Wraak op de Filistijnen
‘En joeg de vossen door het staande koren’ van Jan Siebelink
En joeg de vossen door het staande koren door Jan Siebelink Uitgever: Meulenhoff, 241 p., f32,50
Carel Peeters
Het is een slecht voorteken als de schrijver van een roman zich in de eerste zin van zijn beste kant wil laten zien en uitpakt met deftige woorden, klinkende beeldspraak en een duidelijke behoefte ‘meteen de sfeer te pakken’. De eerste zin van Jan Siebelinks roman En joeg de vossen door het staande koren is een dergelijk uithangbord: ‘De stad is fraai gelegen in een vouw van het landschap, tussen rivier en beboste heuvels.’ Deze deftige nietszeggendheid blijkt ook nogal overbodig, omdat de naam van de stad waarom het gaat al in de tweede zin wordt genoemd: Arnhem. Siebelink heeft wel vaker de behoefte zijn mededelingen nog wat extra aan te blazen (‘Straaljagers wierpen een net van geluid over de stad’), maar het slechte voorteken van de eerste zin zet zich niet door en het indrukwekkende schilderen met woorden blijft uitzondering.
Het blazen heeft te maken met Siebelinks sterke behoefte toch vooral literatuur te willen schrijven, iets waar zijn novelle Oponthoud aan mank gaat. In de zeventig pagina's van dat boekje spint hij een duister web rond een man die in het Zwitserse plaatsje La-Chauds-de-Fonds op zoek gaat naar een herinnering: in dat stadje moet het meisje wonen dat hij ooit heeft ontmoet. Deze novelle heeft indertijd bij menigeen veel waardering geoogst, maar mij laat hij koud. Het lukt mij niet in de zoektocht te geloven door de maniëristische vaagheid waarmee Siebelink de hoofdpersoon door ‘de verschrikte stad’ laat dwalen. Het is te duidelijk dat de hoofdpersoon op de bonnefooi naar het meisje op zoek is en wie op die basis ergens naar gaat zoeken, kan weten dat hij kan zoeken tot hij een ons weegt. Oponthoud verscheen enige maanden voor De herfst zal schitterend zijn, de roman waarin Siebelink van deze hinderlijke behoefte om met de werkelijkheid en de verbeelding te ‘spelen’ heeft afgezien. Zijn talent om sfeer te scheppen gaat daarin op een gelukkige manier samen met zijn psychologisch-realistische manier van waarnemen. Het scheppen van sfeer is in En joeg de vossen door het staande koren minder aan de orde, maar het psychologisch realisme begint met deze roman steeds meer Siebelinks grote kracht te worden. Er tekent zich met deze roman nog iets opmerkelijks af: het werk van Jan Siebelink is wat de thematiek van romans betreft, evenals dat van Maarten 't Hart, de uitdrukking aan het worden van de emancipatie van de kleine middenstand, respectievelijk het arbeidersmilieu. Emancipatie is, om nauwkeurig te zijn, niet eens het goede woord: 't Hart en Siebelink schrijven zich vrij van het milieu waarin ze geboren zijn en veroveren zich een positie ‘jenseits’ van milieus en klassen. Ze horen als schrijvers nergens meer bij. Als men de titel van Siebelinks
nieuwe roman niet alleen laat gelden voor de drijfveer van de hoofdpersoon maar tevens voor Siebelink als schrijver, dan heeft men precies wat ik bedoel. Daarvoor is het wel nodig dat men het hele citaat uit het Bijbelboek Richteren kent waaraan de titel is ontleend. Die luidt: ‘en joeg de vossen door het staande koren van de Filistijnen’. Het komt uit Richteren 15, waarin verteld wordt van Simson die wraak neemt op de Filistijnen en op zijn schoonvader die zijn vrouw bij zijn afwezigheid aan een ander gegeven heeft. Het zich ‘vrij’ schrijven betekent niet dat zij geen rancunes en sentimentele gevoelens meer zouden koesteren voor het milieu van afkomst; het wil slechts zeggen dat ze zich een zekere vrijheid hebben verworven erover te schrijven wat ze willen. Ze bevinden zich in een maatschappelijk en intellectueel niemandsland waar hun loyaliteit niet op het milieu van afkomst, maar op hen zelf als schrijver is gericht. Niemand, en zeker de ‘Filistijnen’ niet, ontkomen aan de niet meer gebonden en amoralistische blik van de schrijver.
En joeg de vossen door het staande koren is een uitdrukking van deze ontwikkeling; hij speelt in de jaren 1962-63 en de geheime ambitie van de hoofdpersoon Winfred Hana is schrijver te worden. ‘Omhoog komen. Ambitie. Meer worden dan je ouders’, dat is zijn belangrijkste motor, zegt iemand over hem. Of de roman autobiografisch is doet weinig ter zake, thematisch gaat hij aan al het andere werk van Siebelink vooraf. Deze roman had zijn eerste kunnen zijn. Bij Winfred Hana (en ook bij Michiel in de De herfst zal schitterend zijn) zijn het vooral klassentegenstellingen die de conflicten met de omgeving bepalen. Deze preoccupatie onderscheidt Siebelink van Oek de Jong, in wiens Opwaaiende zomerjurken ook een persoon optreedt die schrijver wil worden; bij Edo Mesch zijn het echter bovenal gedachtenconflicten waarom het gaat. Het verschil tussen Oek de Jong en Siebelink is dat men bij de eerste eerder in de richting van Freud denkt en bij Siebelink eerder aan die andere psycholoog, Alfred Adler, voor wie het machtsstreven en het milieu belangrijker waren dan iemands onbewuste drijfveren. De oplossing van de conflicten bereikt Winfred Hana met menselijke (Erasmiaanse) en machts- (Macchiavellistische) middelen. (Dit Macchiavellistische heeft hij gemeen met de hoofdpersonen in de romans De vervalsers en Alice van Theo Kars, een schrijver bij wie de ontworsteling aan het kleinburgerlijke milieu, wat zijn vroege werk aangaat, niet minder belangrijk is.)
Jan Siebelink, foto Eddy de Jongh
De figuur van Winfred Hana is in En joeg de vossen door het staande koren gesitueerd binnen een bepaalde plaats en tijd: de stad Arnhem en de jaren 1962-63, de tijd waarin de Nieuw-Guinea-affaire en de Cuba crisis de politiek beheersten. Siebelink maakt er een contemporaine historische roman van door de stad en de politiek-maatschappelijke gebeurtenissen volledig in het leven van Hana te integreren, zonder dat dit ten koste gaat van de aandacht voor de hoofdpersoon. De tijd waarin de roman speelt is die van de eerste anti-Navo en anti-Taptoe demonstraties in een pre-Provo sfeer. Het post-existentialisme van die tijd heeft net als de politieke en maatschappelijke gebeurtenissen invloed op het denken en het gedrag van Winfred, maar Siebelink is te veel psychologisch-realist om het daarbij te laten; het zijn strengen in een warnet van invloeden.