The Mind's I
Vervolg van pagina 15
hoe overtuigend mensen als Lem er ook over kunnen schrijven. Daarvoor is tenslotte een machine nodig, al stampend en denkend. De opzet van het boek is veel bescheidener. Hofstadter en Dennett richten zich tot een ieder die ooit gefascineerd is geweest door het idee van een denkend mechanisme, en die vermoedt dat dit iets tegenstrijdigs heeft, al is het niet helemaal duidelijk waarom. Ze willen laten zien hoe er door de beoefenaars van de wetenschap der artificiële intelligentie (oftewel ‘de artificiële intelligentsia’ volgens de standaardgrap) over het bewustzijn en de mogelijkheid van een mechanische versie daarvan wordt gedacht. Door de lezer hiermee vertrouwd te maken en door de vermeende tegenstrijdigheid tussen machine en geest uitgebreid ter discussie te stellen proberen ze aan te tonen dat deze nergens op berust. Dat een dergelijk boek toegankelijk kan zijn voor een groot publiek is het bijzondere van The Mind's I, maar het streven daarnaar levert ook beperkingen op. Het is bij voorbeeld jammer dat een artikel als Hilary Putnams ‘Minds and Machines’ (in: Mind, Language and Reality) er niet in kon worden opgenomen, vermoedelijk werd deze vooraanstaande Amerikaanse filosoof te moeilijk gevonden. Putnam beweert dat de traditionele vraagstukken uit de zogenaamde ‘philosophy of Mind’, zoals dat van de verhouding tussen lichaam en geest, zich niet alleen voordoen bij mensen, maar in principe ook bij machines. Dit idee wordt uitgewerkt aan de hand van een eenvoudig soort computer waar Turing mee werkte.
Ook opvallend is het nagenoeg ontbreken van auteurs die Hofstadters en Dennetts eigen standpunt niet delen, terwijl dat toch lang niet onbetwist is. Door een iets groter beroep te doen op het geduld en de concentratie van de lezer had The Mind's I naar mijn gevoel vollediger gemaakt kunnen worden. Hiertegenover staat dat er steeds uitgebreid naar de literatuur wordt verwezen. Wie Hofstadters Gödel, Escher, Bach, an Eternal Golden Braid (1979) of Dennetts Brainstorms (1978) heeft gezien zal niet aangemoedigd hoeven te worden dit uiterst leesbare boek eens in te kijken. Hij zal hierin hetzelfde mengsel van diepgang, helderheid en humor aantreffen dat beide auteurs in brede kringen bekendheid heeft bezorgd.
■
Michael Morreau studeert filosofie aan de Universiteit van Amsterdam