De werkelijke toedracht
Het leven dat Frieda Borgstein na de oorlog leidde, zo blijkt uit terloopse mededelingen, werd beheerst door een intuïtief genomen besluit: te blijven leven, en zo lang mogelijk: ‘Het was haar al gelukt vijfentachtig te worden.’ De mogelijkheid om naar Australië te emigreren heeft ze voorbij laten gaan, omdat ze in de stad wilde blijven, uit vage solidariteit met haar omgekomen gezin en om van tijd tot tijd op een bank over de rivier uit te kijken naar hun oude huis. Zo lang mogelijk blijven leven is haar wraak op de verdwijning van haar gezin: ‘Ook zonder die foto's zou het haar geen moeite gekost hebben hen voor zich te blijven zien. Zolang zij leefde, zolang haar herinnering werkte hield ze hen aanwezig; daarmee rechtvaardigde ze haar bestaan.’ Maar ze heeft ook al die jaren rondgelopen met iets dat ze niet begreep. Waarom hebben ze haar die avond niet meegenomen? Ze stonden die 21ste april gepakt onder aan de trap om opgehaald te worden door iemand van de illegaliteit. Vijf minuten voor hij zou komen, ging ze nog even naar boven om een vest te halen voor haar dochter. Op het moment dat ze weer naar beneden wilde gaan, hoorde ze beneden een vreemd kabaal bij de deur. Toen ze beneden kwam, zag ze alleen nog een auto de hoek om gaan. Waarom ze haar niet meenamen, heeft ze nooit begrepen; evenmin wat er misgegaan kan zijn. Noch wie de zaak kon hebben verraden. De man van de illegaliteit heeft ze nooit meer gezien. Het gezin was in een val gelopen.
Dit is de ene val in het verhaal. De andere heeft indirect ook met een vest te maken. Ze is het vergeten en gaat terug om het te halen. Buiten, aan de overkant, zijn de monteurs bezig een put leeg te pompen, ze vonden het niet nodig er een veiligheidshekje omheen te zetten. Als Frieda Borgstein tegen de snerpende wind in ploetert, ziet ze de put niet en valt erin. Het ongeluk wordt door Marga Minco zo beschreven dat er weer een hier en daar zijn die niets met elkaar te maken hebben op het cruciale moment. Ondanks de herhaalde zorgzame waarschuwingen van de directrice en het hoofd van de huishouding gebeurt er iets verschrikkelijks met Mevrouw Borgstein op het moment dat in het bejaardenhuis iedereen zijn gedachten elders, bij het komende bezoek heeft.
Pieter Breugel de Oude, De val van Icarus
De val doet onvermijdelijk aan De aanslag van Harry Mulisch denken vanwege het bijna identieke slot. In De val wordt aan het slot de ware toedracht van de gebeurtenis van 21 april 1942 onthuld, niet Frieda Borgstein want die is dan al dood. De onthulling is gericht aan Ben Abels, een man die indertijd op het makelaarskantoor van Mevrouw Borgsteins man heeft gewerkt, na de oorlog is gaan varen en na vele omzwervingen als manusje van alles in het bejaardenhuis is beland. Hij hoort de toedracht van de man van de illegaliteit, Hein Kessels, die als vertegenwoordiger van de provinciale bejaardenzorg met de architect een bezoek zou brengen aan het tehuis. Hij viel voor iemand in. Abels herkende hem, hoewel het niet eenvoudig was om in deze uitgebluste man de levenslustige jongeman van toen te zien. Kessels vertelt dat hij die bewuste dag vijf minuten te vroeg op de fiets bij het huis van de Borgsteins aankwam, de auto had hij niet kunnen krijgen. Hij moet gevolgd zijn, want toen hij had aangebeld stopte er achter hem een auto die de drie mensen onder aan de trap meenam. Het gebeurde in seconden, zelf kwam hij ook in een kamp terecht. De SD'ers moeten niet geweten hebben om hoeveel mensen het ging, ze namen mee wat ze aantroffen. Moest ik haar,’ zegt hij over zijn gedrag na de oorlog, ‘zeggen het spijt me, ik kon er niets aan doen, ik was een dilettant, een klungel, ik was er niet op verdacht? Nee, die confrontatie durfde ik niet aan. En op den duur helemaal niet meer. Ik wilde de zaak vergeten.’ Evenals in De aanslag heeft in De val iemand jarenlang met een verkeerde voorstelling van zaken rondgelopen en zijn/haar leven daar op gebaseerd. Frieda Borgstein heeft altijd gedacht dat de man van de illegaliteit een verrader was.
In het aan Saul Bellows The Dean's December ontleende motto van De val komt een zin voor die de pijnlijke wijsheid van Breugel in het werk van Marga Minco vertolkt: ‘Destruction and resurrection in alternate beats of being, but speed makes it seem continous.’ D zin verwijst ook naar de boten op de rivier die Frieda Borgstein ziet als ze op haar bank naar haar oude huis aan de overkant kijkt: boten die ‘stroomop- en afwaarts voeren, ‘in een statig ritme, een trek die er altijd was geweest en altijd zou blijven’. Een ander deel van het motto staat voor de onontwarbare kluwen van toeval, misverstand, onwetendheid en schaamte waardoor het onmogelijk is greep op het leven te krijgen: ‘But you see, kid, with ordinary consciousness you can't even begin to know what's happening.’
Door de twee verhaallijnen wordt het verhaal in De val afwisselend van buitenaf en van binnenuit beschreven, waardoor we het leven van Frieda Borgstein enerzijds zien als een onderdeel van dat ‘statige ritme, een trek die er altijd was geweest en altijd zou blijven’ én als een in zich zelf besloten wereld waarin iemand tot een modus videndi is gekomen met toeval en onwetendheid. ‘Ze zat altijd maar te rekenen. Of ze nooit de uitkomst kon vinden.’
■