De Vorsterman Bijbel
(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel– Auteursrechtvrij1Ga naar margenoot+ENde die HEERE heeft mi getoont Iesum den grooten priester, Ga naar margenoot+ die voor den engel des HEEREN stont, ende Sathan stont aen die rechter side, om dat hi hem tegen wesen soude, | |
2Ende die HEERE heeft geseyt tot Sathan, Die HEERE berispe v Sathan, ende die HEERE berispe v, die Ierusalem wtuercoren heeft, En is dit niet een gebrant hout wtgetogen vanden vier? | |
3Ende Iesus was gecleet met onsuyueren cleederen, ende stont voort aensicht des engels. | |
4Hi heeft geantwoort ende geseyt totten ghenen die bi hem stonden, Neemt de onsuyuere cleederen van hem, Ende hi heeft tot hem geseyt, Ga naar margenoot+ Siet, ic heb af genomen van v uwe Ga naar margenoot* boosheyt,) ende heb v aenghedaen andere [kolom] cleederen, | |
5Ende Ga naar margenoot* hi heeft geseyt, Set eenen reynen miter) op zijn hooft, Ende si hebben eenen reynen miter op zijn hooft gesedt, Ga naar margenoot+ Ende hebben hem cleederen aengetrocken. | |
6Ende die engel de HEREN stont ende betuychde Iesum, ende seyde, | |
7Dit seyt die HERE der heyrscharen, ☞ Ist dat ghi sult wandelen in mijn wegen, ende bewaren mijn bewaringhe, so sult ghi oordelen mijn huys, ende bewaren mijn zalen, ende ic sal v gheuen Ga naar margenoot* wandelaers van desen) die nv hier bi staen | |
8Hoort o Iesu groote priester, ghi ende uwe vrienden, die bi v sitten, want tzijn wonderbaerlicke mannen, Want siet, ic sal brengen minen knecht Ga naar margenoot* Opganc) | |
9Ga naar margenoot+want siet, den steen, dien ic gegeuen heb bi Iesu, Op eenen steen zijn seuen oogen, Ende die HERE der heyrscharen seyt ic sal wtsnyden zijn hindernisse, ende ick sal wech doen die Ga naar margenoot* boosheyt) zijns lants in eenen daghe, | |
10Die HERE der heyrscharen seyt In dien dage sal een man sinen vrient onder den wijngaert roepen, ende onder den vijchboom. | |
§ Vanden Candelaer en zijn lampen, vanden veruallenen berghe, ende vanden oppersten steen, ende vanden seuen ooghen, ende van die twee olijfboomen biden Candelaer, ende wat si beduyden. |
|