| |
| |
| |
Lijst van eigennamen
In de onderstaande lijst zijn de eigennamen van dieren, personen en plaatsen opgenomen, alfabetisch gerangschikt op de meest voorkomende onverbogen vorm. Tussen ronde haken volgen de andere gebruikte vormen, in alfabetische volgorde. Indien alleen verbogen vormen voorkomen, is de verbuiging in het lemma tussen ronde haken gezet; bijvoorbeeld Alente(n). Geëmendeerde eigennamen zijn cursief gezet (zie ook de Verantwoording). Versnummers zijn samengenomen - bij minimaal drie verwijzingen - wanneer een personage door de verteller gedurende langere tijd handelend wordt opgevoerd of door een ander personage wordt aangesproken. Achter de versnummers volgt een beknopte toelichting, in het geval van sprekende namen tevens de betekenis.
Abelquac
790 - Dorpeling: ‘mooiprater’ |
Abstale
802 - Absdale, dorp ten zuidwesten van Hulst in het graafschap Vlaanderen (thans in Zeeuws-Vlaanderen) |
Aken
2270c, 2630 - Duitse stad, verblijfplaats van Karel de Grote, kroningsstad voor de Duitse Roomskoningen |
Alente(n)
297 - Niet nader aangeduide (edel)vrouw |
Arnout
6 - Auteur van een eerder (vermoedelijk Oudfrans) Reynaert-verhaal |
Arttinen
2249 - Ardennen, woeste streek |
Babilonie(n)
23 - Verafgelegen land of stad (Babylon) in het Oosten |
Bave
790 - Dorpsvrouw |
Belin (Belijn, Belijns, Beline, Belins)
1847, 1850, 2942-76, 3056-83, 3122, 3200-3316, 3330-3368, 3417, 3441, 3442 - Ram, hofkapelaan |
| |
| |
Belsele
2097 - Dorp ten zuidwesten van Sint-Niklaas, in het oostelijk deel van (het graafschap) Vlaanderen |
Bloys
1509 - Onbekend dorp in het ‘lant van Vermendoys’ |
Botsaert (Botsaerde)
3362-75 - Niet nader aangeduid dier (aap, everzwijn?), klerk van koning Nobel |
Bruneel
1857, 3367 - Niet nader aangeduid dier (ezel?): ‘bruintje’ |
Bruun (Brune, Brunen, Bruuns)
476-988, 1028, 1088, 1463, 1815, 1821, 1822d, 1852, 1904, 1942-2022, 2169, 2250, 2251, 2254, 2270b, 2329, 2425, 2433, 2449, 2459, 2464, 2470, 2484, 2487, 2810-2918, 2980, 2993, 3014, 3103, 3195, 3335, 3406, 3463 - Beer, vernoemd naar de kleur van zijn pels: ‘bruine’ |
Cantaert
295 - Jonge haan, zoon van Canticleer: ‘zanger’ |
Canticleer (Cantecleer, Canteclere, Canticler)
285, 291, 315, 375, 425, 1469, 1807, 1809, 1861 - Haan: ‘heldere zanger’ |
Cleenebejach
1863 - Fret: ‘kleinbuit’ |
Colne
2639 - Keulen, Duitse stad |
Coppe (Coppen)
287, 305, 307, 417, 451, 461, 465 - Kip, vermoorde dochter van Canticleer: ‘kuifkop’ (?), vernoeming naar ontbrekende want afgebeten lichaamsdeel |
Cortoys
99, 114, 122, 125, 253 - Hondje: ‘hoofse’ |
Crayant
299 - Jonge haan, zoon van Canticleer: ‘kraaier’. |
Cuaert (Coewaerde, Coewaert, Cuaerde, Cuwaerde, Cuwaert, Cuwaerts, Cuwart)
138, 158, 164, 247, 2644-88, 2738, 3053-3132, 3201, 3204, 3211, 3214, 3224, 3235, 3242, 3247, 3275, 3307, 3313, 3378, 3419 - Haas: ‘lafaard’ |
Doringhen
2466 - Thüringen, landgraafschap in Noord-Duitsland |
Elmare (Elmaren)
373, 1483, 1493 - Benedictijner uithof tussen Aardenburg en Biervliet
|
| |
| |
in het graafschap Vlaanderen, gesticht als priorij vanuit de Gentse Sint-Pietersabdij (ongeveer bij het huidige Waterland-Oudeman aan de Belgisch-Nederlandse grens) |
Elve
2442 - Elbe, rivier die het Nederduitse gebied (m.n. hertogdom Saksen en landgraafschap Thüringen) scheidt van meer oostelijk gelegen en later bij het Duitse rijk gevoegde landen |
Ermelinc (Ermelijnc, Hermeliken)
2241, 2564, 2613 - Ermanric, koning der Oost-Goten (vierde eeuw), in Germaanse heldensagen o.m. bekend als bezitter van grote schatten |
Fine
1860 - Wezelin |
Fortadent
1855 - Everzwijn: ‘sterktand’ |
Fyrapeel (Fierapeel)
3390, 3399, 3411, 3426, 3429, 3431, 3468 - Luipaard: ‘mooivel’ |
Gente(n)
2654 - Leeuwin, echtgenoot van koning Nobel: ‘edele’ |
Ghent (Ghend)
92, 2263 - Gent, stad in het oosten van het graafschap Vlaanderen, in de dertiende eeuw een belangrijke economische macht door zijn bloeiende lakenindustrie |
Grimbeert (Grimbeerde, Grimbeerte, Grimbeerts, Grimbert, Grimberte, Grinbert)
177, 283, 421, 1335-1762, 1887, 1897, 2231, 2259, 2286 - Das, neef van Reynaert |
Haersint (Arsenden, Haersenden, Harsenden, Hersenden, Hersvinden, Hersvint, Yswenden)
242, 1651, 1977, 2123, 2861, 2892, 2913, 2930, 3414 - Wolvin, echtgenote van Ysingrijn; de vele variante naamsvormen lijken wisselende obscene betekenissen te genereren: ‘haar zint 't’ (ze lust er wel pap van), ‘aarseinde’, ‘aarswind’ |
Hawy
1849 - Ooi, echtgenote van Belin: ‘ja, hoor!’ (Fr. ‘ah oui!’) |
Herman(ne)
2733 - Deken, voorzitter van de kerkelijke synode die de banvloek over Reynaert zou hebben uitgesproken; vermoedelijk een historisch persoon |
Hermeline (Ermelijnen, Ermeline, Hermelijne, Hermelinen)
1361, 1407, 1425, 2282, 2415, 3080, 3092-3166, 3218, 3231, 3321, 3327 - Vossin, echtgenote van Reynaert |
| |
| |
Hijfte
2262, 2263 - Dorp ten noordoosten van Gent in het graafschap Vlaanderen (ongeveer bij het huidige Lochristi) |
Hughelijn metten crommen beene
800 - Dorpeling |
Hulsterloe
2575, 2660 - Bosrijke (bedevaarts)plaats ten oosten van Hulst, in het graafschap Vlaanderen (ongeveer bij het huidige Nieuw-Namen) |
Jordane
2641 - Rivier in het Heilige Land |
Jufroet
2952 - Theoloog met rekkelijke opvattingen over kwijtschelding van zonden zonder tussenkomst van de Kerk; vermoedelijk een historisch persoon |
Julocke (Julocken)
731, 831, 1246, 1289, 1298 - Pastoorsvrouw: ‘jou lok ik’ |
Kriekeputte (Kriekepit, Kriekenputte)
2578, 2596, 2634, 2657, 2665 - Bron (kreekput) even ten zuidwesten van Hulsterloe. |
Lamfroyt (Lamfreyde, Lamfreits, Lamfroit, Lamfroits, Lamfroy, Lamfroyt, Lamfroyts)
602, 646, 647, 699-815, 860, 879, 901, 917-25, 1822b - Dorpeling |
Leye
2640 - Leie, rivier die zich vanuit het westen te Gent met de Schelde verenigt |
Lonnen
2438 - Londen, Engelse stad waarmee vanuit het graafschap Vlaanderen veel handel werd gedreven, vooral door Gentenaren |
Lottram Lancvoet
785 - Dorpeling |
Ludmoer metter langher nese
793 - Dorpeling |
Ludolf metten crommen vingheren
796 - Dorpeling |
Madocke
1 - Naam van een eerder door Willem geschreven verhaal |
Malcroys
273 - Een van de burchten van Reynaert: ‘kwaad hol’ |
Manpertuus (Manpertus)
512, 514, 519, 1064, 1359, 1377, 1427, 3073 - Sterkste burcht van Reynaert: ‘kwaad hol’ (Fr. Malpertuis, Maupertuis) |
| |
| |
Martinet
1171, 1212, 1217, 1227, 1228, 1242, 1256, 1278 - Pastoorszoon |
Mompelier
1156 - Montpellier, verafgelegen Zuid-Franse stad |
Nobel (Nobele)
44, 1769, 2752 - Koning leeuw: ‘edele’ |
Ogerne(n)
803 - Dorpsvrouw: ‘O, graag!’ |
Pancer
126, 170, 1857 - Bever |
Parijs
2631 - Franse hoofdstad, residentie van de Franse koningen |
Pinte
309 - Kip, dochter van Canticleer; vernoemd naar haar verenkleed: ‘gevlekte’ |
Polane (Pollanen)
301, 3018 - Vermoedelijk Polen, ver land ten oosten van het Duitse rijk |
Portaengen
301 - Vermoedelijk Bretagne: het Franse hertogdom of Engeland (Brittannië) |
Portegale
599 - Vermoedelijk Portugal, ver land |
Reynaerdin(e)
1411 - Jonge vos, zoon van Reynaert: ‘Reinaerdje’ |
Reynaert (Reynaerd, Reynaerde, Reynaert, Reynaerts, Reynart) passim - Vos |
Reynout
2668 - Niet nader aangeduid dier (hond?), valsemunter |
Rijn (Rijne)
2672, 2675 - Hondje |
Roede
331 - Kip, echtgenote van Canticleer; vernoemd naar de kleur van haar veren: ‘roodbonte’ |
Roeme (Rome)
2718, 2719, 2744, 2791, 2792 - Heilige Stad, verblijfplaats van de paus en belangrijk bedevaartsoord |
Rosseel
1859 - Eekhoorn; vernoemd naar de kleur van zijn pels: ‘kleine rode’ |
Rossel
1415 - Jonge vos, zoon van Reynaert; vernoemd naar de kleur van zijn pels: ‘kleine rode’ |
| |
| |
Rume(n)
1924 - Wolf, terechtgestelde broer van Ysingrijn: ‘ruimmaag’ |
Sassen
2453, 2466 - Saksen in Noord-Duitsland, ten westen van de Elbe |
Scouden
3018 - Vermoedelijk het Zeeuwse eiland Schouwen |
Sproete
309 - Kip, dochter van Canticleer; vernoemd naar haar verenkleed: ‘sproetige’ |
Tiecelin(e) (Ticelin, Tyecelijn)
1856, 2796, 2807 - Raaf |
Tybeert (Tybeerde, Tybeerte, Tybeerts, Tyberte)
107, 127, 1011-1321, 1465, 1815, 1826, 1853, 1918-2023, 2248, 2261, 2813, 2922 - Kater |
Vermendoys
1510 - Vermendois, graafschap in Noord-Frankrijk |
Vlaendren
2252, 2256, 2574 - Graafschap Vlaanderen, leenplichtig aan de Franse koning, afgezien van gebieden als de Vier Ambachten en het Land van Aalst, die tot het Duitse Rijk behoorden (Rijksvlaanderen) |
Vulmaerte
788 - Dorpsvrouw: ‘vieze dienstmeid’ |
Waes
2257 - Waasland, streek in het oostelijk deel van het graafschap Vlaanderen, ten zuiden van de Vier Ambachten |
Wijdelancke(n)
1924 - Wolf, terechtgestelde broer van Ysingrijn: ‘wijdflank’ |
Willem (Willeme)
1, 3463-69 (acrostichon) - Auteur van Van den vos Reynaerde |
Ysingrijn (Isingrijn, Ysegrims, Ysengrijn, Ysengrijne, Ysingrijns, Ysingrine)
62-98, 171-203, 231, 1222, 1481, 1517, 1555, 1565, 1570, 1580, 1616, 1854, 1904-2022, 2095, 2110, 2169, 2260, 2270a, 2461, 2487, 2706, 2806, 2825-2917, 2929, 2993, 3013, 3103, 3406, 3462 - Wolf |
Zomme
2442 - Somme, rivier in Noord-Frankrijk, door St.-Quentin westwaarts stromend; ongeveer de zuidwestgrens van het Nederduitse gebied |
|
|