De Vorsterman Bijbel
(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel– Auteursrechtvrij1Ga naar margenoot* WEe v der stat der bloeden) Gheheel tot lueghenen, ende vol tweedrachts. Ga naar margenoot+ Die roof en sal van v niet gaen. | |
2Die stemmeme des gheesels, ende tgheluyt vanden gedruysche des radts, Ende der paerden drauen ende des Ga naar margenoot* barnenden) wagens, Ende des rijders die daer op climt, | |
3ende des Ga naar margenoot* blinckenden swaerts ende des schijnende) lancie, Ende des veelheyts dootgeslaghen, ende Ga naar margenoot* des swaren vals) ende der dooder lichamen en isser gheen eynde, Ende si sullen vallen ouer haer lichamen, | |
4om die veleheyt der oncuyscheyt des schoonen gemeyn wijfs, ende bequaem ende hebbende betooueringe, Die die heydens vercocht heeft met haer oncuyscheyden, ende die huysgesinnen met haeren roouerijen. | |
5Siet, ic wil aen v, seyt die HEERE der heyrscharen, ic sal ontdecken v Ga naar margenoot* onscamel leden in) v aensichte, ick sal den volcke v naectheyt thoonen, Ga naar margenoot+ ende den conincrijcken v schande. | |
6Ende ick sal op v gruwelicheden worpen, ende ick sal v tot oneeren brenghen, ende ick sal v Ga naar margenoot* tot een exempel setten) | |
7ende het sal zijn, dat alle die v siet, sal van v vlieden, ende sal seggen, Niniue is verdoruen Wie sal Ga naar margenoot* zijn hooft op v roeren) Van waer sal ick v eenen trooster soecken? | |
8Sidy niet beter Ga naar margenoot* dan Alexandrien der volcken die daer woont inden riuieren?) die wateren zijn in haeren omganc, Ga naar margenoot+ wiens rijcdommen zijn in die zee, ende die wateren zijn haer mueren? | |
9Moorenlant ende Egipten, waren haer macht, sonder eynde Ga naar margenoot* Affrica ende Libien) hebben oock uwe hulpe geweest, | |
10maer noch is si in die oueruaringhe gheleyt in die gheuanckenisse. Haer cleyn kinderen zijn geclopt inden beghinne van allen weghen, Ende op haer edelen, hebben si dat lot geworpen, ende al haer opperste zijn in boeyen geuest. | |
11Ende hierom suldy ooc droncken worden ende sult Ga naar margenoot* versmaet zijn) ende sult van uwen viant hulpe soecken. | |
12Al v bolwercken zijn als vijchboomen met Ga naar margenoot* haeren vruchten) die als si gheschut worden, inden mont des eters vallen, | |
13Siet, v volck zijn vrouwen in uwen middel Die poorten ws lants sullen moeten uwen [kolom] vianden opghedaen worden, dat vier sal v grendelen verslinden. | |
14Ga naar margenoot+Puttet v water, om die belegghinghe, Timmert uwe vesten, Gaet in dat slijck ende tredet, maect optredende eenen bacsteen. | |
15Daer sal v dat vier eten, ghi sult metten swaerde vergaen, ende tsal v verslinden ghelijc oude vliegende sprinchanen. Ga naar margenoot* Hierom vergadert als oude vliegende sprinchanen, ende vermenicfuldicht v, als sprinchanen) | |
16Ghi hebt uwe coomanscap meerder ghemaect, dant sterren zijn des hemels Ga naar margenoot* Die vliegende sprinchaen is wtgespreyt ende is wech geulogen) | |
17V bewaerders zijn so vele als sprinchanen, ende v Ga naar margenoot* kinderen) zijn als cleyne sprinchanen, die tsamen sitten Ga naar margenoot* in die thuynen) inden tijt der couden. Die zonne is opgegaen, ende si zijn wech gheuloghen, ende haer plaetse en is niet bekent, daer si gheweest hebben, | |
18O coninc van Assirien v herders, hebben geslapen, v princen sullen Ga naar margenoot* worden begrauen) V volc Ga naar margenoot* heeft gescuylt) opten bergen, ende niemant en is diese vergadert. | |
19V vernielinge en is niet duyster. V wonde is dalder quaetste, Alle die gehoort hebben v geruchte, hebben haer hant Ga naar margenoot* mede gedruct op v) Want op wien en is v boosheyt altoos niet geghaen? | |
§ Hier eyndt die propheet Naum. |
|