F. Dekker: Voortrekkers van Oud-Nederland. - Uit Nederland's Geschiedenis buiten de grenzen. L.J.C. Boucher, Den Haag.
Bij de beoordeeling van dit boek past slechts een woord: hier werd prachtig werk geleverd! Nederlandsch kultuurwerk!
Wat Nederlanders - uit Noord en Zuid - elders hebben opgebouwd, wordt hier verhaald tot versterking van ons nationaal waardigheidsgevoel!
Geen plaats op deze wereld, die niet het werk van Nederlandsch volk heeft gekend, en aan dit werk niet voor een deel eigen bestaan en vooruitgang dankt.
Intusschen moet het herhaald dat het laatste woord over deze ‘Voortrekkers’ nog niet is gezegd, en dat bv. over het zeer verdienstelijke werk van de Nederlandsche uitwijkelingen nog veel materiaal kan - en moet - worden bijeengebracht.
Dekker vangt zijn zeer lijvige, en overigens zeer volledige studie aan met de Nederlandsche nederzettingen in Duitschland in de 12e en 13e eeuw: Nederlanders worden gevraagd waar woest, onvruchtbaar land moet worden bewerkt, moerassen drooggelegd, land ingedijkt: de ‘fläming’ -naam komt herhaaldelijk voor, de Vlaamsche hoeve is een maat die vooral in Noord-Duitschland niet onbekend is (alhoewel het woord ‘fläming’ ook voor estuarium blijkt gebruikt te zijn).
In tal van Duitsche steden en dorpen blijft de herinnering, de traditie over middeleeuwsche inwijking uit de Nederlanden bestaan. Niet alleen in Duitschland: tot in Polen, tot in Roemenië zouden Nederlanders zich gevestigd hebben als kundige ontginners van het land.
Doch niet alleen als landontginners hebben de uitgetrokken Nederlanders zich doen gelden. Van de 15e eeuw af zijn het de verspreiders van de zegevierende Nederlandsche kunsttraditie: waar men zich in het Duitsche land of in het Oostzee-gebied ook wendt, overal ontwaart men de teekenen van die krachtige bedrijvigheid.
In Sleeswijk, in Oldenburg, in Dantzig en aan den Nederrijn zijn de Nederlanders bouwmeesters, beeldhouwers, kunstschilders... Scheppers overal! De kerken in deze gebieden getuigen van de vaardigheid onzer Nederlandsche kunstenaars!
Stellig, de ekonomische betrekkingen hebben er het hunne toe bijgedragen om die verspreiding van Nederlandsche invloeden in de hand te werken. Vooral in de Oostzeehavens is het inwijken van Nederlanders zeer groot geweest: het bouwplan van Dantzig spreekt even duidelijk als de registers van de Sont tollen!
Nederlandsche bouwmeesters zijn het ook die op het einde van de 17e eeuw in Zweden aan het werk gaan en betrokken zijn bij den opbouw van de vorstelijke paleizen, terwijl de Mechelsche familie Van den Block tal van officieele en private gebouwen in het Oostzeegebied oprichtte.
Nederlandsche geleerden, Heinsius, Vossens, de kerkhistorikus, e.a. worden naar Zweden beroepen, terwijl een Mercator in het Rijnland doceert! De Geer, een Luiksch uitwijkeling, wordt de bezielende stichter van de Zweedsche ijzer en wapenindustrie, tevens de geeerde maeceen, terwijl een andere Zuid-Nederlander, Usselincx de ontwikkeling van de Zweedsche scheepvaart wilde bevorderen; en de Moucherons, een Zuid-Nederlandsche familie, de handelsbetrekkingen tot