De Vrije Fries. Deel 9. Nieuwe reeks. Deel 3
(1862)– [tijdschrift] Vrije Fries, De– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Lijst van oorkonden, die in het charterboek van Friesland ontbreken, door Mr. L.Ph.C. van den Bergh.
| |
[pagina 2]
| |
dere ontdekkingen leiden mag, en stelt zich voor die later te vervolgenGa naar voetnoot(1). | |
Zonder jaar. (Einde der 8ste eeuw.)Opgaaf der goederen en renten, die de kerk van Fulda in Friesland bezat. Schannat, Corp. trad. Fuldens., en daaruit bij Miraeus en Foppens, Opera dipl., t. III, p. 5. Op nieuw naar het origineel bij Dronke, Traditt. et antiquit. Fuldenses. Met aanteekeningen bij van den Bergh, Handb. der Middelnederl. geographie. | |
[pagina 3]
| |
October of November 830.Verdeeling van het rijk, waarbij Lodewijk aan zijne zonen Pippijn en Lodewijk, met uitsluiting van Lotharius, het bewind overdraagt over de Attuariers, Saxen en Friesland. Pertz, Mon. Germ. hist. Leges, I, 356. | |
837 of 838.Keizer Lodewijk de vrome staat een gedeelte des rijks, o.a. Friesland, aan zijnen zoon Karel af. Ann. Franc. Bertiniani, bij Pertz, Monum., I, 431. | |
8 Julij 839.Keizer Lodewijk de vrome geeft aan zijnen getrouwen Gerulf eenige goederen in de gouw Westracha, in de villa Cammingehunderi en elders. Data VIII id. Jul. anno Christo propitio XXVI. Imperii domini Hludovici serenissimi imperatoris, indictione secunda. Actum Cruciniaco palacio regio in Dei nomine feliciter. Naar het origineel gedr. bij Erhard, Reg. hist. Westfal., B. I, s. 11, No. 13. | |
[pagina 4]
| |
19 Augustus 845.Imma schenkt der abdij van Werden eenig land in de villa Westarburon, in de gouw Westrachi en elders. Acta est in Werthina monasterio XIIII kal. Septembris anno VI regni domni Hludovici regis, indictione VIII. Lacomblet, Urkundenb. des Niederrheins, I, No. 61. | |
855.Folkerus schenkt der abdij van Werden eenige goederen in de gouw Westrachi en elders. Anno ab incarnatione Domini nostri Jesu Christi DCCCLV, indictione III. Regnante domino nostro Hludovico imperatore iuniore Augusto anno XV. Bondam, Charterb. van Gelderl., I, No. 31. Lacomblet, Urkundenb. des Niederrheins, I, No. 65. | |
Z. j. (Tweede helft der 9de eeuw.)Gift van den priester Walgarius aan de kerk van Cysoing, waarbij bepaald wordt: ‘ut illam Fresiam Hetgardam nomine, ubi nunc hospitatur, permanere liceat.’ Buzelinus, Gallo-Flandria, l. II, p. 360. | |
[pagina 5]
| |
perii secundo et in successione Lotharii regis anno VIII. Actum Pontione feliciter in Dei nomine. Amen. Miraeus, Opera dipl., I, 502. | |
26 Julij 897.Koning Zuentibold schenkt eenige goederen aan het klooster der H. Geertruid te Nypels, o.a. ‘in Frisia terra ad sal acquirendum, piscatio in Meremuda.’ Data VII kalendas Augusti anno incarnationis Dominicae octingentesimo nonagesimo septimo, indictione XV, anno vero tertio Zuenchiboldi regis. Actum in ipso Nivialensi monasterio feliciter. Amen. Miraeus, Opera dipl., I, 503. | |
Zonder jaar. (Tusschen 927 en 956.)Opgaaf der goederen en renten, die de kerk van Fulda in Friesland bezat onder de regering van den abt Hadamar. Dronke, Traditt. et antiq. Fuldenses, p. 67. | |
[pagina 6]
| |
mantur, extra scolam Frisonum, quae vocatur S. Michaelis in ecclesia S. Salvatoris sepeliantur.’ Bull. Vatican, I, 22, vermeld bij Jaffé, Regesta Pontif. Roman., p. 376. | |
