De Vorsterman Bijbel
(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel– Auteursrechtvrij3ende ghi sult Ga naar margenoot* Tyro) seggen, die daer leet aen die hauene der zee, ende der comenscap vanden volcke tot veel eylanden. Dit seyt die Ga naar margenoot* HEERE God) O Ga naar margenoot* Tyre) ghi hebt geseyt, Ic ben vol van volmaecter scoonheyt, | |
4ende gheset int herte der zee. Vwe naesten, die v stichten, veruulden uwe scoonheyt, | |
5si stichten v van Abeelboomen houte van Sanir, met al den gescutsele berderen vander zee. Si brachten den Cederboom van Libano, om v eenen mast te maken | |
6Si scaefden die eycken van Basan tot uwen roey riemen, Die plancken daer die roeyers op sitten, maecten si van Ga naar margenoot* Iuore van Indien) ende den roef des scips vanden eylanden van Ga naar margenoot* Italien) | |
7Versceyden ghemengde syde van Egypten was v gheweuen tot eenen zeyle, datmen hangen soude aenden mast, Hiacinct ende purpure vanden eylanden van Elisa, waren ghemaect tot uwen ouerdecsele. | |
8Ga naar margenoot+V roeyers waren die ghene die tot Sidon ende tot Ga naar margenoot* Aradien) woonden. Ga naar margenoot* Tyre) v wijse luyden zijn geworden v stiermannen. | |
9Die ouders van Ga naar margenoot* Biblien) ende die wijse luyden hadden scipluyden totten dienste van uwen menigerhanden huysraet, Alle die scepen vander zee, ende haer scipluyden waren in dat volck van uwer comanscap. | |
10Die van Perssen, ende die van Lidien, ende van Libien waren in uwer scaren, die mannen, v crijschluyden hingen in v om te vercieren, den schilt ende den helm. | |
11Die kinderen van Ga naar margenoot* Aradien) waren met uwen scaren op die mueren int ronde om v, Maer ende oock die Ga naar margenoot* van Pigmea) (die op uwen torrens waren) hinghen haer cokers aen v mueren rontsom, si volmaecten v schoonheyt. | |
12Die van Ga naar margenoot* Carthagien) waren v coopluyden, Vander menichten alder rijcheden, van siluer, van tenne, van yser, van loode veruulden si v iaermarcten. | |
13Grieckenlant ende Tubal, ende Ga naar margenoot* Mosoch) waren v coopluyden. Ga naar margenoot+ Si brachten uwen volcke, gheuangen dienstluyden, ende coperen vaten | |
14van Thogorma huyse. Si brachten tot uwer marct paerden, ende rosvolck, ende muylen. | |
15Die kinderen van Dedan waren v coopluyden. Veel eylanden waren die coomenscap uwer hant Iuoren tanden, ende Ga naar margenoot* Hebenen hout ver-[kolom]wisselden si in uwen prijse) | |
16Die man van Syrien, was v coopman, Om die menichte van uwe wercken, leyden si v in comenscap voort Ga naar margenoot* edel gesteente) purpuren, ende siluer vergulden halsbanden, ende syde, ende flueel, christael, ende roode syde. | |
17Iuda, ende dat lant van Israel, die zijn v coopmannen met die beste tarwe Si leyden voort in v iaermarcten Balsem, ende honich, ende olie, ende rosine. | |
18Die man van Damasco, was v coopman, in die menichte van uwe wercken, in die menichte van menigerhande rijcdommen met vetten wijne, met wollen vander alder bester verwen. | |
19Ga naar margenoot+Dan ende Grieckenlant ende Mozel, setteden voort in v iaermarcten, ghesmeet yser werck, Scachten ende riet in uwer comenscapen. | |
20Van Dedan waren v coopluyden, met Tapiten om daer op te sitten | |
21Arabien ende al die princen van Cedar, waren die coopluyden uwer hant, met lammeren, ende met rammen, ende met bocken, quamen v coopluyden. | |
22Die vercoopers van Saba ende Rema, waren v coopluyden, met al wtuercoren specien, ende met costelijcken steenen, ende met goude, dat si voort setteden in v comenscap. | |
23Aran ende Chenne, ende Eden v coopluyden, Saba, Assur, ende Chelmath v vercoopers, | |
24Si, v coopluyden met haer comenscapen, met menigerley vogelwerc, Hiacincten ende lakenen van versceyden verwen, costelijcke scatten, die om ghewonden, ende gebonden waren met coorden, ende oock mede Cederboomen hadden si in uwe comenscapen | |
25Ga naar margenoot* Ende v princen hadden scepen der zee in v comenschap) ende ghi zijt veruult, ende zeer gheeert int herte der zee. | |
26V roeyers voerden v op veel wateren, Die Ga naar margenoot* zuyden) wint heeft v ghebroken in dat herte vander zee | |
27zijn v rijcheden, ende v scatten, ende v menigherhande instrument, Ga naar margenoot+ V scipluyden ende v stiermannen, die uwen huysraet hielden, ende die bouen v volck waren, ende die mannen uwe crijschluyden, die daer waren in v, met al uwer menichten, die int midden van v is Ga naar margenoot* sullen vallen) in dat herte vander zee, inden dach ws vallens. | |
28Vanden gheluyde des roepens uwer stiermannen sullen die vergaderingen der scepen verstoort worden. | |
29Ende alle die ghene die den roeyriem hielden, sullen neder gaen wten scepen, Die scipluyden ende alle die stiermannen vander zee, sullen op dat lant staen, | |
30ende sullen op v weenen met grooter stemmen, ende si sullen bitterlijck roepende screyen. Ende si sullen stof op haer hoofden worpen, ende si sullen met asscen bestroeyt worden, | |
31ende si sullen om uwent wille sceeren caluheyt, ende si sullen omgort | |
[pagina R5r]
| |
worden met Ga naar margenoot* hayren cleederen.) | |
32Ende si sullen v beweenen inder zielen bitterheyt metten alder bittersten geween, ende Ga naar margenoot* si) sullen aennemen op v eenen droeuen sanck, ende v beweenen Welcke is als Ga naar margenoot* Tyrus) die stom geworden is int midden der zee? | |
33Die in die wtuoeringhe van uwe comanschapen vander zee, veruult hebt veel volcs, Met die menichte van uwe rijcdommen, ende Ga naar margenoot* uwen volcke) hebt ghi rijck gemaect, die coningen vander aerden. | |
34Nv sidy veetreden inder zee, in die diepten vanden wateren uwe rijcdommen, Ende alle v menichte die int midden van v was, is gheuallen. | |
35Alle die ghene die inden eylanden woonden verwonderden op v, Ende alle haer coninghen Ga naar margenoot* met onweder gheslaghen, verwandelden haer aensichten.) | |
36Die coopluyden vanden volcke bespotteden, blasende op v, Ghi zijt te niete ghecomen, ende ghi en sult neet zijn tot inder eewicheyt. | |
§ Dwoort Gods tegen den prince van Tyro, teghen zijn hoouaerdicheyt. Ende tegen Sidonen, want inden val hadden si die kinderen van Israel verdruct. Ende die belofte, van Israel weder te vergaderen. |
|