denkpatronen tekenend, een gedichtenbundel van Wil Gommers (56) uit Amersfoort. De achterkant van het boekje toont een foto van de dichteres, in bloemetjesjurk gezeten aan de rand van een vijver, terwijl ze opkijkt van het cahier waar ze in bladert. Een begeleidend tekstje meldt: ‘Bij haar interesse voor alles wat geschreven en gedrukt is staat altijd de mens centraal, wat tot uiting komt in de loopbaan die zij koos (boekhandel, maatschappelijk werk en uiteindelijk het onderwijs) en in haar geschreven werk.’
Wil Gommers woont in een klooster tussen de zusters van Onze Lieve Vrouwe Ter Eem, maar zelf is ze géén religieuze. Vier jaar geleden werd ze afgekeurd als onderwijzeres, sindsdien is ze bijna full-time actief als secretaris van de Amersfoortse Dichterskring. Maandelijks komt het gezelschap bijeen in het theater aan de Appelmarkt, dat in de loop der jaren heel wat kopstukken uit de wereld van de schone letteren naar Amersfoort lokte. De dichteres mag persoonlijk graag werk van Roel Houwink lezen. Maria Sessella, Victor Vroomkoning of Jozef Nant is ook goed - al zijn dat geen van allen auteurs, waarvan de jongste meesterwerken stapelhoog naast de rinkelende kassa liggen opgetast. Even weinig bekend bij het grote publiek zijn de literaire bladen die mevrouw Gommers na aan het hart liggen. Gist. Lambe. Rust. Lift. Wat vindt ze van De Revisor, Bzzlletin of Raster?
‘Nee,’ zegt ze, ‘die grote bladen lees ik niet. Júíst niet die grote bladen! Ik ben vooral geïnteresseerd in mensen die nog geen naam hebben gemaakt en die het volgens mij ver zouden kunnen brengen in de poëzie. Een deel van het publiek dat de avonden van onze dichterskring bezoekt, bestaat uit amateurs die ook zelf graag het podium op willen. Ze vertellen er vaak bij dat ze iets gepubliceerd hebben in Gist of Rust - en dan denk ik: hé, dat is aardig, wat is dat voor een blad? Zodoende ben ik die grote literaire bladen nog niet op het spoor gekomen, ik werd er gewoon niet mee geconfronteerd. Als er nu mensen waren geweest die zeiden dat ze wel eens iets in Raster hadden gepubliceerd, dan zou ik waarschijnlijk moeite hebben gedaan om dat blad te pakken te krijgen. Nu zegt het me niets. Wat mij boeit is mensen die nog in de groei zijn; dat trekt me waarschijnlijk zo in die kleine bladen.’ Gedichten leest ze vaak hardop voor zich zelf, ze schrijft ook wel eens een tekst over omdat dan de portee beter tot haar doordringt. Poëzie is ook haar favoriete reislectuur.
Wil Gommers: ‘Op literair gebied schaf ik me meestal iets aan
| |
| |
waar ik iets over in de krant heb gelezen of zo. Ik ben nu bij voorbeeld bezig met De kolonel krijgt nooit post van Márquez; die naam was me al zo vaak opgevallen dat ik dacht: daar moet ik nodig eens iets van gaan lezen. Op dezelfde manier ben ik aan De driehoekige reis van Hannes Meinkema begonnen. Wat ik daarin heel fascinerend vond was haar visie op de liefde. Die passage heb ik heel dikwijls overgelezen, gewoon om aan de weet te komen wat voor een visie daar nu achter zat. Om eerlijk te zijn is die visie me nog steeds niet duidelijk. Nu is het dus voornamelijk poëzie wat ik lees, proza is voor mij meestal bedlectuur. Ik ben een avondmens, ik begin 's avonds op z'n scherpst te denken. Detectives zijn heel geschikt voor in bed, want als je languit ligt is zo'n dikke pil erg onhandig om vast te houden. Ik heb een hele vreemdsoortige keuze misschien, ik lees allerlei genres door elkaar. De ene week lees ik bij voorbeeld iets van Daphne du Maurier, de andere week ga ik met een spannend boek uit de serie Crime de la crime aan de gang. Ik heb dus van alles in de kast staan. Ik heb wel eens een jongeman op bezoek gehad die, zodra hij binnen was, omstandig mijn boeken begon te bekijken. Hij trok zo maar een bandje uit de kast en zei: hé, dat is interessant. Ik was stomverbaasd en werd laaiend kwaad van binnen. Ik moest me echt inhouden om niet te roepen dat hij daar niets mee te maken had. Het was alsof hij aan me zelf kwam. Het hangt van de persoon af, denk ik. Als mijn vriendin zonder te vragen iets uit mijn boekenkast zou halen, dan zou ik daar helemaal geen bezwaar tegen hebben, maar als een vreemde dat doet, dan heb ik daar moeite mee. Je kunt niet zo maar zeggen: deze boekenverzameling is haar keuze en aan die keuze hang ik haar persoon op. Ik krijg bij voorbeeld veel boeken cadeau omdat de mensen weten dat ik van lezen houd. Maar ik krijg ook soms boeken die ik zelf nu niet
direct gekocht zou hebben. Het is toch niet eerlijk op grond van die boeken een oordeel te vellen over mijn smaak?’
