De Vorsterman Bijbel
(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel– Auteursrechtvrij1Ga naar margenoot+UErgaen moet Samarien, want si heeft haeren Ga naar margenoot* God tot bitterheden verwect) Door tswaert moet si vergaen. Haer cleyn kinderen moeten gheclopt worden, ende haer vruchtbaer vrouwen op ghesneden. | |
2Ga naar margenoot+O Israhel bekeert v, totten HEERE uwen God want ghy zijt in uwe boosheyt gheuallen. | |
3Neemt die woorden tot v, ende bekeert v totten HEERE, ende segt hem. Doet ons alle boosheit wech, Ende ontfangt goet, Ende wy sullen die calueren onser lippen gheuen. | |
4Assur en sal ons niet meer verlossen, Wi en sullen op de paerden niet meer climmen, Noch wy en sullen voort meer niet segghen, Dattet onse goden zijn, die wercken onser handen Ga naar margenoot* want ghi sult des weeskens ontfermen dat onder v is) | |
5Ic sal haer ontweebrekinge ghenesen, Ic salse wt vrijen wille lief hebben, want minen toorn is van hen gekeert. | |
6Ga naar margenoot+Ic sal Israhel als eenen dauwe zijn, ende sal wtspruyten als een lelie, ende zijn wortel sal wt schieten, als een wortel Libani, | |
7Sijn Ga naar margenoot* telgheren) sullen ghaen, ende zijn heerlicheyt sal zijn als een olijfboom, ende sinen ruec, als een rueck Libani. | |
8Die in zijn scaduwe sitten, sullen bekeert worden, Ende vander tarwen sullen si leuen. Ende si sullen wtspruyten als een wijngaert, zijn ghedachtenisse, als wijn des berchs Libani. | |
9Ephraim, wat sullen mi voort meer die afgoden? Ic sal hem verhooren, ende ic sal hem stieren. Ga naar margenoot+ Ick sal hem zijn als een groen Abeelboom. Dijn vrucht is wt mi gheuonden. | |
10Wie is wijs ende sal dese dinghen verstaen, wie is verstaende, ende sal dese dingen bekennen? Want die weghen des HEREN zijn oprecht, ende die rechtuaerdighe sullen daer in wandelen. Maer die Ga naar margenoot* ouertreders) sullen daer in vallen. | |
§ Hier eyndt die Propheet Ozeas. |
|