Manipulatie
Dat Freud niet ontkomt aan manipulatie van de lezer is heel goed te merken in zijn meesterlijke verhandeling over de novelle Gradiva van Jensen. Hij begint zijn analyse met een zeer uitvoerige beschrijving van de inhoud van de novelle. Hij doet dat om lezers die de novelle gelezen hebben de inhoud weer in herinnering te roepen. Achteraf echter blijkt dat het helemaal geen neutrale inhoudsbeschrijving is maar in feite al een interpretatie. Het gedrag van de hoofdfiguur van de novelle, de archeoloog Norbert Hanold, met diens passie voor een antiek meisjesbeeld, wordt zo samengevat dat de interpretatie van de novelle zich vanzelf aandient. En die interpretatie is dat het boek een verslag is van een neurose en van de geschiedenis van die neurose.
Sigmund Freud, tekening van Siegfried Woldhek
Van Ernest Jones, de biograaf van Freud, weten we dat Jung Freud wees op het bestaan van de novelle. Uit alles is te merken dat hij met veel plezier zijn verhandeling geschreven heeft. Om meer dan één reden zal het boek van Jensen hem geïntrigeerd moeten hebben. Allereerst omdat het zich afspeelt in de wereld van de archeologie en in Pompeji. Freud immers was in hoge mate gefascineerd door die wereld. Waren bovendien de activiteiten van archeoloog en psychiater niet aan elkaar verwant, doordat beiden het begraven verleden opdolven en reconstrueerden? Een andere reden waarom hij het boek uitkoos voor zo'n lange verhandeling waren de dromen in het boek. Hij kon mooi de theorie van zijn Traumdeutung van een paar jaar daarvoor testen en - wat natuurlijk wel zo belangrijk is - populariseren. Dat het laatste zeker het geval is merk je aan de geduldige wijze waarop Freud allerlei begrippen uit de analyse aan de lezer uitlegt.
Het is achteraf merkwaardig dat Freud een literair werk tot object van onderzoek maakte en het begrippenapparaat van de psychoanalyse ook op een papieren hoofdpersoon van een roman van toepassing acht. Zo'n manier van analyseren impliceert dat een romanfiguur als een levend persoon wordt beschouwd en dat de typisch literaire kanten van een boek (de formele kenmerken bij voorbeeld en de literaire traditie waarvan het deel uitmaakt) verwaarloosd worden.
Freud, een enthousiast lezer van klassieke en moderne literatuur, is er altijd openlijk voor uitgekomen dat literatuur veel voor hem betekende en een rol speelde in de theorievorming in de psychoanalyse. Vrij bekend is het verhaal dat bij zijn zeventigste verjaardag, toen een spreker hem de ‘ontdekker van het onbewuste’ noemde, hij de spreker corrigeerde. De schrijvers en filosofen vóór hem, aldus Freud, hadden het onbewuste ontdekt; hij had alleen de wetenschappelijke methode ontdekt waarmee het onbewuste kon worden bestudeerd. Het grote nut van de literatuur was voor hem dat deze conflikten en problemen op een beeldende en direkte wijze aan het licht kon brengen waar de psychoanalyse jaren voor nodig had.