Karel van het Reve
Vervolg van pagina 20
stand zien wapperen, maar als je haar hoort zijn die Hollanders verrekt dichtbij.
Dergelijke ondoordachtheden verzwakken Van het Reves betoog keer op keer. Aardige ideeën over de status van het cliché in de literatuur, of de toelaatbaarheid van realia blijven daardoor invallen, aanzetten, of hoe je het noemen wilt. Van het Reve is zeer bedreven (ik bedoel dit overigens niet als grafschrift) in het oplaten en doorprikken van ballonnen; te dikwijls zweeft hij met hen mee als lichtgewicht. De vergelijking met zulke verschillende essayisten als Kees Verheul, R.A. Cornets de Groot en Huub Beurskens maakt dat nog duidelijker: ook zonder zwaarwichtigheid kun je met beide benen op de aarde blijven staan.
Dan is er nog Van het Reves alom geprezen stijl. ‘Literatuur bestaat eigenlijk uit clichés, uit gemeenplaatsen. Beschrijf je een bepaalde situatie, dan dringt het literaire cliché, dat bij die situatie hoort, zich op. Je moet dat cliché dan gebruiken, of je moet het afwijzen.’ Uit hetzelfde stuk: ‘In 1890 publiceerde Tsjechov een verhaal dat Dieven heette, en ook over dieven ging, namelijk over paardendieven.’ En uit nog steeds hetzelfde stuk: ‘Tsjechov en Biesheuvel zijn beiden ten zeerste geneigd om dat gebod te overtreden. Als zij te maken krijgen met een mishandelde Javaan, dan aarzelen ze niet op te merken dat dat mishandelen verkeerd, schandelijk is, en dat het beter ware wanneer de Javaan niet mishandeld werd.’
Zo gaat het van ja tot amen, met de helderheid van de spreektaal, in een betoogtrant die kleine ideeën als ballonnen opblaast tot de omvang van een boek - nou ja, een bundel. De balans van voor en tegen moet iedereen maar voor zichzelf opmaken. Naar mijn oordeel heeft Van het Reve met zijn essay over Freud en Dostojevski de maatstaf aangegeven waarmee een kritisch lezer al zijn werk mag meten: met minder hoeft niemand genoegen te nemen.
■