29 September 1053.Albertus, aartsbisschop van Bremen, schenkt met zijne broeders het door hen gestichte klooster Gozeka aan de kerk van Bremen, en beveelt, dat die kerk jaarlijks tot onderhoud der monniken 40℔ ligte Friesche penningen (quadraginta librae argenti Frisicae monetae levioris) zal bijdragen. III kalend. Octobr. Privil. archiecl. Hammaburg., bij Lindenbrogius, Rer. Germ. septr. scriptt., p. 138. | |
Zonder jaar. (1058-1071.)Opgaaf der inkomsten, die de abdij van Corvey trok uit Friesland en elders, tijdens den abt Saracho. Falcke, Cod. traditionum Corbeiens. | |
1093.Otto, abt van Werden, verklaart, dat een rijk edelman, met name Thuringus, die zijnen eenigen zoon in den oorlog tegen de Friezen verloren had, zijne goederen te Dale aan de abdij heeft geschonken. Acta sunt hec anno Dominice incarnationis MXCIII. Lacomblet, Urkundenb. des Niederrheins, I, No. 247. | |
[pagina 7]
| |
Einde der 11de eeuw.Stadregt van Soest, waarin o.a. deze bepaling: ‘Praeterea juris advocati est haereditatem accipere Frisonum et Gallorum.’ Haeberlin, Anal. medii aevi, p. 508 sqq. | |
24 Mei 1107.Paus Paschalis II bevestigt bij eene bul de bezittingen der abdij van S. Amand in Henegouwen, o.a. de cijnsgoederen bij Dokkum en Stavoren, en de altaren in eenige Friesche kerspelen. Datum Trecis per manum Joannis S. Romanae ecclesiae diaconi cardinalis ac bibliothecarii, IX kal. Junii, indictione XV, anno Dominicae incarnationis MCVII, pontificatus autem domini Paschalis II, P.P. VIII. Miraeus, Opera dipl., t. II, p. 1151. | |
28 December 1108 (1107).Koning Hendrik V verklaart, dat graaf Hendrik van Zutphen hem het leen Altey heeft afgestaan, en daarvoor een graafschap in Friesland (comitatum Frisiae) in leen ontvangen. Anno ab incarnacione Domini MCVIII, indictione prima. Anno domini Henrici quinti regis Romanorum II. Data Aquisgrani V kal. Januarii feliciter in Christo. Bondam, Charterb. van Gelderl., I, 2, No. 16. | |
[pagina 8]
| |
nante rege Alemannorum Henrico, presidente Coloniensi cathedra domno Frederico. Van den Bergh, Gedenkst. tot opheld. der Nederl. gesch., No. 2. | |
2 Junij 1122.Keizer Hendrik V geeft eenen tolbrief voor Utrecht, waarin o.a. bepaald wordt: ‘Fresones, sal afferentes, unum lop saus et unum denarium solvant. Fresones de Oesterlant venientes 24 denarios dent, ita ut quatuor eis reddantur.’ Data in palatio imperatoris in Trajecto, quod vulgo Lofen dicitur, anno incarnationis Dominicae MCXXII. Indictione XIII. IIII non. Julii, anno Domini Henrici quarti regni ejus XXIII. Imperii vero XII. Van Mieris, Gr. Charterb., I, bl. 86. | |
[pagina 9]
| |
Z. j. (Eerste helft der 12de eeuw.)Tolregten van Sleeswijk. De Friezen betalen van het last zout naar Friesch regt 12, en naar Deensch regt 6 penningen. Kofod Ancher, Farrago legum Dan. antiq. municip., p. 8. | |
25 Februarij 1154 (1155).Bulle van paus Adriaan IV, waarbij hij de regten en goederen, door den abt van Corvey verkregen, bevestigt en in zijne bescherming neemt, o.a. ‘in Fresia quandam possessionem que vocatur Merthen et in eodem loco ecclesiam de Linguerd. Insulam Ruianam et piscationem Hocwar.’ V kalend. Martii. Erhard, Regesta histor. Westfal., B. II, No. 301. | |
[pagina 10]
| |
1165.Godfried, bisschop van Utrecht, vergunt den Friezen van Lammebruke het land te gebruiken tusschen Rutterikesdale en Wibernessate en tusschen de oude Lenne en Kuinre, tegen eene jaarlijksche opbrengst van een denier voor de tien roeden, als tiend, behoudende de bisschop aan zich het wereldlijke en geestelijke regtsgebied. Vidimus van bisschop Otto van 1247, op het Rijksarchief. Racer, Overijss. Gedenkst., II, 273. | |
1192.Balduinus, bisschop van Utrecht, schrijft aan zijne onderhoorige proosten, dekens, priesters en verdere geestelijken, dat hij het klooster Bloemkamp in zijne bescherming neemt, en verbiedt hun, op den ban, dat op eenige wijze te benadeelen. Gegeven te Vollenho. De brief is nog onbekend. De inhoud vermeld in de Hist. van het bisdom van Vriesl., bl. 142. | |
[pagina 11]
| |
Scharnum, die langen tijd door de overstroomingen der zee woest gelegen had, aan het klooster Bloemkamp. Van Menssen, Hist. Episc. Leovard., p. 76. | |
Zonder jaar (tusschen 1198-1216).Paus Innocentius III bevestigt den brief van bisschop Andreas van Utrecht, daarbij het klooster te Stavoren met alle zijne bezittingen, hier op nieuw opgeteld, in zijne bescherming nemende. Matthaeus, Anal. med. aevi, III, 475, ed. in 4o. Beschr. van het bisdom van Vriesl. door H.v.R., bl. 119 (vertaald). | |
[pagina 12]
| |
voorkomt: ‘de lino libram I Fresones qui manent in Dusburhc solvunt ad festivitatem S. Martini uncias VIII, ad pascha uncias V et denarios XII.’ Hontheim, Hist. dipl. Trever., I, p. 691 sqq. In uittreksel bij Bondam, Charterb., I, 2, No. 114. | |
27 Januarij 1225-1226.Conradus, bisschop van Portua (Portuensis), pauselijk legaat, verklaart dat er een verdrag gesloten is tusschen den bisschop van Utrecht, den hertog van Lotharingen en den grave van Gelre, waarbij o.a. bepaald is, dat de hertog van het sticht te leen zal krijgen het graafschap van Stevere, dat de graaf thans daarvan te leen houdt, en de hertog zal dan weder dat graafschap den graaf verlijen. Sexto kalend. Februar. Dumbar, Anal., II, 226. Is dit Stavoren in Friesland? | |
[pagina 13]
| |
thericus de Frekenhorst, legaat in Friesland van bisschop Ludolf, stichten eenen zoen over manslag. III non. Maji. Emonis Chron., bij Matthaeus, Anal., II, 88, ed. in 4o. | |
21 Julij 1232.Wilbrand, bisschop van Utrecht, verklaart een klooster gesticht te hebben op Marienberg, voor het heil van zijnen voorzaat en der gesneuvelden bij Steenwijk en Coevorden, mitsgaders der Friezen, ‘qui apud Backenveen sive Mitsepe in obsequio ecclesie vitam finiverunt.’ XII kalend. Augusti. Dumbar, Anal., II, 229. | |
17 November 1247.Paus Innocentius IV disponeert op het verzoek van den Roomsch koning Willem, dat aan de Friezen, die tot bijstand van het Heilige Land het kruis hadden aangenomen, vollen aflaat mogt verleend worden, als waren zij over zee geweest, en beveelt zijn legaat daarover te beslissen. XV kal. Decembris anno V. Meerman, Gesch. van graaf Willem II, aanh. van D. IV, Cod. dipl., No. 12. | |
[pagina 14]
| |
17 of 19 November 1247.Paus Innocentius IV deelt aan de predikheeren in Friesland (predicatoribus in Frisia constitutis) de bevelen mede, door hem nopens den aflaat voor hen, die het kruis genomen hadden, aan zijnen legaat gegeven. Meerman, Gesch. van gr. Willem II, aanh. van D. IV, Cod. dipl., No. 14. | |
Zonder jaar (eerste helft der 13de eeuw).Die van Leeuwarden (Liwerd) geven den burgers van Lubeck vrijen toegang tot hunne haven, en veiligen terugkeer. Urkundenb. der Stadt Lübeck, I, No. 162. | |
[pagina 15]
| |
9 Januarij 1266.Kardinaal Guido, pauselijk legaat, regelt het strandregt in Denemarken, Zweden, Slavie, Pommeren, Friesland en aan de Elbe, en beveelt den bisschop van Ratzeburg de handhaving dezer verordening. V idus Januarii. Urkundenb. der Stadt Lübeck, I, No. 279. | |
9 Maart 1272.De abt en het convent van Floridus Campus erkennen zeker land in Ostenwalde van het kapittel van S. Marie te Utrecht in erfpacht genomen te hebben, tegen tien denariën 's jaars. VII id. Martii. Liber pilosus, p. 103, in het prov. arch. van Utrecht, vermeld bij Dodt, Arch. voor K. en W. Gesch., I, 9. | |
23 Junij 1272.Graaf Floris V bevestigt de bescherming, door zijnen vader aan den abt en het convent van Ludenkerke verleend, en bepaalt, dat zij 's graven pachtland in Texel voortdurend tegen de vroegere pacht zullen gebruiken. In vigilia S. Joh. Baptistae. Orig. op perk., het zegel afgevallen, op het Rijksarchief. | |
[pagina 16]
| |
25 April 1276.Gyselbrecht van Aemstel, ridder, staat met toestemming van Jan, elect van Utrecht, het patronaat van de kerken op Texel, waarvan hem en zijnen voorouderen eene jaarrente toekwam, af aan het klooster van S. Martijn in Ludingakerk. In die S. Marci. Kopij der 16de eeuw op papier, op het Rijksarchief. | |
[pagina 17]
| |
zee mogen varen, en verzoeken dat ook voor de Engelschen de Oostzee gesloten worde. Urkundenbuch der Stadt Lübeck, I, No. 485. Een gelijke brief van Kampen, aldaar No. 486. | |
Zonder jaar (1286).De advokaat, raad en gemeente van Wismar noodigen die van Lewart, Groninge, Steveren en andere steden uit, gezanten te zenden tot de dagvaart, door koning Magnus van Zweden als scheidsregter uitgeschreven, ter vereffening der Noordsche aangelegenheden. Urkundenb. der Stadt Lübeck, I, No. 501. | |
31 Julij 1290.Rudolf, Roomsch koning, verwittigt de aartsbisschoppen, bisschoppen, hertogen, markgraven, graven en edelen rondom Friesland wonende, dat hij het bewind over dat landschap aan graaf Reinald van Gelre heeft opgedragen, en gelast hun dezen bijstand te bieden. II kalend. Augusti. Indict III. Nijhoff, Gedenkwaardigh. uit de gesch. van Gelderl., I, No. 26. | |
25 October 1290.De abt van het klooster Camp vermaant dien van Bloemkamp en de overige abten in Friesland, uit naam van de orde der Cisterciensers, dat zij eenen uit hun midden zouden afzenden, om den graaf van Gelre in het behandelen der Friesche zaken behulpzaam te zijn. Quarta feria post XIm Virginum. Nijhoff, Gedenkwaard., I, No. 30. | |
[pagina 18]
| |
25 April 1293.De stad Stavoren verklaart, dat daar de koning van Noorwegen op haar en Campen vertoornd is, wegens eenige door de gemeene kooplieden (a communi mercatore) te Mastrand gevangene zeeroovers, die door de koninklijke regters veroordeeld waren, zij zich met die van Lubeck, Wismar, Rostock, Stralsund en Greifswald vereenigd heeft, om gemeenschappelijk tegen den koning te handelen. Marci Euangeliste. Orig. te Lubeck. Sartorius, Urkund. Gesch. der deutschen Hanse, Urk. No. 76, en in het Urkundenb. der Stadt Lübeck, No. 601. | |
[pagina 19]
| |
hare bondgenooten hunnen bijstand tegen den heer van Rugen. Orig. in het archief van Stavoren. Vermeld bij Noordziek, Archiefwezen, bl. 240. | |
21 Januarij 1295.Adolf, Roomsch koning, stelt, in navolging van zijnen voorganger Rudolf, den graaf van Gelre aan, om het bewind te voeren in Friesland, met belofte hem daaruit niet te ontzetten, voor dat hem de onkosten en moeite, tot bemagtiging van hetzelve aan te wenden, zullen vergoed zijn. XII kal. Febr., indict. octava. Nijhoff, Gedenkwaard., I, No. 42. | |
21 Januarij 1295.Adolf, Roomsch koning, verwittigt de aartsbisschoppen, bisschoppen, hertogen, markgraven en edelen, rondom Friesland wonende, dat hij het bewind over het landschap aan graaf Reinald van Gelre heeft opgedragen, en gelast hun dezen bijstand te verleenen. XII kal. Febr. indictione octava. Nijhoff, Gedenkwaard., I, No. 43. | |
[pagina 20]
| |
21 Januarij 1295.Adolf, Roomsch koning, verwittigt die van Friesland, dat hij aan graaf Reinald van Gelre het bewind over hun gewest heeft opgedragen, en vermaant hen dezen te gehoorzamen. XII kal. Febr., indictione octava. Nijhoff, Gedenkwaard., I, No. 44. | |
15 Aug. 1296.Verbod des lands van Westergo tegen de verhooging van eenen tol. Naar het origineel; voorzien met de zegels der grietenijen van Wildinge (Wonseradeel), Vroneckere (Franeker), Wenbirge (Wijmbritseradeel), afgedrukt bij Dr. J.M. Lappenberg, Hamburgisches Urkundenbuch, I, No. DCCCXCIII, Hamburg 1842. | |
[pagina 21]
| |
die zich daarvan bediend had, om eenen os te betalen, te Damme aan de Friezen ontnomen in 1297. Le Jeudi devant Pasqe florie. Orig. gecancelleerd, met Roberts zegel, in het Provinciaal arch. te Gend. | |
Mei 1297.Verdrag des lands van Franeker met de stad Hamburg, waarbij bepaald wordt, dat slechts de schuldenaar of schuldige aangeklaagd en in hechtenis genomen mag worden. Naar het origineel; voorzien met het zegel des lands van Franeker. No. DCCCXCIX van het zoo even aangehaalde Hamb. Urkundenbuch. | |
1297.Eene gelijke overeenkomst des lands van Harlingen met de stad Hamburg, 1297. Naar het origineel; als voren, No. CM. (Deze drie stukken, bij gebreke van het Hamburgische Urkundenbuch, dat (daar het fonds door brand is vernield) zeldzaam is geworden, getrokken uit de opgave, ons welwillend door Dr. Lappenberg medegedeeldGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 22]
| |
Dokkum verzoeken graaf Jan van Holland hunne kooplieden, naar Holland komende, te beschermen. Domin. quadrages. Vermeld bij de Saint Genois, Monum. anciens, p. 411. | |
6 Julij 1298.Het kapittel van S. Marie te Utrecht geeft aan den abt en het convent van Floridus Campus, van de Cistercienser orde, in eenen eeuwigdurenden erfpacht de goederen ‘que dicuntur bona Reynekyn apud Oostenwolde sita,’ tegen tien denariën Utrechtsche munt 's jaars, te verheffen bij doode van den abt, door zijnen opvolger, met vijf solidi. In oct. Petri et Pauli. Liber pilosus, p. 148, in het Prov. arch. van Utr., bij Dodt, l.l., I, 15. | |
[pagina 23]
| |
13 Januarij 1300.Verdrag van onderlinge verdediging tusschen Jan, graaf van Holland, en Reinald, graaf van Gelre, tegen een ieder, uitgenomen den Roomsch koning, den koning van Frankrijk en den graaf van Vlaanderen, zoo lang de tegenwoordige oorlog duren zoude, alsmede de Friezen. In octavis Epyphaniae. Nijhoff, Gedenkwaardigh., I, No. 68. | |
12 Maart 1300.Altetus en Renaldus, zonen van wijlen Frederik van Burmanninge, parochiaan van S. Vituskerk in Oldenhove, geven het patronaat over de kerk van Leeuwarden aan het convent van Mariengaard in Oostergo. Domin. Oculi Mei. Latijn, in de Hist. Episc. Leovard., en bij Miraeus, Opera dipl., t. III, p. 150. Eene Hollandsche vertaling in de Beschr. van het bisdom Vriesl., door H. van R., in fol., bl. 68. Echt?
Errata. Op blz. 11, reg. 3 v.b. staat: Van Menssen, moet zijn: Van Heussen. |
|