Vormen. Jaargang 4
(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet gecommenteerd scenario of Literatuur voor uitwendig gebruik.Den Doolaard is een populair auteur met een voorkeur voor monumentale onderwerpen, die hij behandelt in oppervlakkigen, nooit door eenige problematiek verontrustenden trant. Onuitputtelijk in de hartstochtelijke liefde, kent hij de vereischte dosis erotische fantazie, die een Hollandsche burgermaag verdragen kan tusschen twee frissche vlagen bergwind in, dragers van romantisch en gevaarvol avontuur. Bovendien schrijft hij een zwierig, bijna voortreffelijk proza, maar met een voortreffelijkheid die te uitbundig is om te ontroeren. Daar vorm en inhoud in D.D.'s werk mekaar niet dekken, is het mogelijk van zijn laatste boek ‘De Bruiloft der zeven Zigeuners’Ga naar voetnoot(1) te zeggen, dat de uitwerking van het niet oninteressante gegeven, een neiging tot dieper psychologisch doordringen verraadt, terwijl de literaire vormgeving daarentegen, in stee te verstrakken en te versoberen, hinderend overdadig blijft aandoen, luchtig beeldend, zonder eenige ontroering van persoonlijke belevenis. D.D. is naar eigen getuigenis begonnen, met ‘geweldige boeken’ te willen schrijven, en schier al zijn werk, niet het minst dit jongste boek, houdt iets van dat geforceerd opzettelijke in de conceptie. Hij schrijft vlot, en weet hoe een roman ineensteekt. Omdat hij heel Europa in zijn mars draagt, en als trekker in bestendig contact met het volk zijn menschenkennis verruimde, zijn observatievermogen scherpte, zijn ervaringsgebied verbreedde, kan hij een verhaal stoffeeren als geen ander. Doch naast zijn wil tot beelden, mist hij den aandrang tot belijden. Zijn menschelijke potentie is te laag, zijn persoonlijkheid niet boeiend genoeg om de vormgeving overtuigend te beheerschen, zijn eigen levensdrift te oppervlakkig om het levenlooze te bezielen. Reeds in zijn verzen was D.D. volledig, met mogelijkheden en gebreken. Verhalend van toon, klinken ze valsch in hun breedsprakerigheid, een enkele maal treft de rauwere waarachtigheid van een sober gedicht. Zoo ook in zijn romans. Waar hij zijn voorliefde schenkt aan brutale oertypen, levend buiten de wet, als in ‘De Druivenplukkers’, ‘De herberg met het hoefijzer’ en de aanvang van ‘Orient Express’, - primitieve naturen met plotse hevige aandoeningen en heete hartstochten, die terstond in heftige daden willen bevredigd worden, - daar slaagt hij er in te overtuigen. Treedt hij evenwel uit deze primitieve sfeer van ongebreidelde instincten, zoo klinkt zijn proza voos en valsch, omdat hij boven innerlijke kracht grootspraak en krachtpatserij huldigt, terwijl goedkoope motieven als de ongelukkige liefde waarvoor in een of ander losbandig avontuur vergetelheid dient gezocht, het persoonlijk gemis aan psychischen klankbodem niet verduiken. | |
[pagina 86]
| |
Het verhaal hoe Branko Markovitsj, de heerschzuchtige, onbelemmerd zijn dierlijkheid uitlevenden avonturier, na tallooze erotische experimenten eindelijk de sterke vrouw ontmoet die zijn losbandige vitaliteit in rechte banen leidt, interesseert ons niet, omdat D.D.'s creaturen geen menschen zijn maar gemanoeuvreerde marionetten. Had de dualiteit tusschen zucht naar ongebondenheid en avontuur, en het verlangen naar rust en bestendigheid, die in zijn verzen doorklinkt en nadien in zijn romans, in één figuur soms saamgeklonken, een andere maal ontdubbeld, - had die dualiteit intens en onuitroeibaar in Den Doolaard geleefd, dan ware ze wellicht uitgegroeid tot een domineerend levensgevoel, dat een gansch oeuvre voedt met de ziel van zijn schepper. Maar D.D. schept niet, hij maakt. In stee een levensgevoel uit te bouwen, behandelt hij een thema, een van buiten af aangevoerd motief, dat als functie heeft den roman als aaneenschakeling van herinnerings- en fantaziebeelden mogelijk te maken. Zelfs waar de psychologie der personages, tot haar essentieele lijnen verstrakt, niet mis zou zijn, groeit de diepere menschelijke kern niet uit boven het accident, omdat alle gevoelens, gemoedstoestanden en reacties door de luidruchtige woekering van zijn taal, spectaculaire verhoudingen aannemen. D.D. beschikt over een verbluffend debiet. Een vloed van adjectieven dreunt elke stemming, ieder beeld stuk vóór het den lezer heeft bereikt. Elke uiterlijke waarneming wordt daarenboven artificieel verzwaard door overdracht van gevoelens en bedoelingen op volkomen onbelangrijke, levenlooze dingen.
Ik heb vroeger terloops gewezen op D.D.'s filmaffiniteiten. Hij ziet met de oogen van een cameraman die op filmisch gevoelige wijze elke typeerende detailgedraging met zijn toestel, klimmend, dalend en zwenkend, volgt en vastlegt. Zijn observatie is zoo nauwkeurig en volledig, zoo onpersoonlijk, d.i. los van een centralen psychische toestand die kiest, uitschakelt en samenvoegt, aldus den gevoelstoon van een boek bepalend, dat haar onwaarschijnlijke overvloed den lezer vermoeit en afstoot. Zijn zintuiglijkheid is niet zooals bij een De Pillecyn in het atmosferische, bij een Thomas Mann in het vergeestelijkte, een rechtstreeksche functie der ziel. Zij blijft beperkt tot beschrijvingswoede met ongecontroleerd opvlagend lyrisme, zonder organischen samenhang met den gang van het verhaal of de psychologie der personages. Den Doolaard is een uitgesproken visueel type. Hij ziet voortdurend en al zijn personages zien even scherp als hij, zoodat zijn roman op de gedetailleerde beschrijving van een filmscenario gaat gelijken, doch van een onevenwichtige film dan, met een overlast van afmattende close-up's, en waarin de achtergrond door te scherpe contouren de aandacht afleidt van de personages, die op dit oogenblik de camera alléén diende naar vóór te halen. De close-up manie is niet de eenige tol die D.D. aan de filmtechniek betaalt. Andere overeenkomsten zijn, het opnemen der figuren onder wisselenden gezichthoek, de uitvoerige beschrijving der belichting, (hij speelt met lichtvlekken over zijn personages, of hij een schijnwerper hanteerde), en de plotse beeldverspringingen waar men een continuïteit in het gebeuren verwachtte, waardoor al wat in de tijdsruimte tusschen de twee opnamen is gebeurd te vermoeden wordt gegeven, - alle interessante technische procédés in een kunst wier aangewezen expressiemogelijkheid het beeld is, maar die niet tot de essentieele uitdrukkingsmiddelen der literatuur behooren. Ik weet niet of D.D. de heimelijke eerzucht koestert, eens met zijn werk de aandacht der filmproducers op zich te vestigen, maar dat zijn boek niet veel meer noodig heeft om een pasklaar scenario te worden, lijdt geen twijfel.
Den Doolaard is geen groot auteur, hij behoort zelfs niet tot de literatuur die dieper doordringt dan het netvlies der oogen. Hij is een hartstochtelijk trekker en fotograaf met lyrische verzoekingen, die in geromanceerde reportage-romans zijn reisverrukkingen en avonturen samenleest ten profijte van hen die bestendig in staat van geestelijke luiheid verkeeren. Voor wie met een stel actieve hersens is gestraft, zijn ze irritant vervelend. Of zooals Thomas | |
[pagina 87]
| |
Mann het heeft gezegd: ‘Levendige, geestelijk niet bindende tastbaarheid der vormgeving schept het vermaak der burgerlijke massa's, maar hartstochtelijk onbeperkte jeugd wordt slechts door het problematische geboeid’. Bert RANKE. |
|