Critisch cahier
Prestatie of kunst?
E. Du Perron: Schandaal in Holland. - H.P. Leopold's U.M.N.V., 's Gravenhage, 1939.
- Als ‘eerste periode in een reeks’ van romans, genaamd ‘De Onzekeren’, valt het werkelijk moeilijk uit te maken wat du Perron met ‘Schandaal in Holland’ voor heeft. In een ‘noot’ achteraan vraagt hij zelf dan ook voor de beoordeeling eerst en vooral den nadruk te leggen op de ‘Dichtung und Wahrheit’ in zijn boek, wat m.a.w. overeenkomt met de compositie, met het romantechnische en romaneigene, met het persoonlijk gevondene, met de prestatie. Het wantrouwen, de intrigues en de ketterjagerij, die sedert enkele jaren de Nederlandsche letteren (onder en boven) langzamerhand ondermijnen, deed du Perron voorzeker naar de dekking voor plagiaat zoeken, maar het is m.i. niet noodig een boek als historische roman op de markt te werpen met daar aan toe te voegen dat het benevens enkele historische citaten van anderen verder uit het vernuft en de fantasie van den schrijver geboren is. Zulke ‘noten’ getuigen niet alleen van de soms nog jongensachtige houding van du Perron, maar zijn teekenend voor de litteraire productie der Hollandsche schrijvers, zijde Vrije Bladen en Groot Nederland. Hoewel ik een der eersten ben om mij in den intellectueelen vooruitgang van de Noord-Nederlandsche letteren te verheugen, toch moet mij dit van het hart, dat sommige resultaten eer verbluffend dan ontroerend voorkomen, dat de auteurs zelf zich mettertijd meer zijn gaan vergapen aan de stoutheid van hun pogingen dan aan de doeltreffendheid en de spontaneïteit van hun onmiskenbare gaven. Wanneer zij geenszins kunnen verdacht worden in den blinde te slaan schijnen zij nochtans een zeker ‘oriënteeringsvermogen’ te missen en daarentegen een zwak te hebben voor mode, arabeske en acrobatie, die hun grond vinden in nawerkende jeugdsdolheid en hypertrofie van het intellect. Vrijwel intimideeren zij meer met een ‘ziet eens wat ik heb gedaan’ of ‘wat ik kan’, dan dat zij de algeheele instemming afdwingen, dan dat zij ‘auteurs worden naar uw hart’. Gelukkig laten zij niet onverschillig. Hun opvoeding en hun autodidactisme zijn zóó rijk, dat men ze niet ontkennen kan. Men laat zelfs niet na telkens naar hun nieuw werk te grijpen. Maar van het virtuozenspel, van de prestatie naar het meester- of kunstwerk is in den grond nog heel een stap.
- Als prestatie geenszins onbeduidend is ‘Schandaal in Holland’ toch geen romankunst. Op de episode van het schandaal na, zijn de Friesche dichters Onno en Willem van Haren louter intelligent omraamde historische figuren gebleven, te plichtsvol, te houterig, te documenterig, te zeer amorf behandeld voor een al zoo amorfen regententijd. du Perron heeft zich, men raadt het, voor deze stof door het interessante geval van een ‘crimen tentati incestus’ aangetrokken gevoeld, en ook dat geval is in de verf gekomen, maar voor het overige is regententijd en du Perron werkelijk niet samenvallend.
- De met zeldzame scherpte bedeelde du Perron verkiest wellicht te veel de originaliteit boven de verbreeding en verdieping van verworvenheden.