Het leven geleefd
F.B. Hotz, foto Eddy de Jongh
Luctor et emergo-verhalen zijn ‘Drijvende mijnen’ in Ernstvuurwerk en ‘Weltevreden’ in Hotz' nieuwe, nu vierde, bundel Duistere jaren. Deze verhalen gaan niet over mannen, oud of middelbaar, die hun leven doorbrengen in huurkamers, maar allebei over Annetje die zich later ontpopt tot An. ‘Drijvende mijnen’ is een verhaal over de verborgen energie van een meisje dat geteisterd wordt door dood in haar familie; de een na de ander gaat dood, waarna ze in huis komt bij een oom en tante, gezegend met een stel hatelijke kinderen en een textielwinkel. Hotz vertelt dit verhaal met een staccato-achtige soberheid, maar hij staat achter Annetje, later achter An, en ze gaat niet ten onder aan de stiefmoederlijke liefdeloosheid en het opdringerige gesar van haar neven en nicht. Ze komt op de kweekschool en krijgt kennis aan een vriendelijke jongeman. Aan het slot vaart ze naar Indië, waar de jongeman een ‘betrekking’ heeft en waar ze na enige tijd zal trouwen.
In ‘Weltevreden’ zien we haar in Indië, werkend als gouvernante met een wervelende doortastendheid. Ook na het huwelijk blijft dat zo, maar Hotz heeft al in ‘Drijvende mijnen’ enig gif gestrooid en dat komt boven: de vriendelijke jongeman is wel eens wat uithuizig en er zijn fluisteringen betreffende overspel. Het wordt door An gedragen, maar het verhaal eindigt helaas, helaas, toch in mineur in Leiden waar de jongeman na ontslag in Indië in een sigarenzaak moet gaan werken. Maar An is er en relativeert de verhalen waarin het leven al geleefd is en dat hoogstens nog wel eens wil opflakkeren door een herinnering. Er zit veel wijsheid in de verhalen van Hotz, maar het is wijsheid die door de personages niet aangewend wordt. Het is als met de vele, ontelbare verzoekingen die de mannen bij Hotz hebben te doorstaan: ze houden van vrouwen en meisjes, ze denken er aan, ze fantaseren er over, strelen of knijpen wel eens half heimelijk in een bovenarm, maar tot werkelijke actie gaan ze niet over. Er zit een pijnlijke kloof tussen het genoegen van het zien en het genot van de werkelijkheid. Een verhaal in Duistere jaren dat niet over dit soort verlangens gaat, ‘September’, is typerend over de geestesgesteldheid van de meeste mannen in Hotz' verhalen. In dat verhaal gaat een man een dagje met zijn niet bij hem wonende vriendin in zijn auto erop uit. Op elke plaats waar ze komen tast de man met zijn geest de atmosfeer af: is het hier goed? Het is nergens goed. Ze rijden op die dag half Nederland en een deel van Duitsland door, maar nergens bevalt het hem echt. Hij hunkert als een ten dode opgeschrevene naar een straal zon; hij is iemand die op eieren loopt, pas vijftig jaar, en gedraagt zich als iemand van negentig. Het is een buitengewoon somber verhaal, over een man die nog steeds niet kan aarden op de wereld.
Duistere jaren bevat één verhaal uit