Het leven een kerstboom
Kinderen en seksualiteit
Lodewijk Brunt
Hebben kinderen seksuele gevoelens? Je zou denken dat deze vraag inmiddels, zoveel jaar na Sigmund Freud, bevredigend kan worden beantwoord. Zo is het niet. ‘Kinderen en seksualiteit nog omstreden onderwerp’, luidt de kop boven een artikel in de Volkskrant (6 april), waar een aantal recente publikaties over dit thema wordt besproken. Ter inleiding merkt de auteur op dat het onderwerp ‘beladen’ is, als gevolg van de ‘vaak voorkomende gedachte dat kinderen geen seksuele gevoelens hebben’. Daar kijk je toch van op, vandaag de dag. Maar bij nader inzien blijkt deze introductie misleidend te zijn, want de besproken literatuur gaat niet zo maar over seksualiteit bij kinderen. Aan de orde is een zeer specifieke vorm van seksueel verkeer, en wel tussen kinderen en volwassenen. De inzet is dan ook de vraag of kinderen seksuele gevoelens voor volwassenen hebben.
Lange tijd werd het op z'n minst onkies geacht deze kwestie in het openbaar aan de orde te stellen, maar de laatste tijd is er sprake van zowel een ‘incest-lobby’ als een ‘pedofilie-lobby’. De vertegenwoordigers van die belangengroepen, trachten het grote publiek er van te overtuigen dat seks tussen ouderen en kinderen een goede zaak is, voor beide partijen. In het Volkskrant-artikel wordt een psychiaterseksuoloog geciteerd, die zegt dat ‘incest onder bepaalde voorwaarden positief kan zijn’. Een jurist komt met het voorbeeld ‘van een zoon die een bevredigende seksuele relatie had met zijn vader’. De schrijfster van een boek over pedofiele relaties, waarvan wordt opgemerkt dat ze ‘moeder en lerares’ is, zou de stelling verdedigen ‘dat kinderen zelf pedofiele relaties willen en dat ze niet schadelijk hoeven te zijn’. Een inspecteur jeugdgezondheidszorg pleit met het oog op jongeren in kindertehuizen voor ‘vroegtijdige erotisering’.
Veel tegenspel schijnen zulke lieden niet te krijgen. Dat zou wel eens kunnen liggen aan het feit dat het oudere, veelal academisch gevormde dames en heren betreft, die zich bij hun pleidooien beroepen op ‘wetenschappelijk onderzoek’, dan wel op een streven naar ‘emancipatie’ van de jeugd. Het zijn ‘deskundigen’, die beter dan wie ook schijnen te weten wat kinderen willen op seksueel gebied. In hoeverre ze hun eigen wensen op kinderen projecteren, valt moeilijk vast te stellen, maar dat hun pleidooien gekenmerkt worden door een zekere éénzijdigheid, is ook de auteur van het artikel in de Volkskrant opgevallen. De geschriften overziende, merkt deze op: ‘Er is geen aandacht voor seksuele relaties tussen kinderen onderling. Het gaat vrijwel altijd over mannen en kinderen. Seksuele relaties tussen vrouwen en kinderen zijn er niet of ze zijn niet bekend.’
Het verschijnsel van volwassenen die zich diepgaand bemoeien met de seksualiteit van kinderen en pretenderen te kunnen bepalen wat op dat gebied zoal moet worden toegestaan, dateert in West-Europa uit het begin van de achttiende eeuw. Masturbatie wordt gezien als dé seksuele uitdrukkingsvorm van kinderen. De negatief geladen term ‘onanie’ komt in zwang, zelfbevrediging wordt beschouwd als zondig, schadelijk voor de gezondheid of als een uiting van ziekelijkheid. Een anoniem Engels pamflet uit die tijd, dat herdruk na herdruk beleeft en in diverse vertalingen op het continent wordt verspreid, getuigt van deze geest. De titel is te mooi om niet te noemen: Onanie of de Gruwelijke Zonde van Zelf-Bevlekking en Al Haar Verschrikkelijke Gevolgen voor beide geslachten, met Geestelijk en Lichamelijk Advies voor Hen die zichzelf reeds kwaad hebben gedaan met deze verfoeilijke Praktijken. De gevolgen zijn inderdaad niet misselijk. Groeistoornissen, epilepsie, impotentie en aanvallen van flauwte voor jongens; tering, hysterie en onvruchtbaarheid voor meisjes.
De bemoeizucht tegenover kinderlijke seksualiteit is één aspect van een veel breder streven naar het doelbewust opvoeden van kinderen. In de negentiende eeuw neemt deze beweging nog grotere vormen aan en krijgt de bestrijding van masturbatie onder de bezielende leiding van de opkomende, preutse bourgeoisie het karakter van een kruistocht. Onanie wordt niet langer gezien als een kwaad dat schade berokkent aan individuen, maar als een rampspoed die de beschaving zélf bedreigt. Zoals een Franse arts in het midden van de eeuw opmerkt: ‘Naar mijn mening hebben noch pest, noch oorlog, noch pokken, noch een menigte van soortgelijke kwalen een méér desastreuze invloed uitgeoefend op de mensheid dan de gewoonte van het masturberen; het is de vernietigende kracht van onze beschaving.’ Kinderlijke seksualiteit wordt met harde hand bestreden. Chirurgen worden ingeschakeld om het kwaad via besnijdenis en clitoridectomie te voorkomen. Maar ook de uitbreiding van het onderwijs en de opkomst van moderne teamsporten kunnen in dit licht worden gezien: geestelijke en lichamelijke inspanningen zouden kinderen moeten afleiden van seksuele fantasieën.
Vóór de achttiende eeuw schijnen kinderen veel meer aan hun lot te zijn overgelaten, tenminste als je sommige historici mag geloven. Weliswaar keuren de kerkvaders de kinderlijke seksualiteit af in de zeventiende eeuw, maar zelfbevrediging wordt niet gezien als voldoende reden om met hel en verdoemenis te dreigen. En onder de medici uit die tijd schijnt masturbatie geen spoor van speciale belangstelling te hebben verwekt. Veelal wordt het intieme verslag van Jean Héroard over de kindertijd van de latere koning Lodewijk XIII als maatstaf genomen voor de sfeer in die dagen. Héroard is als hofarts aangesteld om over de gezondheid van het kleine prinsje te waken. Vanaf de geboorte van het kind in 1601 houdt hij een journaal bij en is het opmerkelijk met hoeveel openheid er over seksuele onderwerpen wordt geschreven. De dauphin blijkt al heel jong met zijn ‘bedriegertje’ te spelen, zowel tot groot genoegen van hem zelf als van het hofpersoneel dat hem moet verzorgen. Bezoekers krijgen uitvoerig de gelegenheid om het prille geslachtsorgaan te bewonderen en de kleine wordt door zijn min of door een van de talrijke hofdames mee naar bed genomen om het prinselijke ‘bedriegertje’ eens extra lekker te knuffelen. Bij zijn geboorte is de kroonprins al voorbestemd om te huwen met de Infanta van Spanje. Veel van de gesprekken en plagerijen gaan daarover. Als hij net een jaar is, wordt hem gevraagd: ‘Waar is de lieveling van de Infanta?’ Tot grote hilariteit van de toehoorders antwoordt hij, door met de hand veelbetekenend in zijn kruis te tasten.
Even lijkt het erop, dat onder invloed van Freud een dergelijk vrijzinnig tijdperk in de twintigste eeuw weer terugkeert. Op het gebied van kinderlijke seksualiteit vindt een volte face plaats. Maar de werkelijkheid is anders. De ene dwang wordt vervangen door de andere. Krankzinnigheid, criminaliteit en decandentie worden in de beide voorafgaande eeuwen geacht de gevolgen te zijn van de uitdrukking van jeugdige seksualiteit; in de twintigste eeuw zou de onderdrukking ervan tot precies dezelfde resultaten leiden.
Seksuele expressie van kinderen wordt een plicht, terwijl van hun eigen geestelijke en lichamelijke heil en voor dat van de mensheid in het algemeen.
Deze stemming schijnt ook in de incest-lobby en de pedofilie-lobby te heersen. Het is geenszins toevallig dat daarbij niet wordt gerept over seks tussen kinderen onderling of over masturbatie. Dat is immers niet in het belang van deze lobbyisten! Want als er één ding constant is gebleven sinds het begin van de achttiende eeuw, is het wel het volgende: volwassenen maken uit wat goed is voor kinderen.
■