Een nazaat van talrijke groten
Essays van Beurskens over ‘de internationale traditie van de Moderne’
Schrijver zonder stoel door Huub Beurskens Uitgever: Meulenhoff, 156 p., f26,50
De stroman door Huub Beurskens Uitgever: Meulenhoff, 100 p., f21,50
Jacques Kruithof
In mijn studiejaren deed er een anekdote de ronde over de hoogleraar Garmt Stuiveling. Diens zoon kwam op zekere dag vertellen dat hij besloten had Nederlands te gaan studeren. De vader keek hem even peinzend aan, en zei toen: ‘Dat zou ik niet doen, jongen, want dan blijf je je leven lang de zoon van de gróte Stuiveling.’
Uit de bundel Schrijver zonder stoel krijg je de indruk dat Huub Beurskens niets liever wil zijn dan een dergelijke zoon, een nazaat van talrijke groten uit de recente geschiedenis van literatuur en kunst.
Weliswaar bestaat het boek uit beschouwingen over kunst en poëzie van anderen (merendeels zijn het opgekalefaterde recensies), maar de titel geeft al aan dat het Beurskens om een eigen plaatsbepaling te doen is. Hij kiest, als dichter, schrijver en criticus, positie in wat hij zelf noemt: ‘de internationale traditie van de Moderne’.
Voor de beeldende kunst laat hij de moderniteit natuurlijk bij het kubisme beginnen; in de poëzie refereert hij onder anderen aan Trakl, Benn en Ponge, voor het proza aan Musil en Gombrowicz. Zoals bij de kubisten het perspectief, en dus het gefixeerde gezichtspunt van de kunstenaar, verdwijnt, zo wordt in de moderne poëzie de dichter, althans het ‘ik’ twijfelachtig.
Een en ander ziet Beurskens in samenhang met de anomie waarin de mens tegenwoordig leeft. Ik leen dat woord van Emile Durkheim; Beurskens formuleert het zo: ‘absolute waarden zijn weggevallen, doelen na het leven geschrapt, lineariteit en chronologie behoren zelfs niet eens tot de geschiedenis, de traditionele, objectieve historie is geëlimineerd. Waar het nu continu om gaat is het moment.’
Met veel citaten en verwijzingen, en nog meer grote namen, omschrijft Beurskens zowel die traditie en haar maatschappelijke oorsprong, als zijn eigen bescheiden plek daarin, als zoon of kleinzoon. Ondertussen voorziet hij zich van jongere bloedverwanten: Wiel Kusters, Th. van Schoonhoven, Martin Reints, en verzuimt niet zijn ooms aan het woord te laten: Faverey, Kouwenaar, Rein Bloem. En twee dichters beschouwt hij als koekoeksjongen in de moderne poëzie: Ida Gerhardt en Jan Eijkelboom (die hij overigens op vermakelijke wijze in verband brengt met de bloei van de zachte sector). Ook in de film en de beeldende kunst wijst hij op vrienden en magen.
Zo wordt Schrijver zonder stoel een genealogische onderneming. Beurskens weet van alles over ‘het moderne gedicht’, en wil dat zelf óók maken. Hij weet dat het gedicht gezien moet worden als een ding, een voorwerp. Er mag geen ‘boodschap’ in verpakt zitten. Het ‘ik’ moet teruggedrongen; de metafoor, het woordje ‘als’, adjectieven en ‘ieder-accidenteel-persoonlijk materiaal’ zijn zo goed als taboe. Het gedicht is er om gelezen, niet langer om gehoord te worden; de poëzie zoekt aansluiting bij de beeldende kunst, en niet meer bij de muziek. Ik houd niet van zulke stelligheden, niet van dit per se modern willen zijn. Ondanks alle fraaie voorbeelden en aanhalingen en diepzinnigheden over de chaos van het moderne leven kan ik er weinig meer in zien dan min of meer intelligent napraten en zich onderwerpen aan een dominerende poëtica. Iemand die er zo nadrukkelijk bij wil horen maakt zich zelf onvrij.
Waarschijnlijk maakt Beurskens zich zo sterk voor de traditie van het moderne omdat de Nederlandse poëzie daar nauwelijks een aandeel in heeft gehad, en het weinige dat er is, keer op keer in bescherming moet worden genomen tegen de reactie van Eijkelboom- en Gerhardt-lezers. Daarin is deze criticus mij niet onsympathiek, maar ik vind dat hij doordraaft.
Huub Beurskens
Literatuur en kunst zijn niet gebaat bij verbodsborden, niet bij aanpassing en moderniteit als idealen. Dat zijn twee tegenstrijdige begrippen en daar wringt, wat Beurskens betreft, de schoen: hij maakt van de afwijking die de moderne kunst kenmerkt een repertoire van verkeersregels.