Vormen. Jaargang 4
(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
Hij heeft wat leeren leven.Ga naar voetnoot(1)Het wordt jaar aan jaar duidelijker dat Walschap's romankunst er een is van betoogenden aard. Meer en meer dringt het tot ons door dat sedert de crisisjaren van Waldo, Walschap het schrijven als een pijnlijke zending, maar ook daardoor alleen verantwoordbaar, heeft opgevat. Dit is wellicht de reden, waarom het publiek rond hem verdeeld staat, waarom men hem eenerzijds onvoorwaardelijk sympathie betuigt, anderzijds tot in den broode aanvalt. Wanneer ik tot nog toe sommige bezwaren formuleerde betreffende de compositie van zijn laatste romans, bezwaren die voor zijn nieuwste boek onverminderd blijven gelden, gezien het eveneens weer faalt door den hinderenden wij-vorm van den verteller en zijn dorpsgenooten en door het gemis aan innerlijk beleven der personagesGa naar voetnoot(2) - niet in het minst ben ik gaan twijfelen of twijfel ik nu over de vurige en nobele bedoelingen die aan de basis liggen van zijn werk. Het is nu de derde maal dat hij, na een scherp en krachtig verweer tegen de rationalisatie van het geloof en de sofisticatie en de katholieke opvoeding, weer een figuur schept met een onverwoestbaar goede inborst. Zooals Mie Zaterdag en Thijs leert Henriken (Het Kind) gelooven door het leven, komt Henriken zijn levensdompel te boven door de logica van zijn onafhankelijken en kerngezonden wil. Om dit beter te beseffen, doet men er goed aan het reeds terzijde liggende essayistisch meesterwerk van Miguel de Unamuno, ‘Le sentiment tragique de la vie’ aandachtig na te slaan en lang stil te blijven bij zijn gedachten over: ‘L'essence du catholicisme’. Zeggen dat Walschap van daaruit ‘Sybille’ en ‘Het Kind’ concipieerde is misschien wat sterk, het is alleen niet uitgesloten dat ook dàt werk van de Unamuno hem niet onverschillig kon laten, hij, die niet in de rede borgen voor zijn geloof vinden kan en die meer dan eens liet blijken dat men redelijk beter niet gelooft dan redelijk te gelooven. ‘Et pourtant, non! le terrible danger est autre part, vouloir croire avec la raison et non avec la vie,’ zegt de Unamuno. ‘La solution catholique de notre problème, de notre | |
[pagina 142]
| |
unique problème vital, du problème de l'immortalité et du salut éternels de l'âme individuelle, satisfait la volonté, et par cela même la vie; mais si l'on veut rationaliser avec la théologie dogmatique, elle ne satisfait pas la raison.’ Hierdoor verklaart zich de strijd van Sybille met haar neo-thomisme; hierdoor wordt het gerationaliseerd geloof door het leven - men herinnere zich Sybille's vrije liefdesverhouding tot Harry - tot een doodenden twijfel herleid. Het is het leven, niet de rede of de overreding, dat de genade schenkt. ‘Het Kind’, nl. Henriken Tiessens, in de bigotterie atheïst geworden, verlaat, maar vindt ook weer den goeden weg, omdat het leven gezonde individuen naar het goede heenwijst. Henriken ‘heeft wat leeren leven’. Met minder persiflage dan ooit heeft Walschap nooit beter formule gevonden om te getuigen voor de vrijheid en de levenskracht van den christen mensch. In tegenstelling met Willem Elsschot schrijft Walschap van uit een idee. Wij, die hem bij den aanvang als de wegbereider tot den definitieven Vlaamschen grootestadsroman beschouwden, hebben ons in die hoop zien bedrogen worden. Maar op het plan van den romaninhoud gaat het in eerste instantie niet om een nieuwe levensruimte, wel om een revolueerende en bezielde gedachte, m.a.w. om een beter levensbegrip en een nieuwe harmonische verstandhouding onder de menschen. Walschap is ten onzent de eerste romancier die op dat plan grootscheeps is van wal gestoken, die midden een volk van priesters en pensionaten, van schamele pachters, verkwezelde dorpen en provinciale steden den geest van den nieuwen tijd heeft doen waaien, den geest van broederschap en openhartigheid, van vermannelijking en vermenschelijking aller waarden.
Te velde, October 1939. Paul DE VREE. |
|