Van heidense en andere verlangens
De debuten van Mees Houkind, Hans ter Mors en Niek de Laaf
Kroniek van een blauwe maandag Verhalen door Mees Houkind Uitgever: Bert Bakker, 117 p., f19,50
De dealer en de organist door Hans ter Mors Uitgever: De Bezige Bij, 143 p., f22,50
De groene hoek Roman door Niek de Laaf Uitgever: Meulenhoff, 160 p., f26,50
Carel Peeters
In het tweede verhaal van de bundel Kroniek van een blauwe maandag met de vervaarlijke titel ‘Executies’ bereidt een grootvader zich voor op bezoek van zijn kleindochtertje. Hij zaagt een kerstboompje om dat hij samen met haar wil gaan optuigen. Hij kijkt daarnaar uit en is van plan haar van alles te vertellen dat in haar herinnering zal blijven leven, even glinsterend als de kerstballen. De anekdote van het verhaal gaat aldus verder: het meisje komt bij haar grootouders aan en heeft een zak met groen bij zich voor het konijn van de buurvrouw. Dat is een bekend ritueel waar de grootvader zich bij heeft neergelegd, hoewel hij het vervelend blijft vinden dat hij de liefde en belangstelling van het kind moet delen met die vrouw en het konijn. Hij wacht ongeduldig op haar terugkomst, zich nog eens voor de geest halend wat hij haar zal vertellen. Als ze bij terugkomst in tranen is begrijpt hij wat er gebeurd is. Het konijn had niets meer aan het groen. Het was gevild en hing bloot te wachten op de braadpan. Er waren tranen, maar er kwamen geen vragen hoe iemand dat nou kon doen. Het optuigen van de kerstboom verloopt daarna nagenoeg zwijgend en zonder het tintelende genoegen dat hij zich had voorgesteld. Wat hij zijn kleindochter nog vertelt gaat niet van harte, ‘het waren futiliteiten geworden, levenloze, eendimensionale schimmen, as op zijn tong’.
De geciteerde laatste zin is van belang voor de vraag of Mees Houkind een schrijfster is of iemand met wat anekdoten, ervaringen en herinneringen die ze graag opschrijft. ‘Executies’ is voornamelijk een melancholiek anekdotisch verhaal, maar het heeft iets meer waardoor het uit de sfeer van de loutere anekdotiek wordt getild. De grootvader verheugt zich niet alleen op het genoegen van het optuigen van de kerstboom met zijn kleindochter, hij heeft ook zijn persoonlijke motieven: hij wil iets herstellen. Hij wil voorkomen dat het kind, net zoals hij, geen continuïteit in de geschiedenis voelt. Hij weet niets van zijn grootouders, ze hebben hem nooit verhalen verteld: ‘Het beeld van die twee mensen voor het venster in clair-obscur was als een muur, waarop hij alleen maar kon kloppen om daarachter de geheime, duistere gang te horen vibreren, de nagalm te horen van anonieme voorgeslachten.’ Zijn kleindochter zal later niet tegen zo'n muur hoeven kloppen. Deze persoonlijke, op de achtergrond aanwezige motieven verlenen het verhaal een extra dimensie, en iets dat niet alleen geldigheid heeft voor dit verhaal. Als deze motieven er niet waren geweest, zou het verhaal eendimensionaal zijn gebleven, een futiliteit, op dezelfde manier ontdaan van de luister als de verhalen die hij had willen vertellen: de moordlustige buurvrouw had de stemming en zijn plannen bedorven door het konijn om zeep te helpen.
Een ander verhaal, ‘Een heilig kyrie’, heeft een verrassend ironische toon. Ironie betekent distantie, en als het, zoals in dit verhaal, gaat om het weergeven van de indruk die een ‘onverdiend en onverwacht’ mooie kapelaan op een tienjarig meisje maakt, dan is er nauwelijks een betere vorm denkbaar. Het verhaal behandelt de listen die de tienjarige bedenkt om door hem, die ze in het verhaal ‘Schoonheid’ noemt, gezien te worden. Ze bedenkt vragen, bestudeert de jurisdictie omtrent de biecht, alles om hem nog vaker te zien dan die ene keer in de week. Ze raakt geheel thuis in de diplomatie van de katholieke jeugd door zich op dit gebied goed te oriënteren. ‘Schoonheid’ wordt ook nog ‘Dapperheid’ als hij tijdens het uitdelen van hosties de bevelen van de pastoor negeert. ‘Schoonheid en Dapperheid’ is het die haar daarna in haar verbeelding helpt haar angsten te overwinnen. De laconieke toon van het verhaal doet niets af aan het fanatisme waarmee de tienjarige probeert te krijgen wat ze hebben wil. Wat het verhaal zo aardig maakt is de beschrijving van het denkwerk dat verricht moet worden om gevoelens gehonoreerd te krijgen en de zelfverzekerde zinnen en woordkeus waarmee dat gepaard gaat. Het verhaal bevat bouwstoffen in stijl, toon en inhoud om zich zelf genoeg te kunnen zijn; een wezenlijk onderdeel is echter dat aan ‘Schoonheid’ en ‘Dapperheid’ ook een algemener strekking wordt gegeven, zodat het verhaal die extra dimensie krijgt waardoor het gaat opvallen.
Mees Houkind
Een debuut bestaande uit verhalen waarin personages van verschillende leeftijd, geslacht en professie voorkomen is óf heel virtuoos óf het werk van iemand die begint met schrijven en zijn vermogens test. De personages van Mees Houkind zijn - afgezien van de grootvader en het tienjarige meisje met haar heidense verlangens aan het adres van de kapelaan - een leraar van ongeveer veertig, een man van bijna vijftig, en pasgetrouwde vrouw en een oude dame. Dat is wat al te divers als ze niet met elkaar worden verbonden door een gemeenschappelijke thematiek, die in deze bundel niet uit de verf komt. Het zijn daardoor verhalen die elkaar niet ondersteunen. Er is een lang verhaal over een bejaarde dame die elke dag om lunchtijd tegenover een jongeman in een park zit, gescheiden door een sloot. Dat roept haar jeugd terug en het verlangen om met hem een lange reis te gaan maken. ‘De reis naar Kashmir’, zoals het verhaal heet. In ‘Gegeven het vleesch’ is de situering weer geheel anders en merkwaardig archaïsch: een vrouw die niets van seksualiteit