Kennis & vernuft
Is innovatie erger dan God?
Rob Sijmons
Voor een heiden als ik zijn geloofsartikelen vooral zaken als kazuivels, keppels, wierookvaten, soutanes en predikantenbeffen. De uitstalkasten van neringdoenden in heilige waar leiden bij mij tot een weerzinwekkende fascinatie. Wat is curieuzer dan een portable heilig oliesel in een tasje als van een Mah Jong spel? Waarom werd een goed ogende monstrans een winkeldochter, die nu gesleten moet worden als opruimingsaanbieding?
Godsdienst praktizerenden bedoelen met geloofsartikelen hun dogma's: de rotsvaste zekerheid van eeuwig leven, wederopstanding des vlezes, heilige drie-eenheid enzovoort. Aan die lijst moet nu een veel profaner geloofsartikel worden toegevoegd: technische vooruitgang. Dat beweert althans de sociologe-filosofe Marlies ter Borg-Neervoort, die 29 september promoveerde op het proefschrift Innovatie tot in eeuwigheid, het geloof in de technische vooruitgang in discussie. De doctorstitel werd verleend door de gereformeerde Vrije Universiteit; theologisch moet de studie dus uiterst verantwoord zijn.
Het wetenschappelijke werk van dr. Ter Borg is nogal langdradig, maar laat zich gemakkelijk samenvatten. Bij een zestal reeds lang overleden ‘vooruitgangsdenkers’ (waaronder John Stuart Mill en Auguste Comte) vindt zij een onversneden innovatie-geloof. ‘De technische vooruitgang kan,’ argumenteert zij, ‘niet door mensen gestuurd worden, zo stellen de vooruitgangsdenkers. Want wetenschap, techniek en economie vormen tesamen een zich zelf sturend geheel.’
Dat is niet erg, vonden die ‘profeten’. Het gaat immers om een ‘brenger van heil’ en geluk, dé oplosser van de belangrijke sociale problemen. Het volk moet daar van overtuigd worden, maar dat zal, volgens de denkers, niet lukken ‘door argumenten alleen. Een grote portie blind vertrouwen is daartoe onontbeerlijk,’ of, om het in de woorden van mevrouw Ter Borg nog eens anders te zeggen: ‘De vooruitgang stelt (...) aan de mensen en de samenleving de hoogste wet. Aanpassing daaraan is geboden. Tegenwerking is zinloos. Men schaadt daarmee zichzelf én het algemeen belang.’ Daarmee werd aan technische vooruitgang ‘een haast goddelijke almacht’ toegekend; de enige goede reactie was ‘aanbidding’.
‘Schepping der wereld’ van Jacob van Maerlant, 1332
Als universele heilbrenger verzeilt ook de vooruitgang in een uit de religie bekende paradox: hoe kan het kwaad blijven voortbestaan in een door de almachtige heilbrenger god (of techniek) bestuurde wereld? ‘Moderne beleidskringen’ houden meer dan de ‘profeten’ rekening met de inmiddels gebleken kwalijke gevolgen van vooruitgang (milieuvervuiling, bezwaren tegen kernenergie, uitputting van grondstoffen, maar in wezen is het geloof onaangetast, vindt mevrouw Ter Borg. Hedendaagse denkers als Jan Terlouw en de Duitse wetenschapsminister Volker Hauff zien in de problemen ‘geen aanleiding om aan het heilzame karakter van de vooruitgang zélf te twijfelen. Integendeel. De problemen worden opgevat als het teken dat de vooruitgang onmisbaar is: onmisbaar als verlosser van het kwaad’.
Alleen alternatieve groeperingen stellen het geloof in de technische vooruitgang principieel ter discussie. Dat zijn bij voorbeeld de organisaties die streven naar kleinschaligheid of de afschaffing van kernenergie. Marlies ter Borg is oudmedewerkster van het wetenschappelijk bureau van de PPR, dus het is niet vreemd dat zij zo'n standpunt betrekkelijk positief waardeert. ‘Het geloof in de technische vooruitgang is een beklemmend net, waaruit de bewegingen rond techniek en samenleving een uitweg bieden. (...) Ik neem daarmee een positie in,’ aldus de verse doctor, ‘waartoe ik mijn lezers met alle listen van de rede wil overhalen, maar die ik ze niet in naam van de rede kan opdringen.’
En listig is ze. De standpunten van de oude en monderne denkers worden zogenaamd ideaaltypisch weergegeven. Dat betekent in feite het construeren van een soort kleinste gemene veelvoud; dat wordt dan bij voorbaat gekleurd in de richting van wat gezocht wordt, te weten de geloofsaspecten. Het gevaar van een karikaturale in plaats van een evenwichtige beschrijving is levensgroot bij die methode. Voor je het weet trek je zo ten strijde tegen een kunstmatige kwade geest die je eerst zelf geschapen hebt.
Een voorbeeld. Volgens dr. Ter Borg is een ideaaltypisch standpunt pas een ‘geloof’ als in die mening - onder meer - het niet-stuurbare, autonome karakter van de technischwetenschappelijke vernieuwing wordt benadrukt. Maar welke ‘moderne beleidskringen’ geloven daar echt in? Het bedrijfsleven in ieder geval niet; daar gaat men al jaren uit van een hoge mate van stuurbaarheid, in ieder geval waar het eigen ‘onderzoek en ontwikkeling’ betreft. Maar concrete voorbeelden van onderzoeksbeleid in ondernemingen zal men in het proefschrift vergeefs zoeken. Paste dat soms niet in het ideaaltype dat de wetenschapster zocht?
Hoe dan ook, het bewijsmateriaal was voor de hooggeleerde promotors van de VU voldoende. Innovatie of technische vooruitgang mag wetenschappelijk verantwoord naar de maatschappelijke schroothoop: in zoverre het een geloof is, en in feite omdat het een geloof is.
Nu god nog.
■