Vervolg van pagina 31
loopse, maar niet onbelangrijke interventie van een andere cultuur dus.
Voor Ramses de Negende, die graag een krachtiger en beter vorst zou zijn dan hij is, en trouwens ook voor de lezer, is het eerste leven van Menenhetet het meest interessant. Toen was hij namelijk tijdgenoot en dienaar van de meest roemruchte farao van het Nieuwe Rijk, Ramses de Tweede. Diens meer dan vijfenzestigjarige regeringsperiode wordt niet gelijkmatig verteld; het blijft in hoofdzaak bij twee uitvoerige episoden, die beide bij uitstek geschikt lijken om op het spoor te komen van het geheim van succesvolle heerschappij. De eerste is de campagne tegen de Hittieten door de jonge koning zelf, die uitloopt op de bekende slag bij Kadesj in 1285. In de tweede worden de gebeurtenissen rond het vijfendertigjarig regeringsjubileum van de grote farao in 1255 beschreven, met als centraal thema de strijd tussen de drie officiële koninginnen en honderd bijkoninginnetjes over de kwestie van de opvolging, die door het buitengewoon talrijke nageslacht van de farao erg ingewikkeld is.
Menenhetet is uitstekend geschikt als ooggetuige van zowel die oorlog van de mannen als van die van de vrouwen, zo blijkt uit het verhaal. Tijdens de eerste is hij, een als gemeen soldaat begonnen volksjongen, opgeklommen tot officier en persoonlijk wagenmenner des konings. In zijn verhaal - dat alleen ten aanzien van zijn eigen heldhaftige bijrol afwijkt van de officiële annalen - is hij Ramses' meest vertrouwde raadgever, die als enige de verrassingsoverval door de vijand voorziet, vooruitgezonden wordt als verkenner en ten slotte schouder aan schouder met zijn koning de bloedige slag zelf meemaakt. Na de slag valt hij in ongenade - hij is de enige die de koning even bang heeft gezien - en wordt letterlijk de woestijn in gestuurd, ofschoon wel als militair opzichter van goudmijnen. Na vele jaren, als hij daaraan voldoende heeft overgehouden voor een nieuwe carrière als officier, komt hij terug in de stad en brengt het zelfs tot opperbevelhebber van het leger. Vervolgens wordt hij ten gunste van een prins van die functie ontheven en benoemd tot gouverneur van de koninklijke harem; later tot eerste dienaar van achtereenvolgens de belangrijkste koninginnen.
In zijn jonge jaren bereikt zijn soldateske kameraadschap met de koning een hoogtepunt als deze hem in vertrouwen de geheime plaats van zijn toekomstig graf laat zien. Op die plaats wordt hij echter tevens, te verbouwereerd voor tegenstand, door zijn vorstelijke vriend verkracht. Weliswaar wordt dat laatste voorgesteld als iets heel gebruikelijks in die tijd en die kringen, maar toch wordt het leven van Menenhetet er beslissend door bepaald. ‘Ik was niet meer van me zelf maar van Hem, en ik hield van Hem, en wist dat ik voor hem zou sterven, maar ik wist ook dat ik Hem nooit zou vergeven, niets als ik at, niet als ik dronk, niet als ik mij ontlastte. Als een pijl vloog één gedachte door mijn geest: dat was dat ik me moest wreken.’