De Vorsterman Bijbel
(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel– Auteursrechtvrij1Ga naar margenoot+O Israel, en wilt niet verblijden noch vrolicheyt thoonen als dat volck, Want ghi ouerspel ghedaen hebt van uwen God, Ghi hebt lief ghehadt den loon Ga naar margenoot* bouen alle dorschuloeren der tarwen) | |
2Die dorschuloer) ende die wijnpersse en salse niet voeden, ende die Ga naar margenoot* wijn) sal hen Ga naar margenoot* liegen) | |
3Si en sullen int lant des HEREN niet woonen, Ephraim is weder gekeert in Egipten, ende heeft onreyn dinc geten, onder die van Assirien) | |
4Si en sullen den HERE niet offeren wijn, ende en sullen hem niet behagen, Haer offeranden sullen zijn, als broot der genen dye bescreyen. Ga naar margenoot+ Alle die ghene diet eten, sullen besmet worden, Want haer broot Ga naar margenoot* is haerder sielen, si en sullen) niet comen in thuys des HEREN, | |
6Want siet Ga naar margenoot* si zijn gereyst vander verwoestenisse,) Egypten salse vergaderen, ende Ga naar margenoot* Memphis) salse begrauen, Haer begeerlike siluer, sal die netele te erue nemen, ende die clisse in haeren wooningen, | |
7Die dagen haerder versoeckinghe, zijn gecomen, die dagen der betalingen zijn gecomen, Ga naar margenoot* Weet dat Israel sodt is eenen rasenden propheet ende een geestelic man, Om der veelheyt uwer boosheyt, sal die veelheyt der raserijen zijn) | |
8Die wachter van Ephraim, is met minen Ga naar margenoot* God een propheet) eenen stric des hals is hi geworden, op al zijn weghen Ga naar margenoot* Raserije) is den huise zijns Gods. | |
9Si hebben diep gezondicht als inden dagen Gabaa, Hi sal haerder boosheit gedencken, ende hi sal haer sonden versoecken | |
10Als een wijnbesie heb ick, Israel inder woestinen gheuonden, als die eerste vruchten des vijchbooms Ga naar margenoot* in zijn hoochste heb ict Ga naar margenoot* haer) vaderen gesien. Maer tot Ga naar margenoot* Beelphegor) zijn si [kolom] ingegaen ende Ga naar margenoot* zijn veruremt in) beschaemtheyt, Ende zijn versmadelijc geworden, als die dingen die si lief gehadt hebben | |
11Ga naar margenoot* Ephraim is wech geulogen als een vogel, Haer heerlicheyt is vander geboorten ende vanden buyc, ende vander ontfanckenisse) | |
12Ende al ist ooc dat si haer sonen voeden, ic salse sonder kinderen maken onder die menschen, Maer ooc wee hen als ic sal gaen van hen, | |
13So ic heb gesien Ephraim was Ga naar margenoot* Tyrus) in schoonheyt gesticht, Ende Ephraim sal zijn sonen wtleyden, tot den dootslager. | |
14Gheeft hen HEERE, Wat suldi hen geuen? Geeft hen een Ga naar margenoot* vrouwelicheyt sonder kinderen) ende verdroochde borsten, | |
15Ga naar margenoot+Alle haer schalcheden in Galgala, want daer heb icse gehaet Om die boosheyt haerder versieringhe, sal icse wt mijn huys worpen, Ick en sal daer niet toedoen dat ickse sal meer lief hebben, Want alle haer princen zijn af gegaen. | |
16Ephraim is geslagen, ende haer wortel is verdrooget, Si en sullen gheen vrucht maken. Ende ist dat sise voortbrenghen, soo sal ic die alderliefste haers buycs dooden, | |
17Ga naar margenoot* Die HEERE) mijn god salse wech worpen, want si hem niet gehoort en hebben, daerom sullen si dwalende verstroeyt zijn, onder die Ga naar margenoot* gheslachten) | |
§ Van die groeyende Israel den wijngaert, ende dat Israel verwelct sal worden. |
|