Vormen. Jaargang 4
(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
Paul de Vree: Atmosfeer.Ga naar voetnoot(1)Niemand zal het loochenen dat in dit kleine bundeltje verzen dat door de Bladen voor de Poëzie met bijzondere zorg uitgegeven werd, inderdaad ‘atmosfeer’ aanwezig is, een raadselachtige atmosfeer, zeker, maar een atmosfeer die daarom niet minder betooverend aandoet. Dit raadselachtige ligt hem bij Paul De Vree in het eigenaardig versmelten van visie en idee. Hierdoor ontstaat inderdaad een vreemde atmosfeer die sommigen heeft doen spreken van onbegrijpelijke poëzie. De harp der dalen, de tijdelooze leest, de spiegelende beken, het zand der jaren, de schemering van 't verticaal getij, het zijn versmolten beelden die door Paul De Vree met een zekere voorliefde worden aangewend en die aan zijn poëzie een romantisch, doch zeer eigen accent geven. Deze poëzie openbaart niet alleen een nieuwe wijze van ‘zien’, zij openbaart tevens een nieuwe wijze van ‘denken’, wat ons vroeger van metafisische poëzie heeft doen spreken. Ik weet het wel, het gevaar bestaat dat de poëzie hierdoor te litterair wordt bij gebrek aan ‘levende’ elementen. Bij Paul De Vree kan dit echter voorloopig geen kwaad. Zijn voorstellingswereld is zoo helder en zoo frisch en zijn gevoelsleven zoo sterk bewogen dat dit gebrek, (indien hier van een gebrek kan sprake zijn) eerder een hoedanigheid dan een tekortkoming moet worden genoemd. Al vertoont deze ietwat intellectualistische poëzie een sterke gereserveerdheid ten opzichte van het persoonlijk gevoelsleven, toch lukt De Vree er niet altijd in achter de koele en frissche beelden en achter een soms minder heldere indeeëngang, zijn teedere, bijna romantische gevoeligheid te verbergen. Ja, ondanks het zelfbedwang waarvan De Vree in dit bundeltje blijk geeft, blijft deze poëzie zuiver lyrisch en rythmisch sterk bewogen. In een klacht, in een kreet, in een ontstellend woord komt zijn beheerschte gevoeligheid op verrassende wijze tot uiting. En juist deze beheerschte gevoeligheid zet zijn gedicht in een, af en toe verblindende klaarte die wij, zonder haar te willen omschrijven, gewoon zijn ‘poëzie’ te noemen. Dat Paul De Vree, zonder zich volledig en direct uit te | |
[pagina 238]
| |
spreken, in staat was een zuiver poëtische atmosfeer te suggereeren, bewijst reeds voldoende dat hij over een oorspronkelijk en levenskrachtig talent beschikt. Ondanks enkele kleine gebreken waarop wij hier liever niet zullen wijzen omdat zij niets afdoen aan de omfloersde betoovering dezer poëzie, beteekent dit bundeltje van Paul De Vree een pleit voor de ‘zuivere dichtkunst’ die liever haar heil zoekt in de ijle en onaardsche stilte van een droomland dan in het pathetisch geronk van een geforceerde realiteit. Naast de verbitterde moeheid en de grimmige ontgoocheling die thans in de verzen van enkele Vlaamsche jongeren op bijna melodramatische wijze tot uiting komt, is dit kleine bundeltje van Paul De Vree als een oase waarin wij weer ademen kunnen en liefhebben.
Pieter G. BUCKINX. |
|