temin in stand blijft, hij vertelt dat het bestaat, toont het en laat het daarbij.
Maar dat is nog niet alles. Op een van de foto's waarop Matisse in zijn atelier met een naaktmodel werkt, is in de achtergrond op een zwartgeschilderde deur een krijttekening te zien van een grijnzende mannenkop. Volgens het onderschrift maakte Matisse die tekening vlak voor het maken van de foto terwijl hij daarbij een blinddoek op had. Toen Brassaï was vertrokken, veegde Matisse de tekening weer uit. Het onderschrift besluit met: De tekening bestaat alleen op deze foto.
Alle metaforen kloppen wanneer het hier zou gaan om het wezen van de fotografie. De blinddoek van Matisse is de zwarte lap waaronder de fotograaf zich in vroeger dagen voor zijn object zoekmaakte. Werd deze tekening gemaakt door een blinde, ook de fotograaf negeert op het cruciale moment zijn onderwerp: hij kijkt in zijn lens en soms is dat een bijna biddende houding - een naar beneden gewende blik - wanneer de camera is uitgerust met een spiegelreflex.
De tekening die we op de foto zien, gevoegd bij de wetenschap dat hij vóór de foto werd gemaakt nog niet bestond en nadat de foto was gemaakt niet meer bestond, laat zeer precies weten wat fotografie met de werkelijkheid uitricht. Dat is dit: de werkelijkheid en de tijd, vooral het verstrijken ervan, zijn aan de gang - er wordt een foto van gemaakt - en alles wat aan de gang was, gaat gewoon door. Eén moment is vereeuwigd, voor altijd stilgezet. Wie of wat daar opstaat, was nooit ouder en is nooit jonger geweest en omdat dat zo is, heeft het tafereel zich onttrokken aan de werkelijkheid. De foto is erboven gehangen en doet voor altijd vóór hoe het voor een ogenblik was. Matisse heeft dat geaccentueerd door alleen voor de foto een tekening te maken. Was Brassaï een indringer in de stilte van Matisse's eigenaardige operatiekamer - een chirurg en zijn model -, op deze foto is Matisse de indringer. Het is tegelijkertijd een gebaar van herkenning aan het adres van deze bijzondere fotograaf, die daarmee werd erkend als een gelijke.
Het hoogtepunt van dit ingewikkelde verkeer tussen de ene soort geheimen en de andere soort - de mededeelzaamheid waarmee ze elkaar respecteren, door vooral van alles niet te laten zien een delicate fantasie in werking te stellen bij degene die dit alles bekijkt - is een duet van twee foto's die zijn gemaakt in het atelier van Kokoschka, circa 1931-1932. Het is een duet omdat ze met elkaar óp en door elkaar heen zingen, mompelen, rommelen - hoe heet zo iets bij foto's? Ze zijn vanuit vrijwel dezelfde instelling gemaakt. Een hoek van een grote kamer, kennelijk het atelier want aan de wand is een flinke spiegel bevestigd. Een mat op de grond, een ligstoel van houten latten en een omgekeerde stevige mand met een kussen erop. Op de mat een dienblad met een theepot, theekopjes, een pak koekjes, een paar platte kussens, een pakje Camel, in de spiegel op de achtergrond een schoorsteenmantel met twee flessen, een paar glazen en een telefoon erop - daarnaast op de vensterbank van een gesloten raam zorgvuldig gedrapeerde lappen rondom iets dat niet duidelijk is waar te nemen. Daar gaat het ook niet om. Op de ene foto ligt de vriendin van Kokoschka languisant in de stoel, zij draagt haar kopje naar de lippen en laat uit alles blijken: nu word ik gefotografeerd, en ik kijk niet. Naast haar op de mand, met zijn rug naar de spiegel, zit de schilder en kijkt niet in maar naar de camera. In zijn ene hand een soort wandelstok, in de andere ook een kopje. Zijn blik vraagt of hij misschien kan helpen. Op de tweede foto is de vriendin half overeind gekomen, ze verveelt zich en werpt een blik in de spiegel en wordt getroffen door zich zelf. Op dat moment is de foto gemaakt zoals verderop in de spiegel is te zien. Daar staat Kokoschka naast de fotograaf, beiden kijken elk met hun eigen blik naar de camera. Brassaï's gezicht is verborgen achter de Rolleiflex die op een statief staat. Wat hier allemaal wordt verteld, is adembenemend.
Alberto Giacometti (1948)
Salvador Dali (1955)
Bovendien laat Brassaï zich zelf hier zien als een dubbele indringer: hij bezoekt op deze foto's niet alleen Kokoschka maar ook zich zelf. Het is de enige foto waarin hij als personage optreedt en in dit duet moest dat ook. Op de andere foto's is Brassaï nergens te zien - ze lijken ook niet te zijn gemaakt door een specifiek personage, dat om die en die reden deze of een andere speciale optiek koos maar door een anoniem oog dat dit nu eenmaal zag en keek om het vast te leggen. Voor degenen die hij fotografeerde, moet hij gegolden hebben als iemand die in de loop der jaren van indringer veranderde in vertrouwde getuige. Voor degenen die zijn foto's nu bekijken, blijft - op die ene na - zijn standpunt een geheim dat met dit schitterende boek bekend is geworden maar niet onthuld.
■