Het leven een kerstboom
Dr. Jekyll en mr. Hide
Lodewijk Brunt
Er bestaan mensen die niet kunnen geloven dat ze tot iets verschrikkelijks in staat zijn. Als ze daar dan toch toe overgaan is hun reactie, dat niet zíj verantwoordelijk zijn, maar iets of iemand anders. In psychiatrische kringen staat dit verschijnsel, meen ik, te boek als een bijzonder geval van schizofrenie, namelijk de zogenaamde ‘gespleten persoonlijkheid’. De rechterhand weet niet, of wil niet weten, wat de linkerhand doet. Het is een geliefd thema van romanschrijvers en andere kunstenaars. Dr. Jekyll en Mr. Hide is een klassiek voorbeeld: goed en kwaad als radicaal verschillende manifestaties van één persoon. Goed in de vorm van een keurig oppassende burgerheer, kwaad in de vorm van een afzichtelijk uitziende moordende aap en de malicieuze arts die zo iets via een injectiespuitje gestalte kon geven. Ik heb er nachten niet van kunnen slapen toen ik die film voor het eerst zag. Weinig is zo angstwekkend als een masker van fatsoen en redelijkheid, waarachter een verwrongen gelaat van bandeloze destructiezucht en moordlust schuilgaat. Een hedendaagse versie - de Hulk - is er een zonder tanden, want dit groene gevaarte is in de eerste plaats zielig. Als hij toeslaat hoef je nooit bang te zijn, want hij staat onveranderlijk aan de kant van ‘het goede’ in mens en samenleving en smijt alleen notoire boeven en slechteriken in het water.
In de krant staan regelmatig berichten die het principe van de gespleten persoonlijkheid illustreren. Een paar maanden geleden diende voor de Amsterdamse rechtbank de zaak tegen een Amsterdamse scholier, die had bekend twee bejaarde vrouwen te hebben vermoord. Volgens Het Parool (2 juni 1983) verklaarde hij: ‘Er zit iemand anders in mij, die af en toe de overmacht krijgt. Het is beest dat uit zijn schaal komt, ik kan er niets tegen doen.’ Voor de rechtbank van Maastricht diende een tijdje later de zaak tegen een negenenzestigjarige inwoner van Kerkrade, die een paar maanden daarvoor de hals van zijn vriendin met een slagersmes had doorgesneden. Hij bracht tijdens de zitting naar voren dat hij zich zelf niet was geweest en dat hij zich van het drama niets herinnerde. In dezelfde tijd stond een vrouw uit Haarlem terecht die haar man had doodgeschoten. Ook zij verklaarde niet te hebben geweten wat ze gedaan had. Wat over dit soort dingen door ‘deskundigen’ wordt gedacht is me niet duidelijk; er valt vaak te lezen, dat rapporten die door psychiaters worden opgemaakt omstreden zijn. Ik zit dit stukje te schrijven op een adres waar het moeilijk is om een goede bibliotheek te raadplegen. Het enige wat ik heb kunnen vinden is een boekje over psychoanalyse, dat al dateert van een jaar of twintig geleden. Ik lees daarin, dat het bij schizofrenieën zou gaan om fixaties in het ‘orale zuigstadium’, een fase in de ontwikkeling van de persoonlijkheid waarin ‘het Ik nog niet onderscheiden is van de realiteit’. Maar het schijnt allemaal nogal onzeker te zijn. De meest tastbare passage is de volgende: ‘Evenals bij neurosen is de verhaastende factor hetzij een toename van driftmatige spanning (puberteit), hetzij een traumatische prikkeling van de verdrongen infantiele seksualiteit (homoseksualiteit, analiteit), hetzij elke andere omstandigheid die de motieven tot afweer, uit de kindertijd
stammend, rechtvaardigt of doet toenemen. Evenals bij de neurosen tracht het subject de spanning te verwerken door een regressie, maar hier neemt de regressie de vorm aan van een breuk met de realiteit; deze wordt verworpen voor zover zij bron is van frustratie en verleiding (...).’
We bevinden ons hiermee op solide freudiaanse bodem: iemand met een gespleten persoonlijkheid heeft deze te danken aan ontwikkelingsstoornissen in zijn vroegste jeugd. Deze klassieke opvatting van schizofrenie ligt ook ten grondslag aan een opzienbarend artikel over de maniakale moordenaar Theodore Robert Bundy dat eerder dit jaar in het maartnummer van Esquire verscheen. Bundy heeft tussen 1974 en 1978 op z'n minst zestien vrouwen op beestachtige wijze om zeep geholpen. Daarover bestaat geen enkele twijfel, maar toch weigert hij het te bekennen. Hij stelt de Amerikaanse justitie voor grote raadsels. Hij is afkomstig uit een welgesteld, Republikeins milieu en leek op weg naar een glanzende loopbaan in de politiek. ‘Ons soort mensen’ dus. Een uitgesproken mooie man, met succes bij vrouwen. Hij studeerde psychologie en stond bekend om de hartelijkheid van zijn omgangsvormen. Waarom bekent Bundy geen schuld, terwijl alle bezwarende bewijsstukken in zijn richting wijzen, hij geen enkel steekhoudend alibi kan aanvoeren en geen enkele verzachtende omstandigheid? Een journalist, die maandenlang vergeefs met hem had gesproken als twee ‘volwassenen’ onder elkaar, dacht te sleutel te hebben gevonden. Deze was, dat Bundy moest worden benaderd als een kleine jongen. Want, zo luidde de theorie die hij ontwikkelde, ‘Ted’ was emotioneel op het niveau van een twaalfjarige blijven steken en intellectueel geneigd om alles in aparte hokjes te stoppen. Een dergelijke ‘onvolwassen geest’ zou tegenover gezagsdragers altijd vijandig blijven staan. En dus probeerde de journalist een andere benadering: ‘Ik haalde de dreiging weg en ging als het ware bij hem in de zandbak zitten.’ Dat werkte. Hij vroeg Bundy of deze hem kon helpen bij het verzinnen wat voor soort iemand de moordenaar geweest kon zijn en hoe de moorden zouden zijn gepleegd. Het resultaat is een bloedstollend relaas, waarin de
omstandigheden van alle moordpartijen tot in de kleinste details uit de doeken worden gedaan en dit alles door Bundy vertelt in de derde persoon enkelvoud: ‘Laten we zeggen dat hij zijn handen om haar keel legde. Hij wilde dat ze haar bewustzijn even zou verliezen, zodat ze zou ophouden met haar geschreeuw. Vervolgens kleedde hij haar uit en verkrachtte haar. Toen hij zijn eigen kleren weer aantrok drong het pas tot hem door dat ze niet meer bewoog. Daarom trok hij het meisje aan een van haar armen naar een donker plekje in de boomgaard. Toen vluchtte hij, in een opwelling van paniek.’ Dat soort verhalen.
De journalist is er op den duur kotsmisselijk van geworden en hij eindigt zijn artikel met de opmerking dat hij nooit meer een moordenaar hoeft te ontmoeten. Toen ik het gelezen had, kwam bij me op, dat deze reactie misschien niet zo verschillend is van de manier waarop Bundy zélf over zijn daden denkt. Zou het niet daarom zijn, dat hij alleen maar zo afstandelijk over zich zelf kan praten? Dat lijkt me minstens zo aannemelijk als een ‘onvolwassen geest’ en dat soort vaagheden. Als ik gelijk heb, komt er plotseling een andere klemmende vraag naar boven.
Hoe zit het nu eigenlijk precies: is en gespleten persoonlijkheid de oorzaak, dan wel het gevolg van dergelijke moordpartijen?
■