Vormen. Jaargang 4(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Koraal der verdwaalde kruistochtkinderen De vleermuizen vliegen met vlerken van vuur en vuur zijn dë oogen der wakendë uilen. De nacht is een kelder vol spinnen van vuur. De beuken en berken zijn gloeiende zuilen. Want over uw hemel vloeit solfer en goud. Wij zwerven verloren langs laaiende vuren. Ach! Heer die uw muitende kinderen schouwt: wij zoeken vergeefs naar het stroo uwer schuren. Wij sliepen ons hoofd op de vaandels gespreid; wij sliepen ons vuist aan de touwen der trommen. Wij droomden Jeruzalem trouw en bevrijd wijl zingende kindren uw torens beklommen. Heer: toon ons uw schepen die liggen aan wal. Wij hooren het barsten der brandende baren. Heer: zadel uw bloedpaard dat steigert op stal en rijdt aan het hoofd uwer dolende scharen. Wij willen uw strand en uw wateren zien. Wij willen uw schepen met schuiflende zeilen. Wij willen uw krib en uw graftombe zien. Vrees niet dat uw koortsige kinderen ijlen. Wij willen Jeruzalem rood door ons zwaard. Wij dragen de fakkels op stap in uw stoeten. Heer: rijd ons vooraf op uw schuimende paard. Uw kinderen volgen met bloedende voeten. Wij zoeken uw oogen of 't vuur van uw baard. Wij dolen door wouden met vonkende struiken. Wij staan om de vlam uwer bronnen geschaard. Heer: stort op ons hoofden den wijn uwer kruiken. Heer: zie uit ons haren vloeit bloed en vloeit zweet. Ach! Heer wil uw muitende kinderen sparen. Heer! Heer haak ons vast aan den zoom van uw kleed en stort ons als vuur op de burcht der barbaren. April 1939. B. PELEMAN. Vorige Volgende