De Vrije Fries. Deel 9. Nieuwe reeks. Deel 3
(1862)– [tijdschrift] Vrije Fries, De– Auteursrechtvrij
[pagina 99]
| |
Een onuitgegeven gedicht van Balthasar Bekker.Ik bezit een handschrift, getiteld: Ledige uuren besteedt in rymen van verscheidene soorten en stoffe, door Regnerus de Lover, in zyn leeven medecyne docter te Amsterdam, en nog eene verzameling van rijmen, door dien zelfden de Lover vervaardigd. Uit die beide verzamelingen blijkt, dat er eene groote vriendschapsbetrekking tusschen dien Amsterdamschen geneesheer, en den beroemden Amsterdamschen predikant Balthasar Bekker heeft bestaan. Menig dichtregel toch werd door de Lover, op Bekker en diens werken, en op 's mans betrekkingen ter neder geschreven. - Dan eens maakt de Lover een brief op rijm voor de echtgenoot van Balthasar Bekker, die wij hier als Veronica Fullenius leeren kennen; dan weder vervaardigt hij lofschriften op Bekkers werken; of schrijft eenige rijmen bij het vertrek van Bekkers zoon, Joan Hendrik, in 1693, naar de hooge school te Franeker; bij het beroep van dien zoon, als leeraar te Wyckel, in 1703, of bij diens huwelijk met Unia Bauconides, in 1710. In eerstgemeld handschrift, blijkbaar voor de pers in gereedheid gebragt, vindt men eenige regels van de Lover, getiteld: Goedereys aan den heer B. Bekker, na Hinnama, tot Jelsum, in Vrieslandt, dus luidende: | |
[pagina 100]
| |
‘Zoo gaat gij trouwe voedsterheer,
Ons voor een wijl begeeven,
Om, uit een innig hert begeer,
Op Hinnama te leeven.
Op Hinnama, dat schoon gehucht,
Gemindt van zoo veel grooten,
In ruymer en gezonder lucht,
Uit Hinkama gesprooten.
Ay, blijf niet lang, dat bidden wij,
Maar keer, tog spoedig weder:
En zwaaij hier onbeschroomdt en vrij
Uw godgewijde veder,
Tot nut van Gods verkooren volk,
En afgedwaalde schaaren:
Keer weer, geagte hemeltolk,
Godt hoede U voor gevaaren.
Hy brenge U met Veronica,
En uw twee lieve spruiten,
Voorspoedig, welgemoedt en dra
Tot ons gezondt van buiten.’
Onmiddelijk volgt op die regels, met de hand des afschrijvers, het navolgend ANTWOORDT ‘Heb grooten dank mijn trouwe vriendt,
Voor zooveel vriendschap, onverdient,
Aan mij en aan de mijnen
| |
[pagina 101]
| |
Tot heden toe zoo trouw betoondt.
't Zij van den hemel U geloondt,
Als Godt doedt aan de zijnen.
Heb dank voor 't laatste afscheids schrift,
Nog bovendien, uit vriendschaps drift,
Ons op de reys gegeven;
Voor zulken wensch, uit zulken hert,
En die zoo ruim gemeeten werdt,
Hoe wordt dit eens weer eeven?
Zoo God mij hier, in stille rust,
Genieten laat mijns herten lust,
Om kristelijk te schrijven,
Al wat ik door zijn hulp vermag,
Dat ooit hierna het ligt bezag,
En dat het mag beklijven.
Het geen ik poog met alle kragt,
Zoo wordt uw wensch met een volbragt;
Maar blijft voor mij nog over,
Hoe ik met al mijn huisgezin,
De schuld voldoen mag voor de min
En vriendschap van de Lover.
Dog wat hieraan bij ons ontbreekt,
Daar zij den hemel om gesmeekt,
Die storte zijnen zeegen,
Op u en 't zeevenvoudig kroost,
Met voorspoedt, bijstandt, hulp en troost,
Als eenen milden regen.
Op Hinnama tot Hjolsum den 12/22 van Bloejmaandt 1695. Dit wenscht UE. dienstwillige en bereidveerdige dienaar en vriendt (get.) B. BEKKER, s.t.d.’ | |
[pagina 102]
| |
Bekker was destijds een en zestig jaren oud, en leefde na dien tijd nog ruim drie jaren. - Dr. Reinier (zoo was zijn naam) de Lover was een Fries, en vermoedelijk te Sneek geboren, waar zijn vader, Agge Simons de Lover, lid van den Raad, en zijn broeder, Simon Agges de Lover, in 1654 schepen was. - Reinier de Lover kende de Friesche taal. Onder mij berust nog het concept van eenen brief, door hem in die taal, in 1710, aan Do. H.J. Bekker geschrevenGa naar voetnoot(1). Op het beroemd werk van Bekker, De betooverde wereld, vervaardigde hij onderscheidene rijmen, ond. and. het volgende: | |
Aan do. F. Gellius.‘Hoe zeer de duyvel tierdt en raasdt,
Heer Bekker is niet eens verbaasdt,
Want hij heeft al de spookermannen
Met kragt ter weereldt uitgebannen.’
Amsterdam, 21 November 1859.
W.J.C. VAN HASSELT. |