Voordat Karin Ottenhoff (40) vijf jaar geleden in Rotterdam kwam wonen was zij bibliothecaresse - een beroepskeuze die duidt op een milde belangstelling voor het gedrukte woord. Ze heeft altijd veel gelezen, maar pas nadat ze haar werkkring opgaf om zich aan het moederschap en het huishouden te wijden kóópt ze de boeken ook die haar belang inboezemen. ‘Iemand die in een bibliotheek of een boekhandel werkt, schaft zich nooit een boek aan; die heeft dat al de hele dag om zich heen,’ zegt ze. ‘Op de bibliotheek waar ik werkte kwamen altijd de nieuwste boeken binnen, soms nog voordat ze in de literaire rubrieken besproken waren. Achteraf besef je pas wat voor een luxe omstandigheid dat was. Ik heb pas een tijdlang bij een boekwinkel in De compositie van de wereld van Harry Mulisch staan lezen; ik was heel geboeid. Het boek kostte f89,50, dat was te veel geld op dat moment. Met een zucht heb ik het weer op z'n plaats gelegd. Vroeger zou ik het beroepshalve op mijn bureau hebben gekregen - nu moet ik het allemaal kopen.’
Nadat ze een keer inleidster was bij een ‘leeskring, die ooit werd opgericht door dames die hun schrik voor moderne literatuur wilden overwinnen’, maakt Karin Ottenhoff deel van die groep uit. ‘De ene maand lezen we een Engels boek, de andere maand lezen we in het Nederlands. Ik heb onlangs voorgesteld om iets van Yvonne Keuls te gaan behandelen en dan niet Floortje Bloem, maar De moeder van David S.. Niemand voelde ervoor, terwijl ik dacht dat het toch een thema was dat zou aanspreken. Deze dames zijn juist in een periode waarin ze oudere kinderen hebben, die zeg maar in de kwetsbare leeftijd verkeren. De één zei dat ze wat in De moeder van David S. beschreven wordt toch niet meemaakte, anderen vonden het juist te dicht bij hun bed. Toen hebben we de keer daarop een boek over New York gelezen, over de ellende van een zwart gezin. Daar heb ik nogal over geketterd:
| |
| |
waarom dít wel en dat van Keuls niet? Het bleek dat het te bedreigend werd gevonden, ze waren er bang voor. Je kunt dus ook bang zijn voor een boek! Ik heb eens een sterk voorbeeld meegemaakt van hoe bedreigend boeken kunnen zijn toen ik op de lagere school in Middelburg zat. In de vijfde klas werd ons gevraagd of we thuis strips van Kapitein Rob hadden, die moesten we dan de volgende dag meenemen. Ik zal nooit vergeten hoe de exemplaren van mijn klasgenoten werden opgehaald. Alles werd in een ouderwetse kachel gestopt, daarna ging de vlam erin. Echt een boekverbranding, ja, heel principieel.’
Tijd en aandacht verdeelt ze meestal consciëntieus over meer dan één boek: naast Het verdriet van België las ze van dezelfde schrijver Het verlangen en tussendoor probeerde ze nog een boek van Siebelink dat haar niet beviel. Gedichten leest ze ook: ‘Een nieuwe bundel lees ik het liefst op een terrasje in de stad. Dan neem ik een paar zinnen in me op en daarna zit ik zo'n beetje voor me uit te staren. Iedereen denkt dat ik dan mensen aan het bekijken ben, maar ik zit écht te staren. Op dat terras lees ik dan één gedicht, dat herkauw ik, daarna loop ik verder en dan ga ik weer op een ander terrasje zitten. Dat zijn van die dagen die ik alleen doorbreng. Dan krijg ik vrij van me zelf - zo noem ik dat.’
Een vriendin probeerde haar relatiemoeilijkheden ‘van zich af te lezen’ aan de hand van feministisch getinte romans. Om erover te kunnen praten las Karin Ottenhoff die boeken ook, maar de strekking zei haar over het algemeen weinig: de verhalen leken te veel op elkaar.
‘Mischien duikt datzelfde euvel op als ik meer over Indië lees,’ zegt ze. Tot haar tiende jaar woonde ze in Nederlands-Indië, nu verslindt ze alle boeken die ze over die tijd te pakken kan krijgen. ‘Het is een bepaalde manier van verwerken. Ik wil lezen over wat mijn eigen verleden had kunnen zijn, de Tweede Wereldoorlog in het Oosten, waar hier niemand iets van weet. Nederlandse romans over die periode gaan altijd over de oorlog met Duitsland. Ik probeer nu voor me zelf de geschiedenis boven tafel te brengen waar ik mij bij betrokken voel. Op een bepaald moment krijg je dat. Er is een tijd geweest dat ik alleen maar vooruit keek in wat ik las. Nu begin ik terug te kijken.’
|
|