Afstandsbediening
Vier redenen om van Lou de Jong te houden
Nico Scheepmaker
Lou de Jong (foto Bert Nienhuis)
Wie de goede gewoonte heeft op zondag The Observer en The Sunday Times te kopen, weet dat enigszins belangrijke boeken altijd op dezelfde dag in die weekbladen worden besproken. De enige manier waarop de een de ander voor kan zijn is de bespreking een of meer pagina's eerder af te drukken. In Nederland wordt ook wel met zulke embargo's gewerkt, maar de enige Nederlandse auteur die er op rekenen kan dat 1. het embargo nooit (of zelden) geschonden zal worden, en 2. alle kranten tegelijk over zijn boek een pagina vol zullen schrijven (met meestal nog een opwarmertje op de voorpagina), is dr. Lou de Jong, als hij weer een deel van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog heeft voltooid.
Zo ook vorige week dinsdag, toen deel 10 B, Het laatste jaar II, tweede helft het licht zag. De titels zijn minder pakkend, zoals u ziet, dan de inhoud. Alle kranten hadden er hun specialist aan gezet, alle kranten hadden hun pagina ervoor ingeruimd, en uiteraard had de dienstdoende omroep (in dit geval de Avro) ook dr. L. de Jong in de uitzending, om de inhoud van zijn boek nader voor de burger te verklaren.
Nu is dr. Lou de Jong een dankbare gast in elke televisieprogramma. Hij kent het métier, en weet dat hij zijn gastheer iets verschuldigd is, liefst een pikant nieuwtje. Dit keer bleek hij ontdekt te hebben dat de Duitsers niet op 5 mei hebben gecapituleerd, maar op 6 mei, zodat het Nederlandse volk dus zevendertig jaar lang de bevrijdingsdag aan de vijfde mei 1945 heeft toegeschreven, en niet, zoals het behoorde, op de zesde mei 1945, de geboortedag van mijn vrouw. Een late, maar door ons dankbaar aanvaarde triomf, maar dit terzijde. Er zijn drie redenen waarom Lou de Jong bij mij al jarenlang geen kwaad meer kan doen, of eigenlijk vier. De vierde reden is het triviaalst: toen ik in de PC Hooftbuurt woonde, zag ik hem regelmatig met een alpinopet op op een statige herenfiets langsrijden, en één keer ving mijn blik in één oogopslag zowel de voorbijfietsende Lou de Jong met alpinopet, als de voorbijwandelende dr. Jelle Zijlstra met kinderwagen - of verzin ik dat nou, om het nog mooier te maken dan beide aparte beelden toch al waren?
De derde reden van mijn affectie voor De Jong hangt samen met een tv-programma dat hij zelf in 1962 of 1963 plaatste, maar dat op zijn vroegst in 1966 moet zijn uitgezonden, want in het eerste seizoen van Mies en Scène (van 8 januari tot 7 juni 1966) kwam hij nog niet voor als de laatste surprise-guest in ‘de stoel’ van Mies Bouwman. En het was in dat programma dat Mies aan hem vroeg: ‘We kennen u alleen als een ernstig man, kunt u eigenlijk ook lachen?’
‘Draai maar eens een Chaplinfilmpje,’ had Lou de Jong (in de stoel, maar natuurlijk ook in het voorgesprek) gezegd, waarna godgans Nederland hem bijna van zijn stoel zag rollen van het lachen. Dat had tegelijk zowel iets kinderlijks als ontwapenends (zó hard lachen om een filmpje dat hij ongetwijfeld al vaak gezien had), en het liet een totaal onverwachte kant van dr. L. de Jong zien.
De tweede reden waarom ik geen kwaad woord over Lou de Jong wil horen is, dat hij omstreeks 1972 samen met Ruud Lubbers en Rob de Nijs in het programma Drieluik van Sonja Barend zat, en toen op Rob de Nijs, die verklaard had (voorlopig) geen kinderen te willen hebben, in gloedvolle bewoordingen had ingepraat over het mooie van het vaderschap. Toen had ik nog geen kinderen, nu ik ze wel heb weet ik dat hij groot gelijk had.
En de eerste reden van mijn bewondering c.q. grote waardering voor dr. L. de Jong betreft natuurlijk zijn tv-serie De Bezetting, een serie van twintig documentaires van zo'n anderhalf uur per stuk, die op 6 mei 1960 (dus exact vijftien jaar na de bevrijding; al wist hij dat toen nog niet!) werd opgestart. Regie Milo Anstadt, produktie Ben Klokman. De serie leverde hem in 1962 de Zilveren Nipkowschijf op. Dat is nu alweer twintig jaar geleden.
De generatie kijkers die de serie nooit gezien heeft (zelfs niet heeft kunnen zien!), kon vorige week dinsdagavond bij Avro's Televiziermagazine iets proeven van de aard en kwaliteit van die vroegere programma's. Niets spectaculairs, hoewel: dr. Willem Drees (96 jaar, maar nog helder formulerend!) in het programma, prins Bernhard in het programma (‘des duivels op Mongomery’, omdat die niet toestond dat de Binnenlandse Strijdkrachten althans even aan de openbare oorlog mochten ruiken door de Duitsers te ontwapenen), het relaas van J. van der Gaag, die voorzitter was van de Raad van Verzet, en vooral: de ooggetuigeherinnering van mr. Bakels aan het gesjouw aan het eind van de oorlog met de halfdode concentratiekampgevangenen (‘het kletsende geluid van al die magere natte lijven die op een hoop werden gegooid’), maakten met de begeleidende beelden van toen dezelfde diepe indruk als indertijd De Bezetting. Ook dr. Lou de Jong vond de getuigenis van Bakels ‘superieur’, en had later tegen hem gezegd dat er in de wereld zo ongeloofelijk veel misdaden gepleegd worden die niet of nauwelijks bekend worden en waar niet bij wordt stil gestaan, terwijl hier voor zo'n twee miljoen mensen dan toch bijna veertig jaar na dato nog eens duidelijk gemaakt kon worden wat er allemaal gebeurd was.
Mijn aansluitende vraag lag voor de hand: ‘Zou het geen zin hebben voor de nieuwe generatie kijkers die De Bezetting nooit gezien hebben een (eventueel aangepaste of aangevulde) herhaling van de serie op het scherm te brengen?’
Lou de Jong zag het zichzelf in ieder geval niet doen (‘ik denk niet dat ik de hele materie opnieuw zou gaan behandelen’). De komende zes, zeven jaar zal hij zijn handen nog vol hebben aan de samenvatting (in boekvorm) van ‘HKdNidTW’, en daarna wil hij nog een boek over geschiedschrijving schrijven. De Jong dus niet. Zou het dan zin hebben als Milo Anstadt nog eens een ingedikte serie van De Bezetting maakte?