Dolfinarium en Panorama
Twee boeken over Nederland als literair openluchtmuseum
Het land der letteren Nederland door schrijvers & dichters in kaart gebracht Samenstelling: Adriaan van Dis en Tilly Hermans, foto's Menko ten Cate Uitgever: Meulenhoff, 448 p., f37,50 na 10 januari f65, - Verschijnt 9 december
Querido's letterkundige reisgids van Nederland Redactie: Willem van Toorn Uitgever: Querido, 624 p., f49,50 Na 1 februari f59,50
Doeschka Meijsing
Nederland reist. Wie het Dolfinarium, de Efteling en de Beekse Bergen achter de rug heeft, hoeft niet bang te zijn dat de mogelijkheden daarmee uitgeput zijn. Zoals kapitein Haddock al zong, reizen wij om te leren - en voor dat doel zijn er nu twee boeken: Querido's letterkundige reisgids van Nederland en Het land der letteren, Nederland door schrijvers en dichters in kaart gebracht. De literatuur heeft een landschap gekregen.
Het land der letteren, dat in december als boek-van-de-maand uitkomt, is, zoals Adriaan van Dis en Tilly Hermans, de samenstellers, in hun voorwoord opmerken, een boek om in de leunstoel te lezen. Gezellig onder de schemerlamp en tegelijkertijd toch vertoeven op Parnassia te Bloemendaal of met Lodewijk van Deyssel en Frans Erens door de gangen van het internaat Rolduc slenteren, met K. Schippers een haring eten op de Haarlemmerbrug of met Jan Wolkers op Rottumerplaat ronddolen.
Het boek is het best te beschouwen als een bloemlezing over stad en land, een klompenboek. Het bestaat uit achttien hoofdstukken, elf daarvan zijn natuurlijk gewijd aan de elf provincieën. Die worden stuk voor stuk door een in die provincie woonachtige schrijver ingeleid: Louis Ferron over ‘Schrijven in Noord-Holland’, Wiel Kusters over Limburg, Hans Warren over Zeeland. Het zijn niet al te diepgravende inleidingen, ze bevatten meestal wat gedachten over andere schrijvers die men uit de buurt kent, of enkele beschouwingen over het voor de provincie typerende landschap. Vervolgens zijn er aan de drie steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag aparte hoofdstukken gewijd. (Waarom niet aan Utrecht, bij voorbeeld? Ik heb me daar lang het hoofd over gebroken, maar weet nu het antwoord. Ik zal het straks vertellen.) Het Waddengebied, Rivierenland en het IJsselmeer mochten ook ieder met een eigen hoofdstuk meedoen en ten slotte is Nederland als natie gekarakteriseerd in een twintigtal verzen en tekstjes van algemenere strekking. De samenstellers hebben daarbij niet speciaal jacht gemaakt op knorrige en bittere uitspraken à la ‘In Nederland wil ik niet leven,/Men moet er steeds zijn lusten reven,’ van Slauerhoff, of à la ‘O land van mest en mist, van vuile, koude regen’ van P.A. de Genestet, maar ook heel vriendelijke teksten opgenomen, zodat De Genestet en Slauerhoff bien etonnées kunnen zijn broederlijk in een boek te staan met Seth Gaaikema en Toon Hermans.
Zo krijgt elke provincie in gedichten, fragmenten van langere verhalen en piepkleine fragmentjes uit dagboeken, memoires, brieven lof toegezwaaid of wordt over hen bittere gal uitgespuwd. Wat dat laatste betreft moet vooral de stad Utrecht het ontgelden. Wie er iets goeds over zegt, doet dat zo zuinig, dat je onmiddellijk het idee krijgt dat de schrijver het eigenlijk niet durft, omdat het eigenlijk niet wáár is dat je iets goeds over Utrecht kunt zeggen. En wie duidelijk op prijs stelt de waarheid over Utrecht te vertellen, zegt ‘Ik haatte die stad’ zoals Battus doet die de stad ook herdoopt heeft met de naam Haatrecht. De hoofdmoot van de teksten uit deze bloemlezing is van de hand van moderne, twintigste-eeuwse schrijvers, die ooit de euvele moed hebben gehad om over iets van stad en land in Nederland te schrijven. Een enkele keer komt Bilderdijk op de proppen, of Jacob Cats - en voor Utrecht moest men zelfs zijn toevlucht nemen tot Suster Bertken (1516), want er was natuurlijk geen hond te vinden die over die plaats mooi wilde schrijven.
Achter in het boek is een register te vinden, met bronvermelding. Omdat deze uitgave, zoals het colofon vermeldt, is samengesteld ‘mede ten behoeve van het onderwijs’ is die bronvermelding geen gek idee. Dan kunnen de leerlingen ook nog eens een dik grote-mensenboek van die schrijvers uit de bibliotheek halen en lezen hoeveel verdriet die schrijvers hebben, mooi Holland, of geen mooi Holland.
Het karakter van het boek leunt sterk op de fotografie van Menko ten Cate.
De foto's nemen een bijna even grote plaats in als de tekst. Het is óók een kijkboek. En het moet gezegd: nooit heb ik Nederland zo mooi gevonden als op deze kleurenfotografie. Nergens rommel, nergens een door flats of caravans verpest landschap, nergens auto's. Als er al een foto van een snelweg in staat, is het alsof ons volk een wonder van technisch vernuft is; als de Hoogovens roodgloeiend staan te dampen, dan lijkt onze economie te draaien in een gelukzalige wolk van impressionisme. Het land der letteren lijkt me geen boek om aan onze geëmigreerde landgenoten in Canada of Niew-Zeeland cadeau te doen. Als ze dat gezien hebben, staan ze morgen met z'n allen weer bij ons op de stoep.