Poëzie
Daan Boens: Klaarten. Uitg. ‘Onze Tijd’, Brussel 1939, 109 blz., 25 fr.
Geen kwestie meer van het sterk lyrisch temperament, waarvan onze ouderen wel een en ander verwachtten, vooral na Boen's oorlogsverzen. De dichter verschijnt hier als een beminnelijk talent, dat zijn heil gevonden heeft in een levenswijs optimisme. Met verzorgd woord en sierlijk gebaar stelt hij het ons ten voorbeeld.
In een zoo barok als genereus inleidend stuk verklaart Johan Daisne hoe de jongeren Daan Boens zien. 1) Boens is dichter door de algemeene lijn die hij in leven en werk volgt en die de essentieele van alle kunst en poëzie is: uit het leven, naar het leven. 2) Die algemeene lijn wordt versterkt door deze bijkomende: dat Boens niet alleen wijsheid, fijne wijsheid, medebrengt, maar positieve, lebensbejahende. - Daar Boens het Sociale gansch den dag dient, is het - aldus Daisne - aanvaardbaar dat de dichter zijn speciaal domein naar de erotische lyriek verlegd heeft. Hierin legt hij ‘niet enkel zijn subtiele levenswijsheid, zijn schoon-geraffineerd levenstalent, hij legt er ook zijn soms verbluffend psychologisch doorzicht in, dat onder sierlijke gestalte ons bijna wetenschappelijk verrijkt’. - Wat de techniek betreft, 's dichters vorm vergelijkt men best met kleinoodiën, en precies met die, die zijn vrouwelijke behaagzucht, zijn vrouwelijk subtiel raffinement noodig hebben om terecht te komen. Boens staat, altijd volgens Daisne, als primus inter pares bij de nieuwe generatie, die veelal gansch opgaat in de lebensbejahende richting.
Na deze panegyriek, waarbij trouwens nog beschouwingen over het ‘wezen van de poëzie’ te pas komen, is de lectuur van den bundel eerder ontgoochelend. Even ontgoochelend b.v. als Boens' optimistische kreet: ‘o kies het vleesch’ of als deze vruchtbare overpeinzing: ‘Gedichten schrijven is een lust, die gaat met veel illusies henen’. Laten we aannemen dat Johan Daisne lichtelijk overdrijft in zijn karakteristiek van Boens en lichtelijk dwaalt, waar hij zichzelf voor de nieuwe generatie schijnt te houden. Een ‘representative man’ is Daan Boens inderdaad niet geworden, en Daisne heeft er nog al den tijd voor.
R.F. LISSENS.