Het leven een kerstboom
Positieve discriminatie
Lodewijk Brunt
De Amsterdamse gemeenteraad schijnt zich te hebben vastgelegd op het beginsel van de zogenaamde ‘positieve discriminatie’ met het oog op de komende burgemeestersbenoeming. Mochten zich twee kandidaten van verschillend geslacht melden, maar met overigens dezelfde kwaliteiten, dan zal de vrouw worden benoemd. Zo op het oog lijkt dat een onrechtvaardige gang van zaken. Want, gesteld dat je inderdaad twee volkomen gelijkwaardige kandidaten zou hebben, is het dan niet eerlijker om te loten? Een getal onder de tien, bij voorbeeld. Het moet in ieder geval bevredigender zijn voor de betrokken kandidaten zélf. Zeker de uiteindelijke overwinnaar. Zouden Ien Dales of Annemarie Grewel het leuk vinden als zij uitverkoren werden en als dan iedereen wist, dat dit alléén was toe te schrijven aan hun geslacht? Persoonlijk zou ik het geen veelbelovende start vinden, denk ik. Ik zou bang zijn dat het gezag, dat je schijnbaar voor zo'n functie in huis moet hebben, bij voorbaat ondermijnd was. Want zo werkt dat toch? Psychologisch tenminste. Maar ja, positieve discriminatie wordt tegenwoordig geëist door de vrouwenbeweging. Dan heb je eerbiedig te zwijgen.
Wat gaat optreden is een variant op wat je het coloris causa-effect zou kunnen noemen. Dit heeft zich de afgelopen decennia dikwijls voorgedaan in de Verenigde Staten. Zoals bekend werd daar in 1964 de Civil Rights Act van kracht. Hoofdstuk VII van deze wet verbiedt discriminatie van minderheden bij het aanstellen van personeel en in een aantal artikelen wordt een voorkeursbehandeling van dergelijke groepen verplicht gesteld. Met name voor bedrijven en instellingen die zaken doen met de federale overheid. Via een speciale commissie wordt er op toegezien, dat ondernemers die zich niet aan de bepalingen houden, de gevolgen daarvan rechtstreeks in hun portefeuille voelen. De wet is al diverse keren aangevochten door blanken, die zich ten onrechte gepasseerd voelden door minder gekwalificeerde zwarten. Ik herinner me nog vaag een spectaculair proces, dat de heer Backe voerde tegen de overheid. Wat de juiste toedracht was weet ik niet meer, maar ik zie nog voor me dat sommige kranten en tijdschriften er tijdenlang vól van stonden. Veel Amerikanen die worden geconfronteerd met een incompetente zwarte functionaris, nemen als vanzelfsprekend aan, dat deze persoon zijn baantje wel via druk van de federale autoriteiten gekregen zal hebben. Niet vanwege zijn capaciteiten maar vanwege zijn kleur: coloris causa. Zoals de term al doet vermoeden, is dit verschijnsel niet onbekend in academische kringen. Sommige universitaire instituten met een hoog prestige zouden al jarenlang voor de vorm wat zwarte studenten toelaten, om op die manier extra fondsen in de wacht te slepen. Ze melden dan trots op hun briefpapier, dat ze een universiteit zijn waar ‘gelijke kansen’ worden nagestreefd. Bij veel blanke studenten bestaat het vermoeden, dat zulke ‘token blacks’ hun graden halen zonder zich al te bovenmatig in te spannen. De indruk die achterblijft is, dat zwarten over het
algeméén niet bijster intelligent zijn. Waarom zouden ze anders voorgetrokken moeten worden? Iets overeenkomstigs is aan de hand met sportlieden, die een beurs krijgen zonder dat hun intellectuele prestaties daartoe aanleiding geven. Integendeel, ze worden uitsluitend binnen gehaald om het basketballteam te versterken of het voetbalelftal. De overtuiging dat sportlieden oliedom zijn, is onder intellectuelen wijd verbreid.
Een wet, die uitdrukkelijk bedoeld is om een einde te maken aan discriminatie op grond van ras of etniciteit, zou dus als onbedoeld neveneffect hebben, dat zulke discriminatie op de lange termijn juist bevorderd wordt!
Dat is een van de redenen waarom de Amerikaanse econoom Thomas Sowell al jarenlang bezig is met een kruistocht tegen iedere overheidsbemoeienis in deze. Hij vindt maatregelen als positieve discriminatie niet alleen onnodig, maar zelfs schadelijk. In de boeken Ethnic America en Markets and Minorities heeft hij deze gedachten uitgewerkt. Overheersend in zijn visie is de overtuiging, dat etnische groepen het beste voor zich zelf kunnen zorgen. Een sympathiek standpunt, dat bovendien door de feiten gesteund wordt. Want uit historisch onderzoek naar de manier waarop de vele verschillende immigrantengroeperingen in de Verenigde Staten zich hebben ontwikkeld, zou dit zonneklaar blijken. Sowell heeft onder meer de volgende stellingen uit deze studie afgeleid:
1. Gedurende de gehele Amerikaanse geschiedenis heeft discriminatie op grond van ras en etniciteit bestaan, maar de slachtoffers van deze praktijken zijn er vandaag de dag vaak beter aan toe dan hun onderdrukkers van gisteren.
2. In een vrije economie is het kostbaar om discriminatie toe te passen op minderheden. Daarom zal discriminatie verdwijnen, zodra de overheid er zich niet meer mee bemoeit.
Sowell is een doorn in het oog van heel wat vooruitstrevende Amerikaanse intellectuelen. Het feit dat hij zélf zwart is, zou daar wel iets mee te maken kunnen hebben. De gangbare trucs om dergelijke dwarsliggers verdacht te maken en buiten de orde te verklaren zijn op hem moeilijk toe te passen. Wil je hem effectief bestrijden, dan zul je met goede argumenten moeten komen. Dat is wat de linkse socioloog Christopher Jencks, bekend van zijn werk over sociale ongelijkheid, heeft trachten te doen in twee afleveringen van The New York Review of Books (3 en 17 maart).
Het zijn stukken waar de vonken van af spatten, maar wat me opvalt is dat Jencks zijn opponent op een aantal belangrijke punten gelijk moet geven, ook al draagt hij daar soms andere gronden voor aan dan Sowell zelf. Het belangrijkste punt van verschil tussen beiden is de beoordeling van de zwarte bevolkingsgroep. Jencks laat zien dat bepaalde groepen van zwarten (academisch gevormden en vrouwen) wel degelijk geholpen zijn door de wetgeving van 1964. Hij is lang niet zo optimistisch over de mogelijkheden van de zwarte bevolking als geheel om het op eigen kracht te redden als Sowell, en schrijft dit toe aan de aard van de discriminatie die op zwarten wordt toegepast. Deze is namelijk altijd veel omvangrijker en systematischer geweest dan de incidentele vormen waar joden, Ieren, Japanners, Italianen en andere groepen het slachtoffer van werden toen ze zich in Amerika vestigden.
De regering Reagan is inmiddels in sneltreinvaart bezig geweest met de ontmanteling van de Civil Rights Act. De eisen die aan ondernemers worden gesteld zijn minder stringent en de toezichthoudende commissie is beroofd van haar fondsen, zodat een doelmatig onderzoek van klachten ernstig in gevaar komt. Thomas Sowell wrijft zich ongetwijfeld in de handen, want dit verloopt volgens zijn scenario. Jencks is gereserveerd. Wat is er op tegen, zo vraagt hij zich af, dat zwarten tijdelijk profiteren van steuntjes in de rug? De hele samenleving bestaat uit groepen die op de een of andere manier door overheidsmaatregelen worden bevoorrecht. Daar zit wat in. Maar in de laatste woorden van zijn uiteenzetting klinkt twijfel door, en het lijkt me dat de Nederlandse vrouwenbeweging daar even bij stil zou kunnen staan, vóór ze zich vastklampt aan de voorkeursbehandeling op basis van geslacht, waar het voorontwerp Wet Gelijke Behandeling (ingediend door Kraaijeveld en De Ruiter) in voorziet. Jencks heeft onmiskenbaar het coloris causa-effect voor ogen als hij zegt: de voordelen op korte termijn, voor zover deze voortvloeien uit positieve discriminatie, zouden op den duur wel eens méér kunnen gaan kosten dan ze in eerste instantie hebben opgeleverd.
■