Vormen. Jaargang 4
(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
Critisch cahierVerpoozing bij Leonhard HuizingaGa naar voetnoot(1)Indien Dirk Coster's romanwet: ‘dat er leven zij’, de juiste is, dan wacht den Noord-Nederlander Leonhard Huizinga een toekomst, die slechts literair zal zijn, als het hem gelukt ook de ondertonen van het leven te transponeeren. Zijn dynamisch schrijverstemperament loopt echter het gevaar, dat de filmistische projectie van het buitenissige levensgebeuren, de levenspotentie der personages beletten zal door te breken. De actie dreigt hier een negatief element te worden, daar ze een zweem van ‘verdemocratiseerde literatuur’ aan het werk geeft. Deze bedreiging is inherent aan de houding van den schrijver die, - schijnbaar geen interesse toonend voor den mensch ‘an sich’, en wars van elke psychologische uitrafeling, - als reactie van het individu op de omgeving, slechts het gebaar ziet. Wij gelooven bij Huizinga aan een opzettelijk negeeren van het drama in de ziel. Immers, enkele bladzijden van zijn voorlaatste werk ‘Het Vierde Geslacht’ getuigen, dat de introspectieve visie hem niet vreemd is. Eens het ontleedmes in de hand dissecteert hij met nonchalante vaardigheid. We meenen echter te begrijpen waarom hij in dit drukkend klimaat niet langer toefde. Zijn taal is te soepel, zijn fantasie te sprankelend, om een staag verschuiven van stemmingen en overwegingen te gedoogen. Indien hij niet kon bogen op een technische vaardigheid en niet over een degelijke vormbeheersching beschikte, dan zouden zijn creaties gemakkelijk de grenzen van het aanvaardbare doorbreken. Zijn compositorisch vermogen en zijn nimmer weifelende verhaaltrant, vermogen het echter, de mogelijke excessen zóó te verdoezelen, dat zij nimmer een dissonant zijn. Alhoewel Huizinga een rijk gamma van gaven bezit, is het hem toch niet gelukt zijn roman ‘Het Vierde Geslacht’ tot een werk te maken, dat ons de huivering der ware schepping schenkt. Wij voelen den onderstroom van verrukking of pijn niet, die magische kracht, die ons een moment der eeuwigheid suggereert. Is dit niet de wraak der Muze op hen die té gemakkelijk hun instrument hanteeren en die zich als Huizinga bepalen bij de lichte nuancen? De oorsprong van een kunstwerk is nooit aardsch. Voor den schepper is het steeds een ontwaken in den hemel of de hel. Daar vindt hij sublimatie van het aardsche. Elke ziel die daar geboren wordt moet klankbord worden voor die nieuwe werkelijkheid. Consequent eischt dit van den schrijver: volledige overgave en concentratie, een gestadig testen der gestalten die de poolaandriften - levenstragiek of levensverlangen - plastisch moeten maken. Spelen met een ziel doet men niet, het is een àl te duister ding. Een auteur, die actief aangelegd is, zal de analyse van een complex als een rem voelen op zijn scheppingsdrang. Zijn taal-élan wordt gebroken, contemplatie is voor hem een hiaat. Door een gebaar, een houding of een handeling zal hij trachten de ziel te suggereeren. Ook zóó bestaat er, indien de schrijver over een sterke evocatieve kracht beschikt, kans op literair resultaat. We vreezen echter voor de overvleugeling van het essentieele door het accidenteele. Bij Huizinga b.v. is de innerlijke spanning der figuren niet sterk genoeg om aan den geweldigen druk van het uiterlijk gebeuren te kunnen weerstaan. Dat leidt tot disharmonie: zijn personen worden miniem in een monumentaal décor. Want grootsch is het opzet van dit verhaal over de opkomst en den teleurgang | |
[pagina 80]
| |
der scheepsbouwersfamilie Broos, waarvan het vierde geslacht geen weerstand bieden kan aan den tijdskanker. Het pleit voor de ruime visie van den auteur, dat de cohesie in dit wijdsch evolueeren der vier generaties nimmer verbroken wordt. Hoe systematisch de kroniek van een geslacht ook moet opgebouwd worden, nergens is de natuurlijkheid van Huizinga bezweken. Behoedzaam heeft hij het schematische ontweken. Zijn zin voor het groteske uit zich sterk getemperd en werd met een zeer zachte humor doorweven van lichte levenstragiek. Doch men voelt het als een gemis: er blijft een leegte achter elke figuur, een onontgonnen gebied, waar nog veel waardevols verdoken ligt. We zien schaduwen schuiven in die diepte, maar kunnen ze niet onderscheiden. De karakters zijn niet gekneed, eigenlijk zijn er heelemaal geen karakters. De weergave der situaties en der onderlinge verhoudingen is essentieeler en kan in hoofdzaak gelden als de emotieve kracht van dit vluchtige, maar niettemin boeiende boek. De drang tot forceeren leeft weer op in het laatste werk van Huizinga: den verhalenbundel ‘O,’ zei ik ...’ Deze neiging schaadt hier niet. Het genre kan dit wel velen; het gaat immers om het avonturenrelaas van een reizend journalist. Het avontuur is een dier levensfacetten die in de Vlaamsche literatuur nog weinig verwoord werden. Hunkering naar het doorbreken van verre horizonnen, heimwee naar het exotisch narcoticum, zijn aandriften die reeds meer verklanking vonden in Noord-Nederland. Ongetwijfeld broeit ook in Huizinga zin voor het avonturlijke, doch waar anderen realiseerden door den drang tot beleven, daar primeert bij hem het verhaal over het beleefde. Zulks biedt meer mogelijkheden aan de vitaliteit van zijn taal en van zijn fantasie. Met ongekunstelde praatvaardigheid schraagt hij het verhaal op het acteeren der personages. De toonaard, luchtig en tintelend van ironie, charmeert reeds bij den aanhef. De meest spannende momenten worden doorspekt met een tikje galgenhumor en telkens blijkt hoe Huizinga ‘flair’ bezit voor het komischkarakteriseerend détail. Oorspronkelijk is het onveranderlijk-neutrale slot der verhalen, dat ons nochtans voldoende den gemoedstoestand van held of slachtoffer laat vermoeden. Met dit laatste werk belandt Huizinga weer in het klimaat van ‘De Gestroomlijnde Wereld’, zijn debuut. Ondanks het verschil in conceptie klinkt in beide werken een zelfde toonaard. Weer zijn de teekeningen zonder relief, maar snel en scherp van profiel. De waarneming blijft oppervlakkig maar critisch. Uit ‘O,’ zei ik’ kan men alle karakteristieken van de zeer goede ontspanningslectuur distilleeren. Niet alleen de liefhebbers van het anecdotische zullen geboeid deze vlotte, maar degelijk gestelde verhalen genieten. Aan de onweerstaanbare ‘schwung’, die Huizinga's talent kenmerkt, blijft niemand onverschillig. W. VAEREWIJCK. |
|