Vormen. Jaargang 4
(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
Van republiek tot koninkrijkGa naar voetnoot(1)Voor een paar weken trof ons de droeve mare dat Prof. H. Brugmans door den dood was weggerukt. De Nederlandsche historiografie verliest in hem een harer meest verdienstelijke beoefenaars. De geleerde professor had zich hoofdzakelijk in de moderne geschiedenis verdiept, vooral op het onderzoek over de opkomst van de Nederlandsche Republiek in de 16e eeuw, en hierover menig boek, zoo synthese als bronnenpublikatie, uitgegeven. Nog pas werd de mooie ‘Geschiedenis van Nederland’ in acht deelen, onder zijn leiding saamgebracht, voleind. Misschien als zijn zwanenzang verscheen thans het lijvige werk ‘Van Republiek tot Koninkrijk - Geschiedenis der Nederlanden van 1795-1815’. Beschouwt men in algemeene lijnen de periode, welke dit werk bestrijkt, dan treft reeds het belang dat aan deze studie moet worden geschonken. Uit een door de regenten vernalatigd regime was een nieuw stadhouderlijk bestuur geboren, dat moeilijk zich ontwringen kon aan de uitwassen van de oligarchistische nalatenschap; terwijl in Nederland alles blijft saamgebald rond de egotische verdediging van zeer kleine belangen, rijpt buiten Nederland de gedachte van de verlichting en van de encyclopedie. Een beweging met sterken politieken weerslag in Europa, de Fransche Revolutie, komt deze branding indijken. Het is verkeerd deze revolutie te beschouwen als een losbarsting, zonder intense voorbereiding. Integendeel, de gedachte aan een socialen en politieken ommekeer was eigendom geworden van een uitgebreiden kring van geleerden, filosofen, die echter door de revolutie zelf in haar spontaneïteit zijn verrast geworden. De inkubatietijd van de nieuwe gedachte duurde ruim een halve eeuw en moest door de verspreiding van de gedachte ook in andere landen fataal een meer Europeesch karakter krijgen. Nederland zou hieraan niet ontsnappen. Bovendien was de Republiek ook onderworpen aan een andere ideologische beinvloeding. In de Germaansche nabuurgebieden heeft het ver- | |
[pagina 216]
| |
lichte despotisme voet gevat: de Staat verheven tot een idool, waaraan zoo vorst als onderdanen moeten offeren, met dien verstande dat de vorst den omvang van dit offer zal bepalen. Aristokratisch is naar den geest dit regime, al wilde het, zooals de demokratische gedachte, ook het welzijn van de onderdanen realiseeren. De Duitsche invloeden vonden onder het stadhouderlijk bewind van Willem V een verdediger, die bekommerd om het welzijn van zijn onderdanen, tevens trachtte het stadhouderlijk gezag te versterken. Intusschen had zich het Nederlandsche milieu wel gewijzigd: het rationalisme had een kritischen geest opgeroepen, die vooral zich richtte tegen het besturend regime: Montesquieu, Voltaire, Rousseau zijn in Nederland zeer vertrouwde auteurs geworden, en in de Nederlandsche Republiek wordt voor hun gedachten fel geijverd. De omwenteling wordt voorbereid: reeds rond de jaren 1780 is de kamp tegen het stadhouderlijk bewind ontketend, en het pamflet ‘Aan het volk van Nederland’ dat Johan Derk van der Capellen tot de Pol in 1781 uitgeeft, is als een signaal van de komende ontwrichting: dra ontstaan verbonden, vrijwilligerswachten tot verdediging van den demokratischen republikeinschen regeeringsvorm. Door hulp van Pruisen wordt het stadhouderlijk gezag versterkt, maar de banden tot Frankrijk zijn gelegd, en als dra Zuid-Nederland door de Franschen is veroverd, wordt door de Hollandsche patriotten ook in Nederland de omwenteling voltrokken. Ze verliep rustig, en de befaamde en gematigde Schimmelpenninck zal de leiding van de jonge demokratische republiek onder het egidium van Frankrijk waarnemen. De diepe ekonomische depressie verdringt echter de voordeelen die een sociale omwenteling had kunnen aanvoeren, en dra hebben ook de eerste populaire troebelen in Amsterdam en elders plaats. Door het verdrag van Den Haag in 1795 wordt de republiek aan Frankrijk verbonden, dra komen Fransche troepen als bezetting, en begint ook de financieele uitplundering, die ten andere het Directoire had verlokt. Nu maakt Nederland de tragische jaren van Frankrijk mede: assignatendans, saam met de miseries van de koalitieoorlogen. Engelsche overvallen hebben op Nederland plaats, terwijl de erfprins van Oranje, Willem Frederik, van uit Duitschland, in saamwerking met Engeland een reaktie tracht op te | |
[pagina 217]
| |
roepen: al heeft deze poging geen uiterlijk resultaat, dan toch is naar binnen een trage verandering ingetreden: de republikeinsche patriotten zijn langzamerhand monarchaal geworden. De algemeene depressie wordt bovendien verscherpt door het verlies van de Indische koloniën aan Engeland, waartegen zich generaal Daendels wel had verweerd. De regeering van Napoleon is, breed gezien, voor Nederland heilzaam geweest: de publieke geest, het schoolwezen, de verhoudingen tot de Kerk worden er grondig door gewijzigd. Als Napoleons broeder, Lodewijk, als koning den troon besteeg, brak een nieuwe periode van innerlijke verandering aan. Deze vorst had de beste bedoelingen: maar de aanhoudende konflinkten met zijn broeder, den keizer, anderzijds het zeer bewogen huwelijksleven, de ekonomische krisis (door het Kontinentaal Blokus), de eischen van de Fransche politiek vertroebelen de verhoudingen in het land, dat in 1810, bij beslissing van Napoleon, bij het keizerrijk werd geannexeerd. Dit beteekende de bestendiging van de onrust; de verplichting deel te nemen aan de veldtochten, de verdubbeling van den financieelen last, mits het totaal vergaan van den handel en de vernietiging van de industrie in de steden. Typische cijfers voor de nijverheid in Amsterdam verduidelijken deze ekonomische ontreddering. Maar de tegenslagen van Napoleon op het oorlogsveld vermeerderden de kans op het herstel van de Oranje's. Twee figuren hebben dezen overgang verwerkelijkt: de dichter Bilderdijk, de staatsman Karel Gijsbrecht van Hogendorp. Na den slag van Leipzig en het vooruitrukken van de geallieerde troepen waren de kansen gunstig. Reeds in November 1813 was het pleit beslecht. Den 2en December 1813 werd op het raadhuis van Amsterdam de moderne monarchie uitgeroepen. Doch de grondwet van 1814 zou dra worden gewijzigd: inderdaad werden de Zuidelijke Nederlanden bij het Noorden gevoegd, en na de bewogen dagen van Waterloo werd in 1815 het koninkrijk der Nederlanden uitgeroepen. Was de grondwet van 1814 voor Nederland in uiterst moeilijke omstandigheden geboren, dan zou de nieuwe grondwet van de versterkte monarchie niet minder zwarigheid oproepen en den nieuwen vorst Willem I voor moeilijke problemen stellen. Na de inhuldiging van koning Willem I, den 21en September 1815 te Brussel, zette dit koninkrijk zijn vroeg afgebroken bestaan in. | |
[pagina 218]
| |
De periode, welke de kundige auteur behandelt, is zeer bewogen en uiterst merkwaardig omdat zich nu in het verstarde Nederland een grondige ideologische ommekeer, de omvorming van het oude regentenregime naar een grondwettelijke monarchie, doorheen den storm van de omwenteling heeft voltrokken. Het volgen stap op stap van deze evolutie maakt deze verhandeling reeds tot een merkwaardig stuk historische literatuur. Bovendien doet de heer Brugmans zich als een ervaren psycholoog kennen: figuren als een Hogendorp, als een Gogel, als de stadhouder zelf worden ons levendig uitgebeeld; voor ons rijst een stuk werkelijk levend Nederland, opgenomen in het raderwerk van een revolutionnaire branding. Geen oogenblik verlaten wij bovendien het ruime tooneel van de internationale politiek, die toch het levensbestaan van Nederland op dit oogenblik beheerscht. Naast Nederland rijst het Europeesche vasteland, rijzen figuren als Napoleon, als Lodewijk. Voor den Vlaamschen lezer heeft dit boek een uitzonderlijke beteekenis: het stelt ons in staat de gelijktijdige, doch anders gerichte reakties van Zuid-Nederland te volgen; reakties die door den Boerenkrijg in 1798 worden afgesloten, en die blijkbaar in Nederland niet voorkomen, met de evolutie in het Noorden te vergelijken; het zet ons aan de redenen te zoeken van dit verschil in het verweer: o.a. de sterke invloeden van den adel, de agrarische verhoudingen, beïnvloed door een machtige Kerk, de invloed van een sterk Franschsprekende bevolkingsdeel, enz. Naast de zoo interessante tekst van prof. Brugmans valt ten sterkste de zeer verscheiden en merkwaardige illustratie - onder leiding van H. Van der Bijl - te loven, die het lezen van het boek tot een werkelijk genot maakt. Besluitend: een mooi boek over Nederlandsche geschiedenis, in een periode, die voor Zuid-Nederland, de historie van Noord en Zuid toch sterk verbindt. Een boek dat in onze studiekamer een voorname plaats mag hebben.
Dr R. VAN ROOSBROECK. |
|