Vormen. Jaargang 4(1939-1940)– [tijdschrift] Vormen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] Verleiding Hij mat haar met zijn oogen, waaraan den weemoed gezonken was en zijne lippen bogen, over 't rozig bloed, dat aan hare wangen klom. Zijne handen hebben hare borsten, welig dons, niet eens beroerd, toch hebben wilde dorsten, haar vreemd ontroerd, als haar hart in 't lichten glom. Hij zag haar schoonheid, tot zijn denken komen en wist nooit zoo wijd, de droefenis der dromen en de belofte van de vrouw. Zij droeg den weemoed aan zijn mond en hare kussen leeken bloemenbotten zacht en rond, waaruit de tranen leken, om den onbegrepen rouw. Hij, wat bloed en droomen, zij, een milden leest, voelden de verleiding komen en leden elk het meest, om het vuur dat blaakt. De pijn ligt niet in het begeren, maar in begeerd te zijn. De vreugde is het stille weren van den val, den wijn, die dronken maakt. [pagina 3] [p. 3] Maar de verleiding blijft, in de jonge korenaren en tot 't gele rijpen drijft, dat geen stormen kan bedaren, omdat het leven openbloeit. 't Geluk ligt niet in de zonde, maar in 't scharlaken kleuren van de pijn tot wonde, waarover late rozen geuren en den droom ontvloeit. Franz ZONNEBERG. Vorige Volgende