[Geen bier]
Vervolg van pagina 45
Inderdaad, knikten de meisjes. Hij had volkomen gelijk!
De volgende ochtend ruimden Conny, die natuurlijk was blijven slapen, en Jolanda de rommel op. Tegen de middag vertrok Conny met twee weekendtassen, een met kleren en een met lege blikjes.
's Maandags hadden ze het eerste uur een proefwerk. Als je klaar was, mocht je weg. Men praatte na over Jolanda's feestje en Jolanda was stiekem toch een beetje opgelucht dat er geen ongelukken waren gebeurd.
Het tweede uur hadden ze Duits. Onderweg kwamen ze Geert nog tegen, die wat vriendelijks zei over het feestje. Jolanda's dag kon niet meer kapot. Tenminste...
Het vijfde uur kwam de conciërge het lokaal binnen en zei dat de leerling Jolanda Meulendijk dadelijk naar huis moest gaan in verband met omstandigheden. Jolanda schrok geweldig. Omstandigheden? Wie was er dood? Had Pa een ongeluk gehad? Of Ma? Of allebei? Ze keek radeloos rond. Conny mocht haar weg brengen.
‘Misschien valt het wel mee,’ troostte ze. ‘Misschien een acute blindedarmoperatie of zoiets. Of wie weet is je vader wel direkteur geworden of hebben jullie een prijs gewonnen. Dat kan toch?’
Jolanda zat bibberend op de fiets. Als haar ouders dood waren, waar moest zij dan naartoe? Ze zag haar vader al liggen langs de kant van de weg, zijn gezicht onder het bloed. ‘Door een noodlottig verkeersongeval... mijn lieve ouders...’
‘Sterkte,’ zei Conny. ‘Ik bel je vanavond wel. Het valt wel mee, dat zul je zien.’ Jolanda zette haar fiets tegen het hek en liep met rare benen naar de voordeur. Ze hoefde niet te bellen, want er werd onmiddellijk opengedaan door Ma. Goddank, die leefde dus nog. Ma duwde haar de kamer in.
‘Wat is er in Godsnaam gebeurd?’ vroeg Jolanda en haar stem klonk heel raar.
‘Dat zouden wij ook graag precies van je willen weten,’ zei haar vader. Hij zat aan de grote tafel en op de tafel lagen 21 tinnen ringetjes, sommige nog met een gekruld lipje eraan.
Jolanda verschoot van kleur. Haar ouders leefden nog, ze waren niet failliet, er was geen ernstig ongeluk gebeurd, maar er was iets misgegaan met de blikjes!
De ringetjes waren kennelijk bij het gewone afval geraakt en iemand had ze in de vuilnisemmer zien liggen. (Ma?)
Jolanda begon te huilen. Ze wist niet goed of het uit opluchting was of uit boosheid. Hadden ze haar hiervoor uit de les gehaald?
Ze moesten wel erg kwaad zijn. Haar vader begon een preek, die echter grotendeels langs haar heen ging. Ze had de boel belazerd... te stom om het op een goeie manier te doen... verantwoordelijkheidsbesef... nooit meer feestje... vertrouwen beschaamd... direct naar haar kamer...
Toen ze snikkend de trap opliep wist ze niet zeker meer of ze nog wel blij was dat haar ouders nog leefden.
‘Zo,’ zei Jolanda's vader. ‘Die heeft d'r straf al te pakken. Wat is dat kind geschrokken zeg. Ik kreeg bijna medelijden met haar.’
‘Ja,’ zei zijn vrouw. ‘Ik weet niet wat die conciërge gesuggereerd heeft, maar ze stond lijkbleek op de stoep. Ze dacht beslist dat er iets verschikkelijks met ons gebeurd was. Dat we verongelukt waren of zo.’
‘Dat had zaterdag ook eigenlijk best kunnen gebeuren, na al die wijn op de bridge-avond,’ zei Jolanda's vader. Ze keken elkaar aan en ze kregen alletwee een kleur.
■