Tering Stein
13
Gijs deed zijn ogen open en zag hoe de pijl zich, nog natrillend, in de muur recht tegenover hem had geboord. Er zat een hoed aan vast. Hij keek om en zag nog net hoe Ralph en Siegfried zich uit de voeten maakten. Ralph was blootshoofds - het was dus zijn hoed geweest die de pijl in zijn vlucht had meegenomen. Die mochten van geluk spreken, die twee. Geschrokken waren ze wel, dat had hij aan het lijkbleke gezicht van Siegfried kunnen zien, vlak voordat die om de hoek van de deur verdween. Flink geschrokken, mocht hij wel zeggen. Ralph had minder ontdaan geleken. Dat dit kwam omdat hij, als Siegfried spierwit werd, juist rood aan wilde lopen, alleen maar uit een ziekelijke behoefte om altijd in de contramine te zijn, dat wist Gijs niet. Wat hij wel wist was dat ze het kind niet bij zich hadden gehad. Verdomme, dacht hij. Pech.
Gijs keek weer de kamer in. Blijkbaar hadden ze, op het moment dat de pijl door de lucht stoof, het kind van schrik op de grond laten vallen. Of ze hadden zich voor de pijl gebukt en het daarbij gewoon op de grond neergezet. In elk geval was het schaap met zijn blote achterwerk regelrecht in het groene speldenkussen terechtgekomen. Geen zachte landing, om zo te zeggen. Begrijpelijk dat het een afgrijselijke kreet had laten horen.
Het was voor het eerst sinds lange tijd dat Pamela iets van bewondering voelde voor Gijs. Er zat toch wel pit in die slome. Ze had dat boogschieten van hem altijd maar een lachwekkende sport gevonden en spierballen kreeg Gijs er ook al niet van, maar nu was het een keertje ergens goed voor geweest. Nu had zijn hobby dat stel maniakken dat haar eerst het kind in de armen had geduwd om het haar vervolgens snel weer te ontfutselen, op de vlucht gejaagd, met achterlating van het kind, haar kind. En wat meer was - ook Gijs leek er zich bij te hebben neergelegd dat ze voortaan met hun drieën zouden zijn. Anders had hij dat allemaal immers niet gedaan. Sportieve knul, toch eigenlijk. Ze zag niet eens meer hoe stuitend zijn adamsappel klopte.
Haar vertedering duurde maar kort. Hoe had ze zo zwak kunnen zijn die slapjanus te bewonderen, terwijl het alleen maar zijn pijl en boog waren geweest die het werk hadden opgeknapt? Mannen konden alleen maar met wapens iets betekenen. Zonder wapens waren ze nergens. Alleen daar haalden ze hun kingsize-ego vandaan. Vrouwen moesten overal ongewapend tegen opboksen. Ze moesten het maar alleen zien te rooien, zonder hulp van zulke foefjes. Ze hoefde maar naar zichzelf te kijken: had zij niet helemaal op eigen kracht een kind gekregen? Niet uit haar eigen innerlijk zoiets als een baan, een beroep opgediept? Nou dan.
Wat deed dat strottehoofd met die romp eronder dan wél met zijn blote handen? Hij had niet eens de vlekken op de beige bekleding gezien - of willen zien. Bang om zijn sprieten uit zijn mouwen te moeten steken. Ze zou nu toch eindelijk eens met zwaarder geschut moeten aankomen. Met immaterieel geschut natuurlijk. Met typisch vrouwelijke wapens.
Er kwam een gemeen lichtje in Pamela's ogen. Ze had altijd al iets van een snelle denker gehad. Ze pakte het kind op en zette het met zijn bebloede achterwerk op de bank. Eerst maar rechts. Opnieuw pakte ze het op en plantte het in het midden neer. En hopla, vervolgens in de linkerhoek. Op het beige canvas prijkten drie grote bloedvlekken. Ziezo. Ook de beide stoelen hadden inmiddels het achterste van de baby gezien. Dat zou hem leren.
Triomfantelijk keek Pamela om. Haar mond viel open. Gijs zag er heel vreemd uit. Hij was niet langer een strottehoofd waar een romp aan hing, maar zijn strottehoofd bungelde plotseling onder zijn lijf.
(wordt vervolgd)