Vormen. Jaargang 4(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De geliefde van den dood! Een stoeiend kind heeft hem gevonden de armen nederhangend in een sloot, met open mond, bebloede wonden, de geliefde van den dood. Hij droomde vaak van goede dingen, zag de zon het koren warmen op het veld, maar niets dat den weemoed kon verdringen die hem besprong met stil geweld. Hij wist zijn weg door al de dorpen en ieder pad was hem bekend, hij zocht de zon en vond de menschen maar was hun taal ontwend. Hij zag de vrouw, een bloemenhof met rozen, de distels groeien in het gras, hij liet zich nog liefkozen maar geen een die de wond genas. Zijn handen waren mild en schoon zijn leden maar ongenaakbaar bleef zijn smart, wijl zijn lippen zonbeleden lag de pijn te branden in zijn hart. Hij dronk zich zat aan 't spel der driften, bezat de sletten naakt en grof, men zag hem 't kaf uit 't koren ziften maar hij koos het kaf en 't stof. Tot de eenzaamheid hem in zijn roes bezocht, hij schreide wàt en sloeg voor 't laatst 't gelaat dat als een wangedrocht de spiegel had weerkaatst. Hij doolde dagen lang en zocht de wouden waardoor de nachtegaal zijn zangen sloeg, leefde met de feeën en de bosschengoden maar had geen zon genoeg. [pagina 56] [p. 56] Geen eenzaamheid die hem bevredigd had, geen spel, geen drift die hem omvatten kon, geen god die hij aanbad, geen storm die hem verwon. Hij zag den schemer door de boomen schrijden wijl de beelden tuimelden door 't woud, hij wou van de hoogten glijden een donkre vlek in 't zinkend avondgoud. En voelde nog den weemoed groeien, wist de nachten nooit zoo wijd, hij zou als nacht der nachten bloeien in de eeuwigheid. Maar suisde door de bergen vlug en licht en plofte op de rotsen zwaar als lood. Hij droomde van een zongezicht maar werd de geliefde van den dood. Franz ZONNEBERG. Vorige Volgende