Gefixeerd op zwartgalligheid
Bruno Schnyder staat in de Duitse traditie
De overkant door Bruno Schnyder Vertaling: Wouter Donath Tieges Uitgever: Meulenhoff, 139 p. f27,50
Wil Rouleaux
Nog niet zo lang geleden sprak ik met iemand die onderwijs geeft in de didactiek van de literatuur. Mijn gesprekspartner bevestigde wat ik altijd al had vermoed, namelijk dat letterkundeleraren meestal op een groot onbegrip en gebrek aan interesse stuiten, zowel van de kant van scholieren als van studenten. Heel in het bijzonder, zo deelde de literatuurdidacticus mij verder nog mee, gold dit voor de germanisten onder de letterkundigen. Want, zo argumenteerde hij, de Duitstalige literatuur, met al haar somberheid en zwaarwichtigheid, was van alle literaturen nog het minst in staat om jonge mensen van rond de twintig voor het fenomeen letterkunde enthousiast te maken.
Het mag misschien wat globaal zijn, dit oordeel, in zijn algemeenheid schuilt er zeker een kern van waarheid in. Natuurlijk zijn ze er ook in Duitsland, de literaten die een lichte toon paren aan een aansprekende thematiek - onder de modernen bij voorbeeld Gerhard Zwerenz, Horst Bienek en wellicht ook Siegfried Lenz. Maar het is veelzeggend dat het Duits voor deze categorie schrijvers, een categorie waartoe vermoedelijk het gros van de Amerikaanse schrijvers gerekend moet worden, de denigrerende term Unterhaltungsschriftsteller achter de hand heeft. En er kan haast geen twijfel over bestaan dat de echte Duitse literatuur van een geheel ander kaliber is, doordrenkt als die is van filosofie, van traditie en van Innerlichkeit.
Neem bij voorbeeld de moderne Oostenrijkers. Thomas Bernhard, Peter Rosei, Franz Innerhofer of Josef Winkler - hun geestesprodukten cirkelen vrijwel zonder uitzondering rond de thema's dood en eenzaamheid. Met name Thomas Bernhard heeft in dit opzicht een reputatie op te houden. Deze waarschijnlijk produktiefste schrijver uit de jongste wereldliteratuur (dezer dagen verscheen van hem de novelle Wittgensteins Neffe, terwijl hij afgelopen najaar nog de roman Beton liet verschijnen) sprak in 1968, toen hem de Oostenrijkse staatsprijs voor letterkunde werd toegekend, de gedenkwaardige woorden: ‘Er is niets te prijzen, niets te veroordelen, niets aan te klagen, maar er is veel belachelijk; alles is belachelijk wanneer men aan de dood denkt.’
Inmiddels, vijftien jaar later, heeft het er alle schijn van dat Thomas Bernhard inzake negativiteit en zwartgalligheid een ernstige concurrent gaat krijgen in de persoon van de jonge Zwitserse schrijver Bruno Schnyder. Schnyder namelijk heeft ons een trilogie in het vooruitzicht gesteld onder de veelzeggende titel Todesgier. En in zijn kortelings in het Nederlands vertaalde De overkant, het tweede deel van zijn trilogie, geeft hij onomwonden als drijfveer tot zijn schrijverschap aan: ‘Een boek is een uitgestelde zelfmoord